maandag 5 augustus 2013

R. van Kooten, Ruth de Moabitische

Het Bijbelboek Ruth is een klein boekje. Na de grote verhalen van Jozua en Richteren komen we hier een heel persoonlijke geschiedenis tegen. De geschiedenis van een familie uit de tijd van de Richteren. Toch is het meer dan slechts een persoonlijk verhaal. In deze kleine geschiedenis van één familie komt iets openbaar van de grote geschiedenis van de doorgaande trouw van God. Zijn trouw aan het verbond en Zijn trouw aan het volk van het verbond. In het boek Ruth, de Moabitische, neemt drs. R. van Kooten de lezers mee naar deze geschiedenis. Op toegankelijke wijze en in een goed leesbare stijl leidt de auteur ons door het boek Ruth heen. De auteur gaat hierbij uit van de tekst zoals die vandaag de dag voor ons ligt. Hij dateert het boek in de tijd van David en gaat uit van de historiciteit van het Bijbelboek.

Praktijk gericht
De eerste doelgroep zijn de jongeren, zo geeft de auteur in het woord vooraf aan. 'Als het voor hen helder is, dan is het dat ook voor ouderen' (9). Het is dus geen boek van wetenschappelijk niveau, maar het wil de breedte van de gemeente aanspreken. Diverse discussies rondom het boek Ruth worden hooguit zijdelings genoemd. Om het boek geschikt te maken voor gesprekskringen zijn er eveneens na elk hoofdstuk vragen toegevoegd. In de tweede instantie is het boek, aldus de auteur, eveneens bedoeld voor de studenten theologie. Als docent homiletiek wil hij in dit boek een 'vingeroefening' geven, door 'als het ware voor te doen' (10), hoe de lijnen vanuit het Oude Testament doorgetrokken kunnen worden naar Christus. Het boek bestaat uit zestig korte hoofdstukken die samen de gehele tekst van commentaar voorzien. Telkens is het betreffende tekstgedeelte in zowel de Statenvertaling als in de Herziene Statenvertaling in zijn geheel opgenomen. In de tekst worden beide vertaling afwisselend geciteerd. Het is geen commentaar, in die zin dat gemaakte keuzes uitgebreid worden verantwoord en bediscussieerd. De hoofdstukken bestaan vooral uit praktische lessen en toepassingen voor het dagelijks leven. De auteur keert zich in het boek expliciet tegen het, wat hij noemt, 'vergeestelijken' van het boek Ruth. 'Sinds de afscheiding is er een stroming ontstaan in de uitleg van het boek Ruth die het ging zien en bepreken als model voor een bekeringsgeschiedenis' (10). Hij keert zich hier tegen en noemt dit 'geestelijk fantaseren.' In plaats daarvan wil hij op zoek naar de oorspronkelijke betekenis van de tekst, in zijn originele context en van daaruit de lijnen doortrekken naar de praktijk van vandaag.

De lijn naar Christus
Een van de bedoelingen van het boek is om de theologiestudent te laten zien hoe de lijnen vanuit het Oude Testament doorgetrokken kunnen worden naar Christus. Dit is een belangrijke vraag, daarom zoomen we hier nader op in. Het eerste wat we zien is dat Van Kooten, zoals hierboven opgemerkt, zich keert tegen het vergeestelijken. Op deze wijze de lijnen doortrekken doet volgens hem geen recht aan de bedoeling van het boek. Het tweede wat we opmerken is dat in veel hoofdstukken de lijn naar Christus helemaal niet getrokken wordt. Het zijn praktische lessen, zonder dat daarmee expliciet de lijn naar Christus getrokken wordt. De verbinding wel gelegd via de exemplarische lijn van onder andere het losserschap van Boaz. 'In het losserschap in Israël heeft de HEERE al het geheim willen uittekenen van Jezus Christus als de grote Go'el' (212). Ook wordt de lijn getrokken via de schakel van Gods blijvende trouw. Zoals de Heere toen in die geschiedenis zijn liefde toont, zo doet Hij dat ook nu in Christus. De geschiedenis van Gods handelen met Ruth laat iets zien van Gods handelen met ons door en in Christus. Ook zien we dat de auteur op bepaalde momenten parallellen trekt om zo bij Christus uit te komen. Zo wordt vanuit Ruth 3: 4-5 de lijn als volgt getrokken: zoals Ruth naar Boaz ging om daar opnieuw te trouwen en rust te vinden, zo moeten wij naar Christus om daar rust te vinden. Deze laatste lijn overtuigt minder dan de eerdere.

Dagboek
Met zestig korte hoofdstukken heeft het boek meer het karakter van een dagboek dan van een commentaar. Wie een kritisch commentaar zoekt, is hier aan het verkeerde adres. De homiletische lijnen naar Christus zijn leerzaam, maar  niet verrassend. We kunnen de conclusie trekken dat het vooral bedoeld is voor het 'gewone' gemeentelid. Voor deze doelgroep is het boek zeer aan te raden. De hele tekst van Bijbelboek Ruth wordt besproken. Vele praktische zaken komen aan de orde. Van Kooten weet lastige exegetische kwesties helder uiteen te zetten. De uitleg is hierbij vaak verrassend en veelal overtuigend. Voor de auteur is er geen twijfel mogelijk: de God van Ruth leeft ook vandaag. De geschiedenis van Ruth blijkt verrassend actueel.

 drs. R. van Kooten, Ruth de Moabitische, Uigeverij Groen: Heerenveen 2013. 451 blz., € 19,95

woensdag 17 juli 2013

Aurelius Augustinus, Schatkamer van het geloof. Preken over teksten uit het Oude Testament. [Sermones de scripturis 1-50]


„Tegen dat soort mensen zeggen we: “Het evangelie aanvaarden jullie wel, maar de wet niet. Ik stel dat de barmhartige Gever van het evangelie niemand anders is dan de ontzagwekkende Uitvaardiger van de wet. Met de wet wekte Hij ontzag. Met het evangelie genas Hij. Hij genas de bekeerden bij wie Hij met de wet ontzag had opgewekt om hen zover te krijgen dat ze zich zouden bekeren” (sermo 2.2.)
Met de bovenstaande woorden gaat de kerkvader Aurelius Augustinus (354-430) in tegen de dwalingen van de Manicheeërs. Eertijds had ook Augustinus tot hen behoord. Het bestrijden van het Manicheïsme vormt een belangrijk onderdeel binnen de vijftig preken over het Oude Testament die onlangs bij uitgeverij Damon zijn uitgegeven. Het is een zeer lijvig werk van ruim achthonderd pagina’s. Uitgegeven in een mooie band, gecompleteerd met leeslint en stofomslag. Een kostbaar boek, ook wat betreft de aanschafprijs.

Manicheïsme
De kerkvader onderschrijft het belang van beide testamenten. Hij vergelijkt de verhouding tussen het Oude en het Nieuwe Testament daarom met twee benen. Alleen met twee benen kan een mens zijn weg afleggen. Met één been is dat onmogelijk, men zal ten val komen. Hetzelfde geldt voor diegenen die één van de testamenten loslaten, zoals de Manicheeërs. Augustinus zegt over hen in de al eerder aangehaalde sermo: „Ze denken dat ze op één been over de weg van God kunnen lopen.” (sermo 2.2.) Niets is minder waar.
De verhouding tussen de jonge Augustinus en de Schrift was moeizaam. De inleider van Schatkamer van het geloof schrijft zelfs: „In zijn jonge jaren had hij, zoals we het tegenwoordig zouden zeggen, een haat-liefdeverhouding met de Schrift. Augustinus kon niet met de Schrift, maar ook niet zonder.” (13) De klassiek gevormde retor vond de Schrift aanstootgevend. Deze miste de ‘stilistische grandeur’ die de klassieke werken wel hadden. Via Cicero kwam hij uiteindelijk weer bij de Schrift terecht. Echter, het Oude Testament bleef problematisch voor hem. De christelijk-agnostische stroming van de Manicheeërs leek uitkomst te bieden. In haar streven naar volmaaktheid verwierp zij alle Schriftgegevens die in haar ogen onvolmaakt waren. Daarom werd ook het Oude Testament door hen verworpen. Het geweld, de veelwijverij en het offeren van dieren waarmee het Oude Testament is doorspekt, paste niet in hun volmaaktheidsstreven.

Letter en Geest
De persoon van Ambrosius van Milaan (339/340- 397) is nauw verbonden met de vorming van Augustinus. Toen de latere kerkvader onder het gehoor zat van deze bisschop kwam hij tot een groot inzicht. Ambrosius hield namelijk een aantal preken over het Oude Testament, maar paste een exegese toe die tot dan toe onbekend was voor Augustinus. Door de overdrachtelijke uitlegging van bepaalde passages begon Augustinus het Oude Testament te begrijpen en zelfs te waarderen. Paulus’ woord uit 2 Korinthe 3:6: „De letter doodt, maar de Geest maakt levend”, bracht hem tot het inzicht dat het Oude Testament niet alleen in letterlijke, maar ook in figuurlijke zin opgevat moest worden. Een belangrijke ontdekking, die niet alleen een mijlpaal vormde op de weg tot zijn bekering, maar ook voortdurend is toegepast in zijn latere werk. 
De dialectiek tussen het vleselijke en het geestelijke komt misschien wel het beste naar voren in Augustinus’ preek over Jacob en Esau. Voortdurend wordt in deze sermo Jakob ten voorbeeld gesteld: „U moest aan Jakob toebehoren. Met Esau mocht u niets hebben. Esau bent u als u vleselijk wilt leven, of op vleselijke genoegens hoopt in de toekomstige wereld” (sermo 4.3.) Het gaat volgens de kerkvader niet om een vleselijk, maar om een geestelijk geloof. Wat hij daaronder verstaat, zet hij kernachtig uiteen: „Geestelijk geloof is geloven dat uw Heer in deze tijd uw beschermer is om dát te kunnen bereiken wat niet van de tijd is.” (idem.) Het gaat erom te leven als de engelen, die zich niet zozeer verheugen in de schepping, maar in de Schepper. De spanning tussen letter en geest, aards en hemels, vleselijk en geestelijk, wordt door de kerkvader niet op de spits gedreven. Iets wat de Manicheeërs wel doen, getuige Augustinus’ opmerking in sermo 50: „In hun strijdlust willen ze niets liever dan aantonen dat het Oude en het Nieuwe Testament eigenlijk tegenover elkaar staan en tegenstrijdig zijn.” (sermo 50.1.) De kerkvader daarentegen benadrukt dat het Oude Testament tijdelijke beloften bevat, maar met geestelijke betekenissen. Dat neemt overigens niet weg dat ook de aarde en het aardse meetelt. Augustinus: „[…] als we de zegen van de dauw van de hemel hebben, hebben we ook de overvloed van de vruchtbaarheid van de aarde.” (sermo 4.8.)

Leven in hoop
Een zekere spanning blijft er echter wel bestaan tussen de letter en de geest. Wanneer Augustinus spreekt over Jeruzalem, de stad van vrede die aan de Joden werd beloofd, dan haast hij zich erbij te zeggen dat de naam van deze stad een geestelijke betekenis heeft. Evenals het land van de belofte, de besnijdenis, de sabbat en de offerdieren. De Joden daarentegen hebben, aldus Augustinus, deze beloften opgevat alsof deze alleen het hier en nu betreffen: „Maar zij die dit hebben begrepen alsof alleen zij in het hier en nu iets kregen, alsof dat het belangrijkste was, die niet verder hebben gezocht naar iets in de toekomst, en die niet in staat zijn geweest om wat vleselijk werd gedaan, geestelijk te begrijpen, behoren tot de oudste [d.i. Esau], tot het Oude Testament.” (sermo 4.8.) Een christen daarentegen leeft in hoop: „Na de gebeurtenissen bij de Rode Zee trekken de Joden verder en dwalen ze rond door de woestijn. Zo bevinden ook de christenen zich na het doopsel nog niet meteen in het land van de belofte, maar leven ze nog in hoop.” (sermo 4.9.)
Die hoop, waarover wordt gesproken, klinkt ook door in andere preken, waarin telkens weer iets oplicht van belofte en vervulling. Zo preekt de kerkvader over Elia bij de weduwe te Zarfath. Een preek overigens waarin een voor Augustinus typerend stukje allegorese voorkomt dat niet onvermeld mag blijven. Hij zegt namelijk: „De vrouw was een voorafbeelding van de kerk. Omdat het kruis uit twee stukken hout bestaat, zocht ze met de dood voor ogen naar het hout waardoor ze voor altijd zou leven. Het is een geheim, in schaduwen gehuld.” (sermo 11.2.) –Over letter en geest gesproken!– De hoop van de kerk mag daarom niet opgaan in het heden. Zij zaait nu, maar zal later oogsten. Augustinus: „We mogen de opbrengst van ons zaaigoed niet verwachten in de tijd waarin we het hebben gezaaid. Nu zaaien we goede werken met grote inspanning, maar later zullen we de overvloedige opbrengst met vreugde binnenhalen.” (sermo 11.3.) De weduwe te Zarfath kreeg een teken; het meel zou niet opraken. Zo leefde zij in hoop. „Dat teken, dat God haar voor een paar dagen had gegeven, is een teken van het toekomstige leven”, zo predikt Augustinus: „Waar ons loon niet van opraken weet. God zal daar ons meel zijn. Zoals het meel in die dagen niet opraakte, zo zal God nooit ofte nimmer opraken.” (idem.) 

Aurelius Augustinus, Schatkamer van het geloof. Preken over teksten uit het Oude Testament. [Sermones de scripturis 1-50]. Ingeleid, vertaald en van aantekeningen voorzien door Joost van Neer, Marijn Schrama o.s.a. en Anke Tigchelaar. Damon, Budel 2013. 821 blz., € 89.90.

maandag 15 juli 2013

Sinclair B. Ferguson, The Christian Life

'A wise man had said that our Christian life is like a three-legged stool. The legs are doctrine, experience and practice (that is, obedience), and you will not stay upright unless all three are there' (ix). Met deze woorden introduceert J.I. Packer het boek van Sinclair Ferguson, The Christian Life, a doctrinal intrdocution. Theologie raakt ons leven tot in elk onderdeel. Het is geen hoogstaande hersengymnastiek, maar praktische wijsheid voor het christelijk leven van elke dag. Dat is de gedachte die leidend geweest is bij het schrijven van dit boek. Het boek is uitgegeven bij The Banner of Truth. Dit is een uitgeverij zonder winstoogmerk, gevestigd in Edinburgh, Schotland. Naast nieuwe publicaties geven zij vooral ook werken uit de Puriteinse en Reformatorische traditie opnieuw uit. Inhoudelijk staan ze daarbij in lijn met The Westminster Confession. De uitgaven van The Banner zijn doorgaans goed betaalbaar en mooi vormgegeven. Dit geldt ook voor het boek dat voor mij ligt. De eerste editie is verscheen in 1981. Onlangs is een nieuwe uitgave verschenen, in een nieuwe opmaak. Het is de zevende editie, hetgeen laat zien dat het boek nog steeds in een behoefte voorziet. In achttien hoofdstukken wordt ingezoomd op het leven van een christen. In de eerste hoofdstukken wordt dit geplaatst tegen de achtergrond van de zondeval en in het kader van het plan van God. 'Sinners restored to the image of God will have their experience of God's grace in basically similar ways because their needs are the same' (17). Onderwerpen als de roeping, de overtuiging van zonde, wedergeboorte, geloof en bekering worden achtereenvolgens besproken. Telkens neemt de auteur hierbij zijn uitgangspunt in de exegese. Het geheel krijgt hierdoor vooral een Bijbeltheologisch karakter. Dit is mijn inziens de kracht van dit boek. Het geeft uitdrukking aan het sola scriptura van de Reformatie. Het Woord komt aan het woord. De Puriteinse trek van deze Schot komt naar voren in hoofdstukken zoals 'sin's dominion ended' en 'crucifying sin.' Hier zien we dat de gemeenschap met Christus ook daadwerkelijk iets teweegbrengt en het de mens innerlijk verandert. Het doordenken hiervan kan een belangrijke correctie zijn op een theologisch klimaat waarin het centraal stellen van de rechtvaardiging ten koste gaat van de aandacht voor de heiliging. Telkens weer laat het boek zien hoe de zaken uit de Schrift het leven op allerlei wijze raken. Het boek legt de verbinding tussen dogmatiek en leven. Het maakt duidelijk dat nadenken over de leer nodig is voor het leven. Het is daarmee geen boek waarin iets nieuws staat. Wie originaliteit en vernieuwing zoekt, vindt dat hier niet. Toch is dit juist de kracht van het boek. Heeft de kerk niet als opdracht om hetzelfde telkens weer (op)nieuw te zeggen? Daarin is dit boek zeker geslaagd.

Sinclair B. Ferguson, The Christian Life, a doctrinal introduction, The Banner of Truth, Edinburgh, 204 blz., £ 7,00.

Dit is de eerste recensie op onze website van een niet-Nederlandstalig boek. Het boek is te bestellen via de website van de uitgever, www.banneroftruth.org. In de toekomst hopen wij meer anderstalige boeken te recenseren.