Het project
Studiebijbel Oude Testament is bijna voltooid. Opnieuw is er een kloek deel
verschenen van meer dan duizend bladzijden. Dit deel, over Ezechiël en Daniël,
is het een na laatste deel van de serie. In het twaalfde deel zullen de kleine
profeten behandeld worden. Daarna is een groot en langdurig project ten einde
gekomen. Ik kan me voorstellen dat de hoofdredacteuren, Paul, Van den Brink en
Bette, een zucht van verlichting zullen slaken. In de afgelopen jaren is er
veel werk verzet met een indrukwekkend resultaat.
Bekende opzet
Eerder recenseerden wij deel 10 over Jeremia en Klaagliederen en ook in dit deel gaan de auteurs in hetzelfde voetspoor verder. Op de linkerpagina vinden we de Hebreeuwse tekst, de transliteratie, een interlineaire vertaling en een kolom met Bijbelvertalingen. Op de rechterpagina een uitleg van de tekst, per perikoop. De vele voetnoten gaan in op de tekstuele aspecten van het Hebreeuws. Daarnaast bevat ook dit deel opnieuw een heel aantal interessante excursen. Naast twee keer drie inleidende artikelen, vinden we in dit deel negen inhoudelijke artikelen. De volgende onderwerpen komen aan de orde: (1) De verschijningen van de heerlijkheid van JHWH, (2) de symbolische handelingen bij Ezechiël, (3) de collectieve en individuele verantwoordelijkheid in Israël, (4) de Feniciërs, (5) de toekomst van Israël volgens de vroegchristelijke kerk, (6) de identificatie van Gog en Magog, (7) het tempelvisioen van Ezechiël, (8) de vier rijken in het boek Daniël en (9) de Zoon des mensen. Net als in eerdere delen zijn het ook hier juist de excursen die een grote toegevoegde waarde bieden. Heel nauwkeurig en transparant worden de verschillende visies tegen over elkaar gezet en de argumenten gewogen. Met de nodige voorzichtigheid wordt een beargumenteerde conclusie getrokken. De voorzichtigheid die men hierbij betracht komt tot uiting in de conclusie van het artikel over de vier rijken. Men schrijft daar: ‘De identificatie van de vier rijken is ingewikkeld en allerlei oplossingen zijn aangedragen. Op grond van de bovengenoemde argumenten lijkt de klassieke benadering, waarin het vierde rijk het Romeinse is, de voorkeur te verdienen. In dit commentaar gaan wij daarvan uit, waarbij wel steeds de ander opvatting aan de orde gesteld wordt.’
Letterlijk-historisch
Opnieuw zien we ook
in dit deel dat de schrijvers hun uitgangspunt nemen in een
letterlijk-historische interpretatie. Zij scheiden zich hiermee duidelijk af
van het gros van de moderne wetenschappelijke commentaren. We zien die onder
andere terug in de datering van het boek Daniël. Veel exegeten dateren dit boek
tegenwoordig in de tweede eeuw voor Christus. Dit op grond van het principe
vaticinium ex eventu. Paul en Van den Brink willen duidelijk ruimte laten voor
de mogelijkheid van profetie en pleiten voor een vroege datering. Na een weging
van allerlei argumenten trekken Paul c.s. de volgende conclusie: ‘Wie uitgaat
van de onmogelijkheid van profetie, zal kiezen voor een datering in de tijd van
Antiochus IV. Zij die de mogelijkheid van zulke voorzegging erkennen, zijn
verdeeld over het antwoord en tonen verschillende benaderingen. Voor ons slaat
de balans door naar een ontstaan in de zesde eeuw, vooral op grond van de wijze
waarop de oudste getuigen het boek ontvangen hebben en de kwestie van de
pseudonimiteit in relatie tot de inspiratie van de Schrift.’
De letterlijk-historische
interpretatie betekent echter niet dat de auteurs ook alle profetieën als
vanzelf een letterlijke verklaring geven. Ook hier probeert men vooral
nauwkeurig naar de tekst te luisteren en alle argumenten te wegen. Zo worden
bij de verklaring van het tempelvisioen zowel de letterlijke als de symbolische
uitleg gewogen. Uiteindelijk neigt men voorzichtig naar een symbolische
interpretatie. Direct wordt hierbij wel duidelijk gemaakt dat dit geen
vervangingstheologie impliceert. Misschien gaat achter de voorzichtige
bewoordingen een verschil van inzicht tussen de auteurs schuil. In ieder geval
wordt duidelijk dat de zaken niet altijd zo eenvoudig zijn, als soms wordt
voorgesteld. De serie richt zich zowel op de evangelische als op de gereformeerde
achterban, beiden kunnen van deze voorzichtigheid wat leren.
We kunnen de
conclusie trekken dat het de auteurs opnieuw gelukt is een monumentaal werk
neer te zetten. Een werk dat kan meekomen met de wetenschappelijke discussie
van vandaag, maar er tegelijk niet klakkeloos in meegaat. Te midden van veel
(post)moderniteit laat dit commentaar een orthodox geluid horen. Grote delen
van het Oude Testament blijven vaak ongelezen. Dit commentaar toont aan dat dit
niet nodig is. Wie Ezechiël en Daniël, samen met de auteurs, leest als Woord
van God, wordt getroffen door de rijke en actuele inhoud.