woensdag 13 juli 2016

Reformatiebijbel

De trend om thema- en/of doelgroepbijbels uit te geven krijgt ook in Nederland steeds meer voet aan de grond. Zo is er nu ook een heuse Reformatiebijbel te koop. In deze bijbel maakt de lezer (nader) kennis met het theologische gedachtegoed van de reformatoren en de geschiedenis van de Bijbel ten tijde van de Reformatie in Nederland.

Reden van uitgave
De Reformatiebijbel, gepubliceerd door Royal Jongbloed uit Heerenveen, springt meteen in het oog door haar paarse kaft. Op de voorkant staat een grote ‘R’ afgebeeld met daarin de tekst: ‘Reformatiebijbel’. De uitgever verdient een groot compliment voor wat betreft de afwerking van de bijbel! Het boek voelt solide en prettig aan. Het prettige leesbare lettertype kennen we van de Herziene Statenvertalingbijbel die bij dezelfde uitgever vandaan komt.

Voorin het boekwerk staat een woord vooraf van de hoofdredacteur prof. dr. W.H.Th. Moehn. Hierin legt hij uit waarom deze Reformatiebijbel is gedrukt en hoe deze is te gebruiken. De reden om te komen tot deze uitgave is tweeledig.

Ten eerste is deze Reformatiebijbel gedrukt ter ere van het zogenaamde ‘Bijbeljaar’. Dit Bijbeljaar vond plaats in 2016 en is in het leven geroepen door het platform Refo500.Dit in verband met het 500-jarig jubileum van de Erasmusbijbel, die uitkwam in 1516. 

Ten tweede is deze Reformatiebijbel gedrukt in opmars naar het jaar 2017 waar wereldwijd het 500-jarig jubileum van de Reformatie herdacht zal worden. In 2017 is het namelijk 500 jaar geleden dat Maarten Luther zijn 95 stellingen aan de deur van de slotkapel in Wittenberg sloeg. 

Opzet
Dat de Reformatiebijbel om deze twee redenen is gedrukt komt ook duidelijk naar voren in de opzet van de bijbel. De Reformatiebijbel maakt gebruik van de Herziene Statenvertaling (HSV). Op een twintigtal plaatsen wordt de lopende bijbeltekst onderbroken door een klein katern met daarin telkens de volgende onderwerpen: 1. De geschiedenis van de Bijbel in Nederland ten tijde van de Reformatie, 2. Een theologische bezinning over hoe de reformatoren de bijbel lazen, 3. Een kort fragment uit een preek, meditatie of commentaar van een reformator. Op deze manier wordt zowel het Bijbeljaar als de aanstaande herdenking van de Reformatie recht gedaan.

Hieronder staat een voorbeeld van een fragment van een integrale tekst van een reformator die in de Reformatiebijbel is opgenomen (voor blz. 1239). Het betreft een fragment van Pierre Virit over het ware gebruik van de begroeting van Maria door de engel, naar aanleiding van Lukas 1:28 (1562).

‘Wanneer wij het geloof van de maagd in ogenschouw nemen en daarbij gevoegd haar nederigheid en naastenliefde, zoals zij hier door Lukas wordt afgeschilderd, en wij door deze overdenking ertoe gebracht worden om haar na te volgen en aangespoord te worden om God te loven en te danken, tot Hem te bidden en Hem aan te roepen, zou dat voor ons heel nuttig zijn en voor God zeer aangenaam. Als wij zo de gehele geschiedenis overdenken, begrijpen we gemakkelijk dat Lukas niet zonder reden schilder is geweest en het portret van deze heilige maagd heeft afgebeeld. Want daarin laat hij zien dat hij een echte schilder is, door niet haar uiterlijke gestalte, maar haar ziel af te beelden en ons te tonen met welke deugden zij versierd en begiftigd is.’

Zoals reeds vermeld, staat voor de teksten van de reformatoren telkens een theologische bezinning over hoe de reformatoren de bijbel lazen. Als website Klassieketheologie.nl zijn wij vooral over deze bijdragen te spreken! Onder andere dr. S. Hiebsch, dr. J. Hoek, dr. A.A. den Hollander, dr. W. Verboom en dr. M. Klaassen leverden waardevolle bijdragen aan. Hieronder een fragment van de bijdrage van dr. M. Klaassen over Gezag en heiligheid (na blz. 470). 

‘De Schrift is heilig: a) omdat God heilig is, b) omdat ze door ‘heilige mannen Gods’ geschreven is, c) omdat de inhoud – Gods wil – heilig is en d) omdat ze ons tot een heilig leven wil leiden. ‘Heilig’ drukt ook uit dat de Schrift van een geheel andere aard is dan alle andere geschriften. Die zijn van menselijke oorsprong, maar de Schrift is van goddelijke oorsprong. Deze goddelijke oorsprong onderscheidt het christelijke geloof van alle andere religies, aldus Calvijn. De wet en de profeten zijn ‘gedicteerd door de Heilige Geest’ (Calvijn, Commentaar op 2 Timotheüs 3:16). Het is ‘het boek, door God de Heilige Geest, aan de kerk gegeven’ (Luther). Luther, die zich soms kritisch heeft uitgelaten over bepaalde bijbelgedeelten omdat ze naar zijn mening niet genoeg van Christus bevatten, er is evenwel van overtuigd dat we ‘(…) een tittel en letter van de Bijbel groter moeten achten dan de hele wereld’. Hoewel de Schrift door mensen is geschreven, is toch God de eigenlijke Auteur van de Schrift. Ze komt uit de hemel tot ons ‘alsof Gods eigen stem daarin vernomen wordt’ (Calvijn, Institutie 1.7.1).’

De hierboven genoemde katernen zijn op kwalitatief hoogstaand en kleurrijk papier gedrukt. Ook staan er prachtige en nuttige illustraties in afgebeeld. Dit nodigt uit om de, soms pittige, bijdragen te lezen. Toch had de uitgever er beter aan gedaan om deze katernen tussen de verschillende bijbelboeken in te plaatsen in plaats van in de lopende tekst. Nu komt het bijvoorbeeld voor dat bijbelverzen letterlijk in tweeën worden geknipt. Bijvoorbeeld in het geval van Exodus 7:19. Daar staat: ‘Toen zei de HEERE tegen Mozes: Zeg tegen Aäron: Neem je staf en strek je hand uit over de wateren van Egypte. Strek hem uit over hun stromen, over hun rivieren, over hun waterpoelen en over hun hele watervoorraad, zodat zij bloed worden. Er zal bloed zijn in heel [KATERN, red.] het land Egypte, zelfs in de houten en stenen vaten.’ Dit is zeer storend en de uitgever doet er goed aan om bij een volgende druk deze katernen tussen de Bijbelboeken te plaatsen. 

Per bijbelboek is er een kort fragment, van ongeveer een half A4, van een van de reformator aan de katernen toegevoegd. Deze korte stukjes zijn bedoeld als een soort inleiding op het desbetreffende bijbelboek. Het valt te prijzen dat naast de meer bekende namen zoals Luther, Bucer, Melanchton, Calvijn, enzovoort, ook minder bekende reformatoren aan het woord komen zoals Hyperius, Lefèvre d’Etaples en Hemmingsen. In de twintigste en laatste katern is een handig namenregister opgenomen waarin kort vermeld staat wie de desbetreffende reformator was, wanneer hij leefde en wat hij voor de kerk betekend heeft.

Maar hoe handig en interessant deze integrale teksten van de reformatoren ook zijn, ook hier weer een punt van kritiek op de plaatsing. De inleidingen zijn, vreemd genoeg, gebundeld per drie á vier bijbelboeken en staan dus niet aan het begin van het desbetreffende bijbelboek wat in een studiebijbel vaak wel het geval is. Zo moet iemand die wil beginnen aan het bijbelboek Galaten terugbladeren naar Hosea 12 waar een fragment van Luther staat wat als inleiding dient op het boek Galaten. Verder is het jammer dat de kaarten achterin de Reformatiebijbel in zwart-wit zijn afgedrukt. Dit vormt een dissonant op de verder zeer mooi vormgegeven bijbel. 

Wat weer een compliment verdient, is de inhoudsopgave achterin. Hier staat per katern aangegeven wat erin staat en wie eraan meegewerkt hebben. Bijvoorbeeld katern 10: -Bijbeluitgevers en boekcensuur in de zestiende eeuw, dr. A.A. den Holllander, -Israël en de kerk, dr. W. Verboom, -Obadja, Jona, Micha. Dat deze Reformatiebijbel letterlijk bij de tijd is blijkt wel uit het feit dat op de website www.royaljongbloed.nl/reformatiebijbel voor de geïnteresseerde onder andere twee artikelen van dr. A.A. den Hollander, meer gespecificeerde literatuurverwijzingen en de lezing over het nut van deze Reformatiebijbel van prof. dr. Moehn, gratis zijn te downloaden. Dit vormt een waardevolle toevoeging!

Samenvattend kunnen we stellen de opstellers van deze Reformatiebijbel geslaagd zijn in hun intentie om zowel het Bijbeljaar als de aanstaande Reformatie voor het voetlicht te brengen. Op de vreemde plaatsing van de katernen na is deze themabijbel absoluut een aanrader voor hen die meer willen weten over het belang van de Bijbel ten tijde van de Reformatie (en nu!) en voor hen die op een laagdrempelige wijze kennis willen maken met de theologie en geschriften van de reformatoren. Wel is het voor de mogelijke koper goed om te beseffen dat deze bijbel niet te vergelijken is met The Reformation Bible, die is uitgegeven over leiding van R.C. Sproul (Ligonier Ministries). In deze themabijbel wordt niet alleen per bijbelboek, maar ook per vers een uitleg gegeven. Wie opzoek is naar een bijbel die de tekst per vers uitlegt, doet er beter aan om de HSV-studiebijbel aan te schaffen. Hier ontbreekt dan wel weer de korte fragmenten van de verschillende reformatoren, maar is de uitleg wel in de ‘geest van de Reformatie’.

Reformatiebijbel, Uitgeverij Royal Jongbloed: Heerenveen (2016). 2.000 blz. €59,50.

vrijdag 15 april 2016

K.H. Miskotte. Mystiek en bevinding. Verzameld werk 14

Het dacht de redactie van het Verzameld Werk van K.H. Miskotte (1894-1976) goed om een apart deel uit te geven onder de titel mystiek en bevinding. Dat eerste woord bevreemdt enigszins. Mystiek heeft de klank van contemplatie. Het individu dat de wereld ontvlucht in het diepst van zijn ziel. Dan liever bevinding. Dat oerhollandse, robuuste woord.

In zijn Bijbels ABC spreekt Miskotte over de Naam die zich in deze wereld van deze wereld onderscheidt. Kort en bondig brengt Miskotte in deze uitspraak zijn theologie onder woorden. Zijn spiritualiteit zou ook op deze noemer gebracht kunnen worden. De gelovige onderscheidt zich in deze wereld van deze wereld. Het maakt duidelijk dat bevinding voor Miskotte geen plus was. Iets dat er ook nog bij kan komen. Over het geheel van diens theologie ligt een bevindelijke gloed. Geen vroomheid los van het alledaagse bestaan. Het is veeleer omgekeerd. Juist in het alledaagse leven wordt de gelovige Gods bemoeienis met hem gewaar.

Ethische theologie
Vanuit het ouderlijk huis onderging Miskotte een tweeërlei invloed. Allereerst was daar de ethische theologie, zoals die werd voorgestaan door D. Chantepie de la Saussaye (1818-1874) en J.H. Gunning jr. (1829-1905). Christus voor en in de mens gekruisigd, bepaalden hun vroomheid. Miskotte onderging, zoals velen van zijn generatie, hun invloed. Met name in zijn vroege periode, de periode dat Miskotte predikant was in Kortgene, klinkt de stem van de ethische theologie door. Boeiend is de serie ‘Zienlijk en onzienlijk’. Een serie artikelen in het Gemeenteblaadje waarin op een vrij rationele wijze wordt gesproken over God en het bestaan van God. Vanuit de werkelijkheid, wellicht zou gezegd kunnen worden; vanuit de fenomenen, denkt Miskotte tot het wezen van God. Zoals de kus een uiting is van liefde, zo is de wereld een uiting van Gods openbaring. Daarom is het niet zo vreemd dat God onzienlijk is. „Integendeel, zou hij zichtbaar zijn, dan zou hij zelf een ding zijn, een uiting, een openbaring en geen wezen.” (53) Miskotte komt tot een soort godsbewijs dat welhaast Kantiaans aandoet, al is de categorie van de zonde doorslaggevend in het kennen van de onzienlijke God. Cruciaal in dezen is de vraag: wie krijgt zekerheid aangaande God? Een tweeërlei antwoord wordt hierop gegeven: wie heiligheid zoekt en meer nog: wie in dat zoeken vastliep. In het zoeken naar heiligheid is het geestelijk-zedelijk besef van doorslaggevend belang: „De eis van de in ons geschreven wet. […] Wie heiligheid zoekt kan niet ontkomen aan de idee: God. Deze alleen geeft het leven blijvende waarde, evenwicht en richting.” (58) In zoeken naar heiligheid vindt men God. Wie echter vastloopt vindt Hem beter, namelijk in zijn vergevende liefde voor mensen.

De tweede invloed die Miskotte onderging, was die van H.F. Kohlbrugge (1801-1875). Blijvend door hem geboeid had Miskotte zelfs het plan om op de heiligingsleer van deze negentiende-eeuwse prediker te promoveren. Het werd uiteindelijk een dissertatie over het wezen van de Joodse religie. Kohlbrugge bleef echter niet onbesproken, want de thematiek van Miskottes proefschrift raakte aan Kohlbrugges opvattingen aangaande de heiliging. Zij het diametraal tegenovergesteld. Verkiezing versus correlatie. Heiliging versus ethiek. In Miskottes vroomheid is de stem van Kohlbrugge blijvend aanwezig. Niet altijd even gearticuleerd. Veeleer klinkt deze stem door in zijn gehele spreken over de omgang tussen God en mens. Het absolute genadekarakter van Gods openbaring in Jezus Christus staat bij Miskotte voorop. Men kiest  niet voor God, maar wordt verkoren. Er is heel wat voor nodig om de mens in te laten zien wie hij is. Miskotte: „Wij willen van nature niet van God weten en Hij moet ons overweldigen, door de Heilige Geest, dat wij zeggen, zo zijn wij!” (371) Kohlbrugges spiritualiteit kan gevat worden in het nochtans van het geloof. Al valt het woord niet dikwijls in Miskottes teksten, toch wordt ook zijn spiritualiteit gekenmerkt door de paradox.  Dat is wat Miskotte in zijn De enkeling en zijn strijd noemt; de zin van de bevinding. Het gaat daarin niet om „[…] mystieke ervaringen, religieuze experimenten, dalingen en heffingen van het zelfbewustzijn ten opzicht van een buitenwereld die niet meespreekt, die nauwelijks bestaan zou.” (320) Het gaat ook niet om mystiek en bevinding als de grond waarop het geloof gefundeerd zou kunnen worden. Het gaat om de bijzonder tastbare toepassing van Gods apriori. Miskotte: „Midden in de strijd, plotseling was er een veiligheid boven alle maten van de dagelijkse ervaring  te ervaren. En die veiligheid is in wezen niet anders dan de actualiteit van het apriori: de Heer is mijn licht en mijn bevrijding, de Heer is mijn vesting, waarom zou ik beven in de strijd waarin ik gewikkeld ben om Zijnentwil?” (320-321) Alles spreekt de gelovige tegen. Het kan zelfs schijnen dat God hem verworpen heeft. Dan verlaat de mens zich niet meer op de geproefde en genoten genade, maar op de genade die is. Dan pas wordt God liefgehad om Wie Hij is.  (Vgl. ‘Verborgen Omgang’, p. 83)

Verborgen omgang
Wat deze strijd om Zijnentwil behelst, wordt duidelijk in dat kleine, maar grootse geschrift Verborgen Omgang. Daar wordt duidelijk waarom de mens vraagt, zoekt, lijdt en strijdt. Immers zou God niet bestaan, dan zou de mens zich allang geschikt hebben in deze werkelijkheid. Hij zou zich hebben neergelegd en al zijn vragen, lijden en strijden achterwegen hebben gelaten. De gedachte dat God bemoeienis wil hebben met onze werkelijkheid. Dat deze werkelijkheid er überhaupt is en dat deze werkelijkheid ten diepste Gods werkelijkheid is, brengt de mens tot geestdrift en vervoering. Anderzijds brengt het de mens tot onrust. Gods verborgenheid en nabijheid. Dat is de strijd die in de verborgen omgang wordt gestreden. Door Miskotte schitterend verwoord: „Waarom zijn wij wanhopig? Omdat wij de hoop niet kunnen laten varen! Waarom voelen wij ons zo ver van God! Omdat Hij ons zo verschrikkelijk nabij is! Waarom is ons hart één vraag? Omdat God is het ene antwoord, dat wij vermoeden! Waarom zijn wij zondaren? Omdat Gods heiligheid ons aan de ziel brandt! Waarom zijn wij vol verlangens? Omdat de Minnaar ons wekt met de zwervende stem vlak langs ons wezen! Waarom zoeken wij? Omdat wij gevonden worden!” (62-63)

De mens zoekt, omdat hij gevonden wordt. Kent de mens God? Of moet veeleer gezegd worden dat de mens door God wordt gekend? De verhouding tussen het gelovend subject en het object waarnaar de mens zich richt is spanningsvol in Miskottes mystiek. Hoe verhoudt zich de mens tot de genadige God? Voor Miskotte is het duidelijk dat de verborgen omgang is. Dat wil zeggen deze geschiedt aan de mens. Gods genade is genoeg. Miskotte: „weet nu, eens vooral, dat je het niet hoeft te weten, voel nu, eens en voorgoed, dat je het niet hoeft te voelen en dat Het er tóch is, de goddelijke tegenwoordigheid en dat Zijn trouw en Zijn erbarmen zo eeuwig is als Zijn wezen.” (65) Het is als lentezaad in bevroren bodem. Niet de geproefde en de genoten genade, nee de genade die is. Genade die nooit bezit kan zijn, omdat God Gód is. Buitengewoon boeiend is de vraag naar het waarom van deze objectivering van het heil. Wederom komt de theologie van H.F. Kohlbrugge boven. Zijn verzet tegen het piëtisme en haar gevoeligheden. Tevens moet in dezen de theologie van Karl Barth (1886-1968) genoemd worden. In hun verzet geleken zij op elkaar. Toch zijn hun motieven niet identiek. Was het Kohlbrugge die de tobbende mens zekerheid wilde bieden in het objectieve heil in Christus. „Ik ben op Golgotha bekeerd” , is een gevleugeld woord van Kohlbrugge. Barth was het veeleer te doen om de theologische positie van de mens. God God te laten zijn en de mens mens. Is de mens wel in staat om te geloven? Gaat het in het geloof, aldus Miskotte, niet ten diepste om het onbegrepen heilsgeheim dat de mens heeft gegrepen en van alle zijden heeft omringt?

Noblesse olbige
Toch leidt deze objectivering niet tot passiviteit. Allereerst is er het beamen van het wonder dat het mens met en naast God bestaat. Dan kan de mens niet louter object zijn, maar dan wordt de mens mee subject van de geschiedenis. Het is God die de wereld mede door het gebed van zijn kinderen regeert, aldus J.H. Gunning door Miskotte geciteerd in zijn De weg van het gebed. Het gaat om de principiële aanspreekbaarheid van God. Terecht werd daarom Spinoza uit de synagoge gebannen, zoals Miskotte opmerkt in diens Bijbels ABC. In het gebed draagt de mens het leven op tot voor Gods aangezicht. Het leven wordt daar aangezegd en voorgelegd. Wat geenszins de mens geheel en al maakt tot recipiënt. Het gaat om woorden en handelingen beiden. Zoals het ‘Onze Vader’ vol heimelijk verzet is, zo wordt ook de gelovige opgeroepen tot non-conformisme. De paraenese beamen dat men in Israël is ingelijfd. Weg van het heidense noodlot. Geen hopeloos staren op het ‘onveranderlijke’ op de op- en ondergang van de dingen. De dankbaarheid voor deze wending in het leven, brengt de gelovige tot de daad. In De liturgie des levens spreekt Miskotte over adeldom dat verplicht. Een gedachte die overigens sterk doet denken aan J.H. Gunnings’ Noblesse Oblige. De Zwitserse heeft de ethische theologie niet geheel verbannen. Miskotte beoogt echter geen activisme. Maar leven naar de stand waarin de heiden-christen is verheven, namelijk in Israël ingelijfd. De goddelijke beweging die de mens omvat en meeneemt op weg naar het komende Godsrijk. Dat is de grote troost die de gelovige in deze wereld onderscheidt van deze soms onzinnige en onverbeterlijke wereld: in het gebed gewaar worden dat God voorop gaat en dat Hij aan de kant van de gelovige strijdt.

K.H. Miskotte, Mystiek en bevinding. Verzameld werk 14. Kok: Utrecht (2015). 448 blz. € 29,90.

zaterdag 12 december 2015

Wim Dekker, Tegendraads en bij de tijd. Verder in het spoor van Bonhoeffer.

Emeritus-predikant dr. W. Dekker neemt de moderne mens, religieus of niet, uiterst serieus. Zo serieus dat hij de mens onder kritiek stelt. Dit geldt tevens voor de kerk in de eenentwintigste eeuw. Dekker stelt vragen en wijst richtingen. Tegendraads en bij de tijd. Hoogst actueel en een tikkeltje recalcitrant. Boeiend en prikkelend als altijd.

Als student raakte Dekker geboeid door de bekende theoloog Dietrich Bonhoeffer (1906-1945). Een theoloog die met name bekend werd door zijn levensloop en het ultieme offer dat hij bracht in zijn verzet tegen het nazi-regiem. Heden ten dage zou gesproken kunnen worden van Bonhoeffer-revival. In korte tijd verschenen twee biografieën, worden tal van lezingen over de persoon en het werk van deze Duitse theoloog gehouden en wordt in de media veel aandacht aan hem besteed. Zoals gezegd is de liefde van Dekker voor Bonhoeffer niet van gisteren. Ruim veertig jaar na de eerste kennismaking neemt hij zelf de pen op om over deze grootse theoloog te schrijven. Dekker wil uitdelen van wat hij de afgelopen jaren heeft ontvangen bij het lezen van Bonhoeffers geschriften. Dat de schrijver dicht bij Bonhoeffer wil blijven, wordt duidelijk uit de citaten die aan ieder hoofdstuk vooraf gaan. Bonhoeffer vormt het uitgangspunt; om vervolgens lijnen te trekken naar de huidige context van geloven en kerk-zijn.

Kant en Schleiermacher
Evenals Bonhoeffer neemt Dekker de moderne mens serieus in zijn worsteling met God en het geloof in deze God. Daarbij wordt kritiek niet geschuwd. Bij Bonhoeffer vormde de verlichting en de romantiek het front waartegen gestreden moest worden. Opvallend genoeg uit ook Dekker scherpe kritiek op hen die ten diepste –bewust of onbewust– deze denktrend voortzetten. Bonhoeffers theologie moet, zo wordt terecht door Dekker betoogd, worden gelezen tegen de achtergrond van het denken van I. Kant (1724-1804) en F.D.E. Schleiermacher (1768-1834). Immanuël Kant en het geweten, waardoor de mens tot het weten over God komt. Friedrich Schleiermacher en zijn schlechthinniges Abhängigkeitsgefühl. Geloven wordt door Schleiermacher in verband gebracht met het innerlijk van de mens. In het gemoedsleven van de mens is een restloos gevoel van afhankelijkheid aanwezig. Tegen deze denkers verzette Bonhoeffer zich. Heel terecht wijst Dekker op de doorwerking van Kant en Schleiermacher. Niet in het minst is dit denken te vinden binnen de zogenaamde gereformeerde gezindte waar het gevoelsleven, bevinding genoemd, en het vertrouwen op dit gevoel zeer sterk is. Tevens wordt binnen bevindelijk gereformeerde kring het gelovend subject een dermate grote rol toebedeeld dat dit dikwijls ten koste gaat van de objectiviteit van het heil. De evangelische theologie is hier overigens ook niet van gevrijwaard.  
Een buitengewoon treffend onderscheid wordt in dezen door Dekker gemaakt in het eerste hoofdstuk over ‘de gemeente als gemeenschap van Christus’. In Leven met elkander schreef Bonhoeffer over de christelijke broederschap die geen ideaal, maar goddelijke werkelijkheid is. En over de gemeente als geestelijke en niet als psychische werkelijkheid. Die laatste opmerking heeft Dekker getroffen.  De gemeente is ten principale een pneumatologische categorie. Heel gemakkelijk wordt de koinoonia (de gemeenschap van Christus) en wat wij gemeenschap noemen met elkaar verward. Het pneumatische komt voort uit de Geest die de gemeente sticht en onderhoudt. Het psychische is onze eigen belevings- en gevoelswereld. Voor de ecclesiologie mag echter alleen de eerste categorie doorslaggevend zijn; we leven immers in een gebroken werkelijkheid. Alle redenen om romantisch te doen over de gemeente en de kerk worden ons uit handen geslagen. Door geen realiteitszin gehinderd wordt daarentegen dikwijls verheerlijkend over de eigen gemeente gesproken. De gelovige spreekt over zijn gemeente waar hij zich zo thuis voelt. Wanneer het tegendeel werkelijkheid wordt, wanneer men het niet meer kan vinden in de eigen gemeente, wordt omgezien naar een andere gemeente waar wel op bepaalde behoeften wordt ingespeeld. Dekker betoogt daarentegen dat de gemeente een gave van God is. Deze gedachte moet kerkmensen en predikanten ervan weerhouden om te klagen over de gemeente. Ten opzichte van elkaar, maar zeker ten opzichte van God. Bonhoeffer zegt daarover: „Wij treden de gemeenschap niet binnen als mensen die iets te eisen hebben, maar als dankbare en ontvangende mensen.’ (16) Uit dit kerkbegrip spreekt objectiviteit. De kerk en ook de gemeente is een van God gegeven werkelijkheid.

Barth
De objectiviteit waarmee over de kerk wordt gesproken, is kenmerkend voor het geheel van Bonhoeffers theologie. Het was een logische reactie op het burgerlijke christendom van zijn dagen met haar religieuze vooronderstellingen. Eenzelfde strijd die Karl Barth (1886-1968) streed tegen de liberale theologie van zijn dagen. Voor hen beiden gold niet de religieuze mens als vertrekpunt, maar God die zich in Christus openbaart. In de beroemde religieparagraaf uit zijn Kirchliche Dogmatik fulmineert Barth tegen religie als ongeloof. Bonhoeffer neemt ook zijn vertrekpunt in Christus als de openbaring van God, maar verdisconteerd daarbij wel het menselijk subject. Terecht wordt dit onderscheid door Dekker aangebracht tussen wellicht de twee grootste theologen van de twintigste eeuw. Barth roept de mens op voor wáár te houden dat hij is gered. Bij de theologie van de  Zwitser valt te denken aan een prachtige gotische kathedraal. Alles trekt de bezoeker omhoog. Alles richt hem op God. De pilaren, de gewelven, de ramen, maar een deur om de kathedraal te betreden wordt node gemist. Bonhoeffer zelf spreekt over ‘openbaringspositivisme’ bij Barth. „Hij kwam tot een openbaringspositivisme dat in wezen ten slotte niet meer is dan een restauratie” (126), aldus Bonhoeffer. Dekker stelt hiertegenover dat Bonhoeffer zelf oog houdt voor de worsteling en de vertwijfeling van de moderne mens. Dekker: „Bonhoeffers spreken over geloof vind ik daarentegen veel meer gericht op communicatie.” (127)

Bonhoeffer wil van christen tot tijdgenoot worden van de moderne mens. Het is hem te doen om de confrontatie van de mens met Christus. Voor de kerkmens vangt deze confrontatie aan met de doop. De doop moet gezien worden als een uitbeelding van de nieuwe werkelijkheid van de mens in Christus. Door Dekker wordt opgemerkt dat de doop voor Bonhoeffer ernst was. Zozeer dat hij nauw aan dit sacrament de navolging van Christus verbond. De gelovige wordt in het concrete lichaam van Christus ingelijfd en geroepen tot een nieuwe gehoorzaamheid. Het is Dekker in de doop te doen om de presentia realis: „De Opgestane is de Levende, die ons voorgaat.” (88) De presentia realis wordt door Dekker ook benadrukt in het Heilig Avondmaal. Zijn aanwezigheid wordt gevierd in Woord en sacrament. Daarvan leeft de gemeente. Terecht, al valt er onderscheid te maken tussen verschillende vormen van aanwezigheid. Enerzijds is het terecht dat Dekker in navolging van Bonhoeffer de nadruk legt op het feit dat Christus niet de Christus van het verleden, maar ook van het heden en de toekomst is. Anderzijds wordt het werk van de Heilige Geest in de woordbediening en de sacramenten te weinig belicht. Met name Calvijn heeft hiervoor gepleit. In het klassieke doop- en avondmaalformulier wordt deze lijn voortgezet. Het is de Geest die de dopeling schenkt hetgeen hij in Christus heeft en het is diezelfde Geest die de gelovige deel doet hebben aan de tegenwoordigheid van Christus in het avondmaal; sursum corda! Deze pneumatologische inslag is kenmerkend voor de reformatorische ecclesiologie en sacramentsleer. Enerzijds zet dit de dingen onder hoogspanning. Anderzijds geeft het een geweldige ontspannenheid.
Niet dat Bonhoeffer niet geworsteld heeft met de sacramenten. Dekker merkt op dat hij zicht juist verzette tegen een goedkoop gebruik van de doop, zoals hij zich ook verzette tegen de goedkope genade. Wellicht terecht, omdat het begrip genade gedevalueerd was. Behartenswaardig is Dekkers opmerking dat de doop niet verricht moet worden vanuit een ‘oergevoel’, klassiek geformuleerd; uit gewoonte of bijgeloof, maar met diepe ernst en vreugde. De oplossing die Bonhoeffer echter aandroeg om de devaluatie van de doop en de genade tegen te gaan, namelijk de ‘geniale greep’ om deze te verbinden met de navolging, is aanvechtbaar. Worden het evangelie en de wet met haar verschillende functies niet te veel met elkaar verward? Bij Bonhoeffer dreigt een nieuw soort wetticisme te ontstaan wanneer hij in zijn bekende werk Navolging opmerkt: „alleen de gelovige is gehoorzaam en alleen de gehoorzame gelooft” en „er moet een eerste stap van gehoorzaamheid worden gedaan […]” Dekker spreekt van een ‘dialectische verhouding’ tussen genade en navolging. De vraag is of zij die met Bonhoeffer koketteren deze spanning opmerken of dat zij verblind worden door de concreetheid van de navolging.

Doxologie
Intussen heeft de kerk haar weg te gaan in een veranderende samenleving. Zij heeft het gesprek aan te gaan met de mens. Kerkelijk of onkerkelijk. God die tot de rand verdreven is, zal weer in het centrum geplaatst moeten worden. De plaats die Hem toekomt. Het Woord is vleesgeworden, wat beduidt dat Christus betrokken was en is op deze werkelijkheid en dat Hij handelt met deze werkelijkheid. Daar valt het bestaan van de mens niet buiten. Met die Christus, die nog altijd betrokken is op onze werkelijkheid en reëel present is in Zijn gemeente, moet de (moderne) mens geconfronteerd worden. Van christen worden tot tijdgenoot. Dat is wat Bonhoeffer deed en dat zal ook de kerk, aldus Dekker moeten doen. Geijkte begrippen als ‘zonde’, ‘genade’ en ‘vergeving’ moeten werelds geïnterpreteerd worden. Een theocratisch ideaal is Dekker niet vreemd. Het gaat om het Koninkrijk van God dat zal doorbreken en dat concrete gestalte krijgt in de rechtvaardiging, waarin het niet zozeer draait om het individuele zielenheil, maar om concrete keuzes en ten diepste om Gods goedertierenheid die beter is dan het leven. De kerk zal gelijke tred moeten houden met God. In Bonhoeffers eigen woorden; bidden, wachten en het goede doen. De disciplina arcani: het veiligstellen van eigenheden. Kerk zijn rondom het heilgeheim. Heel treffend wordt door Dekker gerefereerd aan de film ‘Des hommes et des Dieux’. Acht monniken in Algerije die niet zwichten voor de druk van terreur, maar blijven leven rondom dat geheim van die gekruisigde Christus en het goede proberen te doen voor de mensen in hun stad. Wellicht is dat de diepste missionaire taak van de gemeente van Christus; de lofzang gaande houden.

Wim Dekker, Tegendraads en bij de tijd. Verder in het spoor van Bonhoeffer. Boekencentrum. Zoetermeer (2015), 206 blz. €18,90.