dinsdag 24 december 2013

Een mogelijkheid. Fragment uit Stadia op de levensweg. [Søren Kierkegaard Werken]

Onlangs kreeg de redactie van klassieketheologie.nl een dun werkje in handen, getiteld een mogelijkheid. Het betreft een fragment uit Stadia op de levensweg. Een werk van de hand van Søren Kierkegaard (1813-1855) dat april volgend jaar zal verschijnen bij Uitgeverij Damon.

Dit fragment prikkelt de lezer. Kierkegaard toont zich meester in de indirecte mededeling en het pseudoniemenspel. Telkens weer wordt er door de Deense denker een onverwachte wending gemaakt. De dagboekaantekening van Quidam, oftewel een zeker man, van 5 april middernacht handelt over een zeer bemiddelde boekhouder die door Kierkegaard wordt beschreven als ‘een magere lange man met afgemeten schreden’. Iedere dag tussen elf en twaalf uur ’s morgens maakt de man ongenaakbaar  een wandeling over de trottoirs van Christianshavn, een stadsdeel van Kopenhagen. Voor het overige is hij buitengewoon vriendelijk, met name naar kinderen. Aan de armen onder hen deelt hij uit van zijn rijkdom, waarbij hem voortdurend de gedachte beheerst dat hij, door een misstap uit het verleden, een aalmoes geeft aan zijn eigen kind.
De inleiders, Karl Verstrynge en Onno Zijlstra, geven een duiding van dit fragment: „Met het experiment ‘Schuldig?’ – ‘Niet-schuldig?’ lijkt Kierkegaard de lezer opnieuw te confronteren met een mogelijkheid voorbij het esthetische en het ethische levensstadium.” (6) Het betreft dus een psychologisch experiment, waarin het uiteindelijke oordeel aan de lezer wordt overgelaten. Wie enigszins vertrouwd is met Kierkegaard zal elementen -waaronder biografische- uit andere werken herkennen. De gespannen verhouding tot zijn vader, Michael Kierkegaard, en de verbroken verloving met Regine Olsen, laten de schrijver niet los. In de inleiding wordt van deze zaken gewag gemaakt. Het wachten is nu op de volledige uitgave van Stadia op de levensweg. Te zijner tijd hopen we dit werk te kunnen bespreken op onze website.

Een mogelijkheid. Fragment uit Stadia op de levensweg. [Søren Kierkegaard Werken]. Met een inleiding van Karl Verstrynge en Onno Zijlstra. Uitgeverij Damon: Budel 2013. 29 blz. (Te downloaden op www.damon.nl en verkrijgbaar in de boekhandel waar de Kierkegaard Werken verkrijgbaar zijn)

H.A. Speelman. Hoe overleeft de kerk? Melanchthons Onderricht aan predikanten

In het voorwoord op zijn Kleine Catechismus verzuchtte de reformator Luther: „Ach lieve God, wat een ellende heb ik gezien! De gewone man, vooral in de dorpen, weet volstrekt niets van de christelijke leer en helaas zijn veel geestelijken zo goed als geheel ongeschikt en onbekwaam voor het onderwijs.” (106) Een hartenkreet die kenmerkend is voor de begintijd van de reformatie.

Niet alleen Luther, maar ook andere reformatoren, waaronder Philippus Melanchthon (1497-1560) maakten zich zorgen over de voortgang van de Reformatie in Duitsland. De evangelische leer had hier en daar voet aan de grond gekregen, maar was door velen niet of nauwelijks verstaan. „Eind jaren twintig stond het er met de Reformatie in Duitsland bepaald niet goed voor” (106), zo merkt dr. H.A. Speelman op in zijn boek Hoe overleeft de kerk? Een treffende titel, want met deze vraag worstelden de Reformatoren en de keurvorsten die de evangelische leer aanhingen. Om te zien hoe de kerk ervoor stond, werden er visitaties uitgevoerd door onder andere Luther en Melanchthon. Veelal werden zij geconfronteerd met onkunde, onbegrip en verwarring. Sommige geestelijken zeiden de nieuwe leer aan te hangen, maar waren in de praktijk bij het oude gebleven. Anderen hadden de liturgie aangepast, maar op de uiterlijkheden na was er niets veranderd.

Onderricht
Gedrongen door deze omstandigheden besloot Melanchthon dat er door de overheid meer duidelijkheid verschaft  moest worden inzake de leer en het leven van de kerk. Aangezien er geen officiële autoriteit bestond binnen de reformatorische beweging om een dergelijk gezag uit te oefenen over de geestelijkheid, doen Luther en Melanchthon een beroep op de wereldlijke overheid. Er moest een visitatiebundel samengesteld worden. H.A. Speelman: „Er zou een gemeenschappelijke basis geformuleerd moeten worden waarop mensen konden worden aangesproken.” (81)  In een dergelijk document zou ook vastgelegd moeten worden wat de evangelische leer daadwerkelijk inhield, want juist de theologische kennis van de geestelijken was zeer beneden peil. Feitelijk moest het een Onderricht aan predikanten worden. Waarin een samenvatting van de geloofsleer werd gegeven, enkele richtlijnen voor de kerkdienst en de liturgie en een instructie voor het onderwijssysteem.
 Doctor H.A. Speelman, die als postdoctoraal onderzoeker Early Modern Reformed Theology is verbonden aan de Theologische Universiteit van Kampen, heeft zich intensief beziggehouden met de vier documenten uit 1527 en 1528 die richting moesten gegeven aan de visitaties in het keurvorstendom Saksen. Deze documenten zijn integraal opgenomen in zijn publicatie over Melanchthons Onderricht aan predikanten. Met name Melanchthons Artikelen waarover het door de visitatoren in Saksen gegeven onderricht heeft gehandeld uit 1527 en zijn Onderricht van de visitatoren aan de parochiegeestelijken in keurvorstendom Saksen uit 1528 tonen grote verwantschap. Het laatst genoemde onderricht is dan ook een uitbreiding van de door Melanchthon eerder opgestelde artikelen, die hij overigens nooit zou publiceren. In deze instructies moest de reformator uiterst behoedzaam te werk gaan. Enerzijds had hij als doel voor ogen om een samenbindend document te schrijven, dat niet tot interne evangelische strijdpunten zou lijden. Anderzijds wilde hij zo min mogelijk aanstoot geven aan de tegenstanders van de Reformatie. Wellicht om hen alsnog te winnen voor zijn leer.

Antinomisme
Als er één thema kenmerkend is geweest voor de Reformatie dan is het wel de leer van de vrije genade. In de praktijk bleek deze nieuwe leer een eigen leven te gaan leiden. De gedachte dat de gelovige vrij was van de wet en stond in de christelijke vrijheid, leidde dikwijls tot uitspattingen van ongehoord gedrag en burgerlijke ongehoorzaamheid. Door sommigen werd wetteloosheid en veronachtzaming van de overheid gelegitimeerd met een beroep op de nieuwe evangelische leer. Het was vooral de spanning tussen wet en evangelie die door Melanchthon nader uitgewerkt en verklaard zou worden in zijn Onderricht. Nu het sacrament van de boete enigszins op de achtergrond was geraakt, dreigde het kerkvolk te ontsporen. Dit leidde tot een centrale vraagstelling die in beide visitatiebundels terugkeert:  „Hoe krijgt een mens volgens de evangelische leer vergeving van zonde nu de middeleeuwse boetepraktijk is afgezworen.” (113) Want juist de leer van de rechtvaardiging door het geloof bleek te leiden tot misstanden, verkeerde zorgeloosheid en valse zekerheid. Een kwestie die later zou uitgroeien tot één van de grootste conflictpunten binnen de reformatorische beweging en in de jaren 1537-1540 zou leiden tot de zogenaamde antinomistische strijd.
 In 1520 hield Phillip Melanchthon een rede over ‘de leer van Paulus’. Daarin maakt hij gewaag van een tweeledigheid van binnen- en buitenkant in het christelijke leven. Daarmee bedoelde Melanchthon, aldus H.A. Speelman, te zeggen dat het allereerst gaat „om de ‘weldaad van Christus’ die de mens van binnenuit kan veranderen en uit de macht van de zonde kan verlossen.” (229) Daarnaast gaat het ook om ‘zedelijke voorschriften en levenslessen’ in de brieven van Paulus. Speelman: „Deze tweeledigheid, waarin de binnenkant en de buitenkant van het christelijk leven elk een eigen plaats krijgen toegewezen, doortrekt eigenlijk alles wat Melanchthon sedertdien geschreven heeft.” (idem.) In zijn Loci Communes (1521) verwoordde Melanchthon het als volgt: „Het geloof is dus niets anders dan het vertrouwen (fiducia) op de goddelijke barmhartigheid (misericordia), dat ons is beloofd in Christus en zelfs in een enkel teken. Dit vertrouwen (fiducia) op de welwillendheid of barmhartigheid van God brengt eerst vrede in het hart en zet het daarna in vlam, als om God te danken voor het erbarmen (misericordia), opdat wij de Wet spontaan en vrolijk doen.” (116)

Boete
Had de kerk van de middeleeuwen enigszins grip op de gelovigen door een biecht- en boeteysteem, de kerk van de reformatie dreigde –zoals gezegd– deze grip volledig te verliezen, met alle gevolgen van dien. Om te voorkomen dat de prediking louter zou gaan over Gods genadige barmhartigheid in Christus, zou ook de Wet en de boete bepreekt moeten worden. Speelman: „Zoals in de laatmiddeleeuwse kerk de jaarlijkse biecht onlosmakelijk was gekoppeld aan de paascommunie, was de protestantse visie op ‘boete’ nauw gekoppeld aan de voorbereiding op de bediening en ontvangst van Gods Woord én sacrament.” (396) Zo werd door Melanchthon de doop ‘het sacrament van de boete’ genoemd (Visitatieartikelen, art. 7 (310)). In het onderricht wordt daarover opgemerkt: „Daarom is de doop niet alleen een teken voor de kinderen, maar ook voor de ouderen een stimulans en aansporing tot boetvaardigheid. Want de kinderdoop symboliseert boete, berouw en leedwezen.” (De visitatie-instructies, art. 5 (346))
Een zekere mildheid was Melanchthon in dezen niet vreemd. Om de reformatie goede doorgang te laten vinden, beroept de reformator zich voortdurend op de bijbel en een enkele maal op kerkvaders. De oude terminologie wordt door hem overgenomen. Wel krijgen begrippen als contritio (berouw), confessio (belijdenis) en satisfactio (genoegdoening) een andere inkleuring, getuige artikel 9 van de Visitatieartikelen. In de genoegdoening wordt de mens buitenspel gezet. Melanchthon: „Over de genoegdoening (satisfactio) moet men zo leren dat er geen andere genoegdoening is dan het lijden van Christus en zo moeten zij bewogen worden en moet hun berouw worden versterkt […]” (312) Melanchthons spreken over de boetvaardigheid als een afsterven (mortificatio)van de oude mens en het levendmaking (vivificatio) van de nieuwe mens werden door Calvijn overgenomen. Met name in zijn avondmaalsleer zouden biecht en boete een voorname plaats in nemen. Zij het gereformeerd.
Met deze publicatie, die verzorgd is uitgegeven en is voorzien van handzame registers, is er een belangrijk werk uit de begintijd van de reformatie ontsloten voor het Nederlandse publiek. Een historische inleiding en een systematisch deel waarin wordt ingegaan op de theologie van Melanchthons visitatiedocumenten completeren het geheel. Doctor Speelman toont zich bekwaam op het gebied van de vroeg-reformatorische theologie en heeft duidelijk affiniteit met het onderwerp. Zo schreef hij ook al een monografie over Biechten bij Calvijn. Wellicht dat er in de toekomst van zijn hand een standaardwerk valt te verwachten over de (theologie)geschiedenis van biecht en boete van vroege kerk tot heden. Voorlopig zal de lezer het echter met Melanchthons onderricht moeten doen.


H.A. Speelman (met medewerking van Th. Korteweg). Hoe overleeft de kerk? Melanchthons Onderricht aan predikanten. Uitgeverij Groen: Heerenveen 2013. 447 blz. € 19,95. 

dinsdag 17 december 2013

Aurelius Augustinus, Geloof is het begin. Preken over teksten uit brieven van het Nieuwe Testament. [Sermones de scripturis 162C-183].

Het is verheugend dat met deze nieuwe uitgave in de Augustinus-reeks van Uitgeverij Damon alle semones in epistolas apostolicas (preken bij de apostolische brieven) beschikbaar zijn in het Nederlands. In 2011 werden al de sermones 151-162B uitgegeven, onder de titel Leven in hoop. Het is nu wachten op de voltooiing van de andere bundels, zodat alle sermones ad populum beschikbaar zijn in het Nederlands taalgebied.

Naast de preken die als uitgangspunt een tekst uit de Heilige Schrift hebben, de sermones de scriptures, hield de kerkvader Aurelius Augustinus (354-430) preken aangepast aan de tijd van het liturgisch jaar, de zogenaamde sermones de tempore.  Een derde hoofdgroep is te onderscheiden in de preken over heiligen (sermones de sanctis). Tenslotte is er nog een kleine, vierde groep preken die handelt over diverse onderwerpen, zoals ook de Latijnse benaming al aangeeft;  de sermones de diuersis. Al deze preken samen vormen de sermones ad populum, oftewel preken voor het volk. Het betreft toespraken die gehouden zijn tijdens diensten van de christelijke gemeente. De inleiders van de recent uitgegeven bundel merken terecht op dat deze sermones een heel pastorale inslag hebben. Augustinus legde de Schrift uit, gericht op het volk.

Prediker en toehoorders
Door het genre waartoe deze preken behoren, wordt er –om met F. van der Meer te spreken– iets duidelijk van de ‘praktijk van de kerkvader’. Augustinus preekte immers tot het volk en het volk reageerde op de prediker. Er was dan ook een grote betrokkenheid tussen prediker en toehoorders, getuige het begin van Sermo 163A: „Dat ik de moed heb u toe te spreken komt door mijn vaste overtuiging dat u voor mij bidt. Want ik weet dat ik in uw hart ben, om samen te sterven en samen te leven. Uw hartelijke genegenheid sterkt mij in deze hoop. Daarom vraag ik u dringend om vol vreugde te willen luisteren naar wat de Heer mij ingeeft.” (sermo 163A.1.) Dat er ‘vol vreugde’ werd geluisterd, blijkt wel uit een zinsnede uit de daaropvolgende preek, Augustinus merkt namelijk op: „Uw hart heb ik niet kunnen zien, maar uw reactie, als getuige van uw hart, heb ik gehoord.” (sermo 164. 3.)
Aan de preken die opgenomen zijn in deze bundel liggen vooral Schriftlezingen uit de brieven van Paulus en de katholieke brieven ten grondslag. De moeilijkheden waarmee de apostelen werden geconfronteerd, bleken nog hoogst actueel te zijn voor de kerk in Augustinus’ dagen en wellicht ook voor onze tijd. Als uitgangspunt voor zijn preek nam de kerkvader vaak één of meerdere teksten. Soms betrof het alleen een tekst uit de gelezen brieven. Dikwijls werd naast een brief, ook een psalm of een gedeelte uit één van de evangeliën als vertrekpunt genomen. Interessant is het te lezen dat het in het laatste geval meestal om een preek gaat die gesitueerd moet worden in een dienst waarin ook de eucharistie gevierd werd. Wanneer slechts één lezing ten grondslag ligt aan de preek, dan betreft het een woorddienst in de middag of avond.

Christus
De redactie van deze bundel Sermones scrhijft dat naar het oordeel van Augustinus niet zozeer Paulus aan het woord is in zijn brieven, maar dat door de woorden van de apostel, Christus Zelf tot de gemeente spreekt. „Achter de stem van “de  apostel” klinkt naar Augustinus’ overtuiging in het liturgisch gebruik van de brieven ook altijd de stem van Christus Jezus door” (21), aldus de inleiders van Geloof is het begin. De preken die opgenomen zijn in deze bundel, Sermones de scriptures 162C-183, zijn weliswaar heel divers, maar hebben één ding gemeen. „In alle verscheidenheid van de preken beoogde de bisschop van Hippo Regius zijn toenmalig gehoor en toekomstig lezerspubliek Jezus Christus te verkondigen als het hoogtepunt van Gods heil voor alle mensen op aarde” (10), zo wordt terecht gesteld in de inleiding.
In de laatste twee preken van deze waardevolle bundel, wordt het in Christus geschonken heil prachtig uitgewerkt. Als uitgangspunt voor zijn prediking neemt de kerkvader het vierde hoofdstuk van de eerste Johannesbrief en gaat hij dieper in op het komen van Christus in het vlees. Augustinus: „Geloof, erken dat Christus als mens gekomen is, dat Hij heeft aangenomen wat Hij niet was zonder te verliezen wat Hij wel was. Dat Hij de mens veranderd heeft in zichzelf, maar zelf niet veranderd is in een mens. Erken dat, dan word ook jij van slecht goed, van duisternis licht.” (sermo 182.6.) De kerkvader heeft er twee preken voor nodig, want de problemen waar de tekst hem voor stelt kan hij niet in één preek oplossen. „Dat houdt u van mij tegoed, maar u moet God bidden om mij en u te helpen”, (sermo 182.7.) zo besluit Augustinus zijn preek. In sermo 183 gaat hij verder waar hij gebleven was. Hij heeft immers een belofte in te lossen en daarmee begint hij dan ook zijn preek: „U rekent op mij, lieve mensen, dus ga ik mijn schuld voldoen.” (sermo 183.1.)

Fronten
De apostel Paulus had verschillende fronten waarop hij moest strijden, zo ook Augustinus. Bij Paulus ging het onder andere om de verhouding tussen wet en evangelie, Jood en heiden en de onenigheid tussen Petrus en Paulus inzake deze kwesties. In zijn sermones over de Galatenbrief gaat Augustinus hierop in. De Joodse heilige gebruiken, zo is zijn stelling, vinden hun vervulling in Christus. Daaruit vloeit voor de kerkvader voort „dat de Joodse heilige gebruiken niet mochten worden afgewezen voor Joden en niet mochten worden opgelegd aan heidenen.” (sermo 162C.11.) Deze gebruiken zijn dus zeker niet meer nodig voor het heil. „Vroeger was een mes van rotssteen nodig, voordat de rots zelf kwam” (idem.), zo betoogt de kerkvader. Bij het lezen van deze zinsnede gaan de gedachten al snel uit naar de besnijdenis, die gebeurde met een stenen mes. De rotssteen duidt in Augustinus’ uitspraak ongetwijfeld op Christus. Merkwaardigerwijs geven de vertalers in een voetnoot een andere uitleg. Zij merken namelijk op: „Augustinus doelt hier met het mes van rotssteen op Petrus; het beeld van de rots wordt hier gebruikt voor Christus.” (p. 45, noot 41)
Bij Augustinus lagen de fronten anders dan bij Paulus. Stromingen die op gespannen voet stonden met de catholica werden door hem bestreden. Zo er zijn de Eunomianen, de Sabellianen en de Photianen. Wellicht zal niet bij iedereen meteen te binnen schieten waarin deze ketters afweken van de orthodoxie. De voetnoten waarin hun dwaling wordt toegelicht zijn dan ook zeer verhelderend. Uiteraard keren ook Augustinus’ aartsvijanden terug, als daar zijn de Pelagianen, de Donatisten en de Manicheeërs. Eveneens worden hun ketterijen van commentaar voorzien in een verklarende noot. Al deze toelichtingen, evenals de inleiding die aan de preken voorafgaat, zijn waardevol voor de hedendaagse lezer van Augustinus’ werk. Helaas wordt in de inleiding, waarin ook een schets wordt gegeven van de Bijbelboeken die Augustinus bepreekt, een eenzijdig beroep gedaan op de NBV-studiebijbel. Dat neemt niet weg dat hier met recht gesproken kan worden van een klassiek werk in een nu al monumentale uitgave.

Aurelius Augustinus, Geloof is het begin. Preken over teksten uit brieven van het Nieuwe Testament. [Sermones de scripturis 162C-183]. Ingeleid, vertaald en van aantekeningen voorzien door Joke Gehlen- Springorum, Vincent Hunink, Hans van Reisen en Annemarie Six-Wienen. Uitgeverij Damon: Budel 2013. 288 blz., € 34,90.

maandag 9 december 2013

Dennis E. Johnson, Philippians [REC]

In Handelingen 16 lezen we van de eerste mensen die tot geloof kwamen op het continent Europa. De Heilige Geest leidde Paulus naar de stad Filippi. Veel later schrijft Paulus deze gemeente een brief. De gemeente is dan uitgegroeid tot een bloeiende gemeente. In dit commentaar wordt stilgestaan bij deze brief. Johnson laat zien hoe Paulus vanuit de gevangenschap schrijft aan een gemeente die hem aan het hart gaat. In de brief laat zien wat het betekent om door Christus vernieuwd te zijn. In het commentaar laat Johnson zien hoe relevant dat ook voor ons is. 

Reformed Expository Commentary Series
Het commentaar dat voor ons ligt maakt deel uit van de serie Reformed Expository Commentary (REC). Deze serie wordt uitgegeven door P&R Publishing. Dit is een orthodoxe uitgeverij ‘dedicated to publishing books that promote biblical understanding and godly living as summarized in the Westminster Confession and Catechism.’ Één van de doelen van deze serie is om de uitleggende prediking te bevorderen onder predikanten. Hierbij wordt de lectio continua aanbevolen, als de beste manier om het Woord te bedienen. Deze gedachte is terug te zien in de manier waarop de serie is vormgegeven. In plaats van een tekst voor tekst uitleg, zoals in een traditioneel commentaar, zijn deze delen opgebouwd uit preken. De gehele tekst wordt van commentaar voorzien, maar dit commentaar is gegoten in de vorm van een preek. Bijzondere voorwaarde die aan de auteurs gesteld wordt is dat becommentarieerde Bijbelboek eerst bepreekt is. Het betekent dat in deze serie de ingewikkelde exegetische discussies niet aan de orde komen. Wie op zoek is naar een technisch commentaar kan aan deze serie beter voorbijgaan. De kracht van de REC-serie ligt vooral in de homiletische lijnen die worden getrokken. In de praktische verklaringen wordt telkens, via heilshistorisch lijnen, gezocht naar de betekenis van de tekst voor het hart en leven van de hoorder van vandaag. Voor de prediker uit de klassiek gereformeerde traditie zal deze serie vele aanknopingspunten bieden.

De auteur
Het deel dat voor ons ligt, over de brief aan de Filippenzen, is geschreven door Dennis E. Johnson. Johnson is hoogleraar praktische theologie aan het Westminster Seminary California. Daarnaast is hij predikant in de Presbyterian Church of America. Eerder schreef hij een commentaar op Handelingen en op Openbaring. Ook deze commentaren zijn in de eerste plaats gericht op de praktijk van vandaag. Zijn existentiële betrokkenheid bij hetgeen Paulus schrijft komt in dit commentaar al in de inleiding naar voren. Hij schrijft daar over zijn commentaar: ‘this attempt to open a petite but powerful portion of His holy Word is offered to the church with a wish echoing Paul’s, that ‘Christ will be honerd’ through it (1:20)’ (blz. x). Johnsons schrijft dit commentaar dan ook in de eerste instantie als prediker en pastor en pas daarna als academisch theoloog. 

Homiletisch
Het commentaar van Johnson is zeker geen traditioneel commentaar te noemen. In lijn met de serie bestaat het uit een achttiental uitgewerkte preken. In deze preken wisselen uitleg en toepassing elkaar af. Het commentaar is daarmee duidelijk vanuit confessioneel oogpunt geschreven. Deze aanpak heeft voordelen en nadelen. Gezien de opzet en het doel van het commentaar wordt er nauwelijks ingegaan op de voorvragen. In het voorwoord lezen we dat de auteur ervan uit gaat dat Paulus deze brief vanuit Rome heeft geschreven. Ook op vragen aangaande de structuur wordt niet apart ingegaan. Toch worden al deze vragen niet geheel genegeerd. Op verschillende plaatsen in het commentaar wordt er op deze vragen ingegaan, als de tekst daar aanleiding toe geeft. Dit kan als nadeel worden gezien, maar zorgt er tevens voor dat het commentaar focus behoudt op de inhoud. Vooral zien we dat de auteur de verbinding wil leggen tussen de woorden van Paulus en de hoorder van vandaag. Het is een homiletisch commentaar, dat blijk geeft van het besef dat het woord van Paulus tegelijk woord van God is. Dat woord moet in de eerste plaats gepreekt worden. Dat is waar dit commentaar behulpzaam bij is. Voor wie dit besef deelt zal dit commentaar in een behoefte voorzien.

Dennis E. Johnson, Philippians [REC], P&R Publishing, Philipsburg, 340 blz., € 20,90, $ 23,48.

maandag 2 december 2013

Thomas R. Schreiner, The King and His Beauty

Voor mij ligt het nieuwste boek van Thomas R. Schreiner, The King and His beauty. De ondertitel luidt ‘A Biblical Theology of the Old and New Testament.’ Het boek is uitgegeven bij Baker Academic. Deze tak van de Baker uitgeversgroep richt zich met name op studenten en academici. Onder andere geven zij ook de aanbevelenswaardige serie Baker Exegetical Commentary on the New Testament uit. En nu dus een theologie van het Oude en Nieuwe Testament. Het boek bestaat uit iets meer dan zevenhonderd pagina’s, inclusief een bibliografie, auteur-, tekst en zaakregister. Het moge duidelijk zijn dat de auteur zich heeft moeten beperken.

Auteur
De auteur, Thomas Schreiner, is hoogleraar Nieuwe Testament aan The Southern Baptist Theological Seminary in Louisville, Kentucky. Ook is hij predikant van de Clifton Baptist Church in Louisville, Kentucky. Hij schreef reeds vele boeken, met name op het gebied van het Nieuwe Testament. Zo schreef hij eerder een Theologie van het Nieuwe Testament, een Theologie van Paulus en een commentaar op Galaten en Romeinen. Zijn brede kennis heeft hij gebruikt voor deze uitgave. Het eerste concept van dit boek is geschreven zonder secundaire bronnen te raadplegen, zo schrijft hij in de inleiding. In de tweede instantie is aan de hand van verder onderzoek het boek verrijkt en aangevuld. Hij schrijft dat het niet bedoeld is als ‘a technical work’ voor academici, maar vooral ook studenten en geïnteresseerde leken op het oog heeft.

Opzet
Wie een Bijbelse Theologie schrijft komt allereerst te staan voor de belangrijke vraag naar de methode. Paul en Koorevaar staan in hun Theologie van het Oude Testament uitgebreid stil bij de vragen die dit oproept. In de King and His Beauty komen deze vragen nauwelijks aan de orde. Het belang van deze vragen voor de inhoud van de Bijbelse Theologie wordt volgens hem te vaak onderschat. Het voordeel hiervan is dat Schreiner direct met de inhoud kan beginnen, het nadeel dat een goede verantwoording eigenlijk ontbreekt. Toch kiest Schreiner wel. In plaats van een thematische bespreking, kiest Schreiner voor een boek-voor-boek bespreking. Hij volgt daarbij de christelijke canon. Van Genesis tot Openbaring komen in vierendertig hoofdstukken en negen delen vele belangrijke onderwerpen aan de orde.

Inhoud
De schrijver focust zich op de heilshistorische verhaallijn zoals die zich door Oude en Nieuwe Testament heen ontvouwt. Het gaat hem hierbij om ‘the glory of God,’ Door heel de Bijbel heen zien we hoe God Zijn Koninkrijk gestalte geeft.  The goal of God's kingdom is to see the king in his beauty and to be enraptured in his glory.’ Telkens weer gaat het volgens hem om ‘God as Lord, human beings as those who are made in God's image, and the land or place in which God's rule is exercised.Schreiner laat zien hoe deze thema’s telkens terugkeren en zich verder ontvouwen door de Bijbel heen. Hij onderscheidt hierin verschillende hoofdmomenten: (1) van schepping tot de grens met Kanaän, (2) Bezit, ballingschap en terugkeer, (3) liederen en wijsheid van Israël, (4) oordeel en heil in de profeten (5) Het koninkrijk in Mattheüs, Markus en Lukas, (6) Het eeuwig leven in het evangelie en de brieven van Johannes, (7) Het einde der tijden volgens Paulus, (8) leven in het laatste der dagen en (9) Het koninkrijk zal komen. Telkens wordt aan het eind van een deel een samenvatting gegeven en de balans opgemaakt. Van schepping tot herschepping zien we zo de heilsgeschiedenis uitlopen op de verheerlijking van God.

The King and His Beauty
Op een aanpak zoals Schreiner hem hanteert is natuurlijk altijd veel aan te merken. Elke Bijbelse Theologie heeft zijn beperkingen en tekortkomingen. Zelf schrijft hij ook al in de inleiding: ‘I don't believe there is ‘one right way’ to write a biblical theology.’ Dit boek geeft daarom ook niet het laatste woord in de Bijbelse Theologie. Ook gaat het voorbij aan vele deelonderwerpen en is op vele zaken noodzakelijk summier. Wat we tegenkomen is vooral de persoonlijke ontdekkingstocht van de auteur door de Bijbel heen.  De lezer wordt meegenomen op reis langs vele mooie plaatsen en indrukwekkende vergezichten. Het is de auteur dan ook niet te doen om theologie op zichzelf, maar vooral om iets te laten zien van the King and His Beauty. Wat dat betreft is het boek warm aan te bevelen.


Thomas R. Schreiner, The King and His Beauty, Baker Academic, Grand Rapids, 714 blz, €25,90, $ 30,94.