donderdag 20 september 2012

A.A. van Ruler, Christus, de Geest en het heil, Verzameld Werk IVA & IVB

Van tevoren hadden dr. Van Keulen en de begeleidingscommissie verwacht dat deel IV zou verschijnen als één band. Waarschijnlijk had niemand verwacht dat het deel dat Van Rulers werk over Christus, de Geest en het heil zou dekken even veel ruimte in de boekenkast inneemt als de eerste drie delen samen. We hebben zo twee forse boekwerken voor ons liggen, die veel te bieden hebben. 

Inhoud 
Zoveel pagina’s, je kunt verdwalen. Ik zal daarom eerst maar meedelen wat u kunt verwachten van beide delen vier. Deel IVA start met de christologie. Het eerste gedeelte betreft ‘Over Jezus Christus’, ten opzichte van de volgende gedeeltes staan hier de wat meer academische teksten. Het tweede gedeelte handelt namelijk over ‘De vleeswording van het Woord’ en het derde over ‘Kruis, opstanding, hemelvaart’. Hierin vinden we veel meditaties, voor diverse media, zowel voor de AVRO als Weekblad Elsevier. Deze drie gedeeltes beslaan bij elkaar ongeveer 120 pagina's. Het vierde gedeelte beslaat Van Rulers werk ‘Over de Heilige Geest’, dit telt iets meer dan 200 pagina's. Deel IVA eindigt met ‘De uitverkiezing’, wat we onder kunnen brengen onder de leer van de Heilige Geest, zoals Van Ruler dit doet. (IVA 767, dit is trouwens wel de latere Van Ruler, PW) Dit gedeelte beslaat bijna 300 pagina’s, het is dus ruimschoots het grootste. De verkiezing is een belangrijke zaak voor Van Ruler. Van Keulen illustreert dit met het volgende citaat: “Wanneer ik nadenk over de ware structuur van de theologie, kom ik tot drie disparate gezichtspunten: de triniteit, het Rijk en de predestinatie.”. (IVA 99) Vrij bizar is dat tot de verschijning van deze band nooit een afzonderlijke tekst over de predestinatie van Van Rulers hand verschenen is! (IVA 100) 

Deel IVB staat in het teken van het heil. Bijna 300 pagina’s is gevuld onder de titel ‘De realisering van het heil’. Ruim 200 pagina’s zijn er gereserveerd voor Van Rulers teksten die betrekking hebben op het ‘Leven vanuit het heil’. Enkele korten teksten maken hier deel vanuit en een grote tekst die Van Ruler schreef met het oog op zijn colleges ethiek. Het derde gedeelte van dit deel gaat over ‘De ervaring van het heil’. Ook hier kunnen we 300 pagina’s vinden, en met ervaring wordt dan de bevinding bedoeld. 

Het is niet alleen Van Ruler die deze banden vult. Veel werk is wederom verricht door dr. Van Keulen en zijn begeleidingscommissie. De gecombineerde inleiding op deze twee delen hebben al de omvang van een heel boek. Van Keulen beschrijft hierin wederom de inhoud van de delen, met veel aandacht voor achtergrond, gesprekspartners en receptie. Ditmaal viel het mij ook op dat er veel gebruik is gemaakt van archiefmateriaal. Verschillende opzetten voor bijvoorbeeld monografieën worden besproken. Dit is bijzonder interessant, omdat we zo snel een overzicht krijgen over hoe Van Ruler over de besproken onderwerpen dacht. Verdere lof wil ik geven voor de uitvoerige annotatie die rijkelijk aan het papier is toevertrouwd. Dit moet echt ontzettend veel werk zijn geweest. Het is haast teveel eer voor Van Ruler! 

Voor het voetlicht brengen 
Van Ruler kwam ik weer als nieuw tegen in dit vierde deel van het verzameld werk. Naast verschillende van zijn bekende teksten te hebben gelezen, heb ik namelijk ook kanten van Van Ruler ontdekt die ik nog niet kende. Iets van de doortocht door deze twee banden wil ik in wat volgt beschrijven, zodat u weet wat u kunt verwachten. In de eerste plaats zijn er in deze delen twee artikelen opgenomen die vriend en vijand hebben verbaasd. Beide heeft Van Ruler geschreven aan het einde van zijn leven, en beide hebben aan relevantie nimmer ingeboet. Ik heb het over “Ultragereformeerd en vrijzinnig” (IVB 721-801) en “Structuurverschillen tussen het christologische en pneumatologische gezichtspunt” (IVA 369-391). 

“Ultragereformeerd en vrijzinnig” werd postuum gepubliceerd in Wapenveld, Van Ruler had het nog geen week voor hij overleed af. De redactie van het blad had hem hiertoe gevraagd, omdat hij zich had laten ontvallen dat de ketterijen aan de rechterkant van de kerk veel ernstiger waren, dan die aan de linkerkant. Het pamflet is groots, niet alleen qua omvang, maar vooral qua inhoud. In liefde wijst Van Ruler de ultragereformeerden terecht, door ze te wijzen op hun standpunten waarin ten diepste het heil wordt aangetast. Met hierbij dan ook de gedachte dat ook in de geschiedenis de ketterijen aan de rechterkant van de kerk veel erger waren. De kerk had meer problemen met de gnostiek, dan met het arianisme. Dit temeer omdat “Het (rechtse, PW) wil steeds rechtser worden. Het is nooit rechts genoeg. Hoe rechtser hoe mooier. Dat wil zeggen: hoe rechtser men denkt en leeft, des te beter rechts lijkt men te zijn.” (IVB 722) Het aardige van dit artikel is, is dat het niet zozeer polemiek is, als wel positiebepaling van Van Ruler zelf. Hij geeft ook aan wat dan wel bijbels en katholiek is, ofwel gereformeerd. Zie hiervoor bijvoorbeeld het avondmaal. Voor Van Ruler is het sacrament het volgende, waaruit hij dan vijf kritiekpunten afleid. “Het sacrament is het verborgen eschaton. Dat houdt enerzijds in, dat het het eschaton is. Het is het einde. We zijn aan alle bemiddeling en toe-eigening voorbij. We staan in de volle realiteit. Anderszijds houdt het in, dat het het verhulde eschaton is.” (IVB 742) 

“Structuurverschillen” werd in eerste instantie door Van Ruler uitgesproken aan VU als lezing in 1961. Nederlandse theologen zijn misschien wel de meest calvinistische theologen, omdat ze zo’n nadruk leggen op de Heilige Geest. Van Ruler is hierin een van de grote voorbeelden. Hij hield deze lezing om het goed recht van de pneumatologie te verdedigen ten opzichte van de grote nadruk op de christologie. (IVA 371) Het aardige aan deze tekst is dat Van Ruler niet zomaar ruimte claimt voor de Geest, maar dat hij helemaal opklimt naar het heil in zijn geheel en dan stelt dat dit in het geheel vanuit twee gezichtspunten moet worden gezien. “Het heil is ten volle, zonder rest en zonder voorbehoud, in Christus gegeven. Maar elk nieuw mens is een nieuwe realiteit, aan wie dat heil ten eerste bemiddeld en ten tweede toegeëigend en toegepast en in wie het ten derde uitgewerkt moet worden. Kort gezegd: Christus moet geprédikt en Christus moet gelóófd worden.” (IVA 369) De structuurverschillen liggen hierin, Christus en de Geest verschillen als persoon, en zo ook in hun werk. Bijvoorbeeld, in het christologische dogma is de enhypostasie van fundamenteel belang, in de pneumatologie zou men hiermee ‘alles bederven’. (IVA 371) Fundamenteel is immers dat het ‘ik’ van Jezus met zijn twee naturen van Gods kant komt: er is geen meneer Jezus. Vanuit de pneumatologie zou dit bizar zijn. Wij vinden onze hypostasis niet in God, wij zijn een tegenover die verlost moeten worden! 

Ten tweede wil ik u wijzen op de bevinding bij Van Ruler. Dit trof mij erg, en het verraste mij ook dat dit bij hem zo’n grote rol speelt. Daarmee bedoel ik dan bevinding vanuit historisch perspectief. Want Van Ruler is hierin sterk afhankelijk van de Nadere Reformatie. Ik zal het houden bij de bespreking van een artikel uit 1950, geschreven voor Kerk en Theologie, onder de naam “De bevinding, proeve van een theologische benadering” (IVB 536-561). Volgens Van Ruler ligt de toekomst van de kerk erin dat ze de bevinding bewaart en verbreidt. “Alles in de kerk en álles in de theologie zal een bevindelijke gloed en glans moeten hebben.” (536) Als het zicht op de bevindelijke ontmoeting met God verdwijnt, ziet Van Ruler het volgende gebeuren. “De leertucht leidt dan tot versplintering, de zending wordt propaganda, het avondmaal verdicht zich tot ‘mysterie’, de kerstening verloopt in activisme.” (IVB 537) Opmerkelijk hierbij is dat hij hierin de Gereformeerde Bond c.a. positief waardeert in haar vasthouden hieraan, evenals aan de andere allerbeste elementen van de Reformatie. Zij het dan “vaak wanhopig bedolven onder partijfanatisme, kortzichtigheid, cultuurschuwheid en verwringing van de waarheid”. (IVB 536) Bevinding, dat zijn dan onder andere de volgende elementen. De Nadere Reformatie als geestelijke consequentie en noodzaak van de Hervorming. De Dordtse Synode; “Naar mijn inzicht heeft de Dordtse synode in haar vormen de bijbelse leer dieper gevat dan de oude concilies in de hare.” (IVB 540) De psalmen; “Voor de zuiverheid van de Godsvrucht is het echter van belang, dat de psalmen de overhand hebben over de gezangen: het christendom moet de bijbel niet overwoekeren.” (IVB 542) En ten slotte de grondstelling van de gereformeerde mystiek; “(…) deze God staat buiten, boven en tegenover ons. Hij handelt – en heeft gehandeld – in de geschiedenis. Hij gaat verkiezend en verwerpend zijn eigen gang. Hij is in het gewaad der oudtestamentische Schrift het meest zichzelf; Hij heeft zichzelf ook in de incarnatie niet uit handen gegeven; het Nieuwe Testament zal derhalve vanuit het Oude Testament geïnterpreteerd moeten worden. Wij kunnen dit samenvatten in de formule: God – deze God – is vréémd aan het diepste van onze ziel. In de taal van de bezettingstijd: wij ontmoeten meer van God, wanneer wij op straat een jood tegenkomen, dan wanneer wij inkeren in onze Germaanse rasziel.” (IVB 542-3) 

Slotwoord 
Ik kan in deze recensie slechts onderbelichten wat we in handen hebben in deze twee kloeke delen die verschenen zijn in het Verzameld werk van Van Ruler. Ik hoop daarom van harte dat ze ook gelezen zullen worden! 

A.A. van Ruler, Christus, de Geest en het heil. Verzameld werk deel IVA. Zoetermeer 2011, 792 blz. €59,50. & A.A. van Ruler, Christus, de Geest en het heil. Verzameld werk deel IVB. Zoetermeer 2011, 825 blz. €59,50. 

zaterdag 15 september 2012

H.J. de Bie, Bijbelse theologie van het OT vanuit de gereformeerde traditie.

Laat ik direct maar beginnen bij wat voor mij de grootste waarde is van dit boek. Dat is de methode van bijbelse theologie die De Bie opzet en uitwerkt. Hoewel bescheidenheid het boek kenmerkt, zoals we dat in de titel lezen, mag dit toch wel een grote winst genoemd worden voor de wetenschap van de bijbelse theologie. 

Bijbelse theologie 
Een groot gedeelte van de bijbelse theologie heeft zich immers qua methodologie sterk laten beïnvloeden door een opvatting van de geschiedenis, die de theologie van de Bijbel in een strakke mal heeft gestopt. Om niet dogmatisch bezig te zijn gingen bijbelse theologen op zoek naar een meer wetenschappelijke methode. Deze vonden ze in de geschiedenisopvatting zoals die al te vinden is bij vroege denkers uit de Verlichting, en wel het meest invloedrijk is uitgewerkt door Hegel. Haar axioma is dat we te doen hebben met ontwikkeling, niet zomaar, maar een positieve ontwikkeling. De Bie merkt dan ook op dat men geen oog had voor de tekst, maar slechts voor de historische ontwikkeling van de godsdienst van Israël. (23) Waar het christendom gezien werd als de hoogste vorm van godsdienst, werd dit idee ook gebruikt voor de bijbelse theologie. Binnen de Bijbel zag men ook een ontwikkeling Abraham met zijn nomadengodsdienst, tot Jezus als de grote openbaarder, waar de ethiek zijn hoogtepunt bereikt. Ontwikkeling als grondlijn lijkt haast niet weg te denken. Vandaag de dag zien we dat nog steeds bij iemand als Brueggemann. Hij legt veel nadruk op de tekstanalyse, maar uiteindelijk is de ontwikkeling de grondlijn. Het getuigenis ontwikkelt zich bijvoorbeeld van werkwoord tot zelfstandig naamwoord. Er is veel reden om kritisch te kijken naar dit centraal stellen van de historische ontwikkeling van de godsdienst. Op zijn minst vanwege de grote vooronderstelling van de progressiviteit. 
De Bie komt dan ook met een andere methode om de Bijbel te lezen. Hij wil zich concentreren op de tekst. Juist deze beweging naar de tekst van de Bijbel waardeer ik. Hoewel ik hierbij ook nog wel enkele vragen heb, maar die volgen hieronder. Eerst wil ik laten zien hoe De Bie de tekst als uitgangspunt neemt. In de eerste plaats kiest hij fundamenteel voor de synchrone exegese. In dat opzicht is zijn benadering dan ook canoniek te noemen. Dat blijkt ook uit de opmerkingen die hij vooraf maakt. Hij gaat uit van de eenheid van de canon en het gezag van de Tenach in plaats van de Septuagint. (15) Dit betekent dus dat De Bie zowel kan ingaan op de theologie van bijbelverzen, op de theologie van bijbelboeken, de theologie van het Oude Testament, als ook op de theologie van de Bijbel als geheel. De eenheid staat bij hem voorop. Dit is een bijzonder grote vooronderstelling waar zijn verdere methode dan ook op stoelt. 
De Bie biedt een ‘wegennet’ aan om zo de route te doorlopen naar een bijbelse theologie. Zoals gezegd is de tekst van de Bijbel het uitgangspunt en hij tracht dan ook zijn methode hieraan te ontlenen. Dit betekent dat hij gebruik maakt van zeven perspectieven waarmee hij verschillende facetten van de tekst voor het voetlicht plaatst. Dit zijn zowel perspectieven met een hele brede blik, als perspectieven die zich richten op kleinere onderdelen van de Bijbel. Het zijn de grondstructuren (samenhang OT en NT); koppelingen (verbindingen tussen bijbelgedeelten); associatie in woordgebruik; assonantie; tekstpatronen (theologische structuren); speerpunten (de toespitsing van de Tenach op een punt); en als zevende, kernwoorden (woorden die bijbelse verbanden laten zien). (25) 
Met deze perspectieven benadert De Bie vervolgens alle boeken van de Bijbel, daarbij de kleine profeten gezamenlijk. Het aantal pagina’s laat al zien dat het boek voor een bijbelse theologie wat dunnetjes is. De Bie geeft een uitvoerige analyse van drie belangrijke boeken uit het OT, namelijk Genesis, Leviticus en Jesaja. Alle perspectieven werkt hij uit om de theologie van de boeken duidelijk te maken. Zo komen bij het punt grondstructuren van Jesaja de citaten van het bijbelboek in het NT aan de orde. (59-67) Het mag duidelijk zijn dat de hoeveelheid informatie die naar boven komt teveel zou zijn om bij elk bijbelboek allemaal te noteren. Vandaar dat De Bie bij de andere boeken slechts de belangrijkste uitkomsten noemt. In dat opzicht blijft het boek natuurlijk ook een uitnodiging. We krijgen gereedschap aangereikt om vervolgens ook zelf te gaan schatgraven! 

Vanuit de gereformeerde traditie 
Zoals de titel aangeeft wil De Bie theologie bedrijven uit de gereformeerd perspectief. Dit impliceert immers ook zijn canonieke benadering. De Tenach is OT omdat de Heere Jezus dit heeft aangegeven. (15) Het gehele onderzoek is dan ook specifiek gericht op de wijze hoe het OT verbonden is met Jezus. Vandaar ook een keuze voor Jesaja, die niet voor niets de vijfde evangelist wordt genoemd. 
Enkele oergereformeerde thema’s komen terug in de analyse die De Bie geeft van het OT. Belangrijk is natuurlijk de heilsgeschiedenis. (269v) Juist het OT laat zien dat God telkens weer verder gaat en uiteindelijk in Jezus al het heil geeft. Dit heeft natuurlijk ook alles te maken met verbond. (271v) Het verbond is zo ook een sterke lijn die aangeeft hoe het OT vervulling vindt in Jezus. Bijvoorbeeld omtrent de heilsteksten van Jeremia, als God spreekt over het vergeven van de ongerechtigheden en het niet meer denken aan de zonden. Zo wordt het spreken over het verbond ook een van de grote lijnen tussen OT en NT. 
In het bijzonder is het gereformeerde aspect te vinden in de slotwoorden die De Bie schrijft. “In Tenach structureert de heilsgeschiedenis het geloof in drie hoofdmomenten: ellende, verlossing en dankbaarheid (…). Tenach is open, niet alleen naar Israël, ook naar de ‘heidenvolken’. Het biedt in vogelvlucht nu al een groots panorama. Dat belooft wat voor de toekomst!” (280) Juist deze drie stukken van de Heidelberger ziet De Bie telkens weer terug in het OT, juist ook in haar verbinding met het NT. 

Een aanzet en uitnodiging 
Zoals boven al geschreven wil het boek niet compleet zijn en heeft De Bie hiermee ook niet alles gezegd. Het is in dat opzicht slechts een aanzet en uitnodiging. Het zou ook mooi zijn als wat hier voor ons ligt verder wordt uitgewerkt. Misschien er dan ook antwoord gegeven kan worden op enkele vragen die ik nog had na het lezen van BTOT. De vragen die ik wil noemen hebben betrekking op het begin van het boek, en zo op haar beginselen. 
In de eerste plaats vraag ik me af of een canonieke positie gereformeerd kan zijn. De Bie zelf bezigt deze term niet, maar het lijkt er wel op. Voor hem is Jezus Degene Die de canonieke status van het Oude Testament laat zien. “Voor Hem is de canon een gesloten eenheid.” (15) Hij spreekt namelijk over de Wet en de Profeten. Hier is veel mee gezegd, maar in ieder geval ook dat het niet langer gaat om de joodse Bijbel, maar de christelijke, dus een canonieke benadering vanuit de geloofsgemeenschap. Moet de Bijbel, in dit geval het OT, niet eerst voor zichzelf spreken? Om het met Graafland te zeggen, de volgorde is toch: Bijbels en daarom gereformeerd? Dan is er ook ruimte voor het tegoed van het OT. Daarbij, juist de vraag naar wat de canon inhoudt is volgens Childs de hoofdvraag van de bijbelse theologie. 
Ten tweede vraag ik me af waarom de verwijzing van Jezus, als van de brieven, naar de ‘Schriften’ doorslaggevend is om de Septuagint niet als uitgangspunt te nemen. Juist in de brieven wordt overvloedig verwezen naar de Septuagint. In het bijzonder ook als het gaat om dat vijfde evangelie van Jesaja. Het is niet voor niets dat een van de hoofdconclusies van Stuhlmachers bijbelse theologie luidt dat de Septuagint bij de canon zou moeten horen. 
Ten derde vraag ik me af of de eenheid niet veel te veel overheerst. Niet alleen van het OT, maar ook in haar verbinding met het NT. Om nog een nieuwtestamenticus erbij te halen, Matera neemt juist de spanning tussen eenheid en diversiteit als de leidraad voor zijn bijbelse theologie. Wat die diversiteit betekent wordt helaas niet uitgewerkt. Daar komt dan nog de spanning van continuïteit en discontinuïteit van OT en NT bij. 
Dit zijn zo enkele vragen waar wat mijn betreft de uitnodiging van de titel naar mag uitgaan. Andere bijbels theologen laten zien dat deze keuzes lang niet vanzelfsprekend zijn. 

Slotbeschouwing 
Het is goed om ten slotte stil te staan bij de waarde van dit boek. Ik denk dat dit juist voor iedereen een aanwinst kan zijn. De Bie geeft ons vergezichten in de Bijbel, diept de grote verbanden uit en zet het OT in het perspectief van Jezus Christus. Voor meditatief bijbellezen is dit van groot belang. Het is allemaal informatie die je niet vindt in commentaren en waar jezelf ook niet zo snel opkomt. Maar voor een serieuze omgang met de Bijbel mag deze informatie natuurlijk niet ontbreken. 
Het gaat hierbij niet alleen om de grote lijnen. Ook van de losse, maar rake, opmerkingen kunnen we veel leren. Dit is hierboven wat ondergesneeuwd, dus nog twee voorbeelden. “Christus is niet gekomen om de Wet ‘af te schaffen’ (…), maar om te vervullen, dat is van kracht te verklaren voor de hele wereld (Matth. 5:17).” (103) “Het ‘Ik’-woord van God domineert de ‘Tien Woorden’ (…). Hoor je echt Zijn stem ‘Ik ben er’, dan doe je gewoon wat Hij zegt (…).” (112) Een goede aanrader voor wie zich in de Bijbel wil verdiepen! 

H.J. de Bie, Bijbelse theologie van het Oude Testament vanuit de gereformeerde traditie. Een aanzet en uitnodiging. Groen, Heereveen 2011, 352 blz. €39,95.

donderdag 6 september 2012

Rob Bell, En de meeste van deze is… liefde

De afgelopen tijd is wel gebleken dat mensen aardig verhit kunnen raken door te praten over de hel. Deze discussie, die uit de VS is komen overwaaien, is nu ook in Nederland losgebarsten. In ieder geval wordt ze flink gestimuleerd door enkele mediabedrijven. Het ND organiseerde een debat. Kok, Vuurbaak en Medema geven vertalingen uit van de drie Amerikaanse posities. Ik beperk me in deze recensie tot de aanstichter van deze polemiek. Rob Bell met zijn boek Love Wins. 

Populair 
Bells standpunt is dat de hel als eeuwige straf een misleidend en giftig geloof is. In zijn boek wil hij laten zien dat dit niet Bijbels verantwoord is. De omslag van dit net verzorgde boek wijst ons erop dat het een toegankelijk en overtuigend boek is. Dat eerste kenmerk klopt zeker. Bells toegankelijkheid is zijn grote kracht en waarschijnlijk de reden waarom hij zoveel discussie heeft weten te ontlokken. De boodschap op zich is natuurlijk niet nieuw. Volstrekt anders dan de meeste theologische boeken is dit boek primair gericht op toegankelijkheid. Ik zal ter illustratie het begin van het eerste hoofdstuk citeren. Hier zet Bell het probleem neer, op overtuigende wijze. Hij begint met een verhaal over een kunstexpositie in zijn kerk. Daar was ook een uitspraak van Gandhi te lezen, die fascineerde vele mensen. 

“Maar dat gold niet voor iedereen. 

Iemand had er een velletje papier aan vastgehecht. Daarop stond geschreven: ‘Herinnering: hij zit in de hel.’ 

O ja? 

Zit Ghandi in de hel? 

Echt waar? 

Staat dat zwart op wit? 

Is er iemand die dat weet? 

Zonder enige twijfel? 

En nam diegene de taak op zich om dat aan anderen door te geven?” (11) 

Hierbij moet u zich voorstellen dat er gebruik wordt gemaakt van een open lettertype, grote 12, regelafstand anderhalf en heel veel witregels. In de komende citaten laat ik die maar achterwege. Dit citaat vult dus een halve bladzijde in het boek! Het is dan ook niet zo vreemd dat ik het boek heb gelezen tijdens een middagje genietend van de zon in de tuin. 

Het citaat laat ons ook zien hoe Bell redeneert. Hij geeft in dit boek niet zozeer een argumentatie voor een stelling. Dat is niet de rode draad. Hij wil ons eerder laten voelen wat er op het spel staat. En wat mogelijke andere manieren zijn om er over na te denken. Hijzelf geeft de beste typering: “Als je dankzij dit boek in aanraking komt met de levendige, gevarieerde, rommelige en veelstemmige complexiteit van de historische, voortgaande dialoog over de opgestane Jezus – dan ben ik meer dan gelukkig.” (10) Het is eigenlijk lekker postmodern, in die zin dat je er gewoon lekker bij mag voelen. We doen het in verbondenheid met de opgestane Jezus, dat is de identity marker. Maar voor rest is er niet iets van traditie of gezag. Het is telkens een opnieuw uitvinden, het evangelie komt tot ons als nieuw. Dus we moeten er ook weer over naar gaan denken. Ik voel mee dat dit aanspreekt. 

Keerzijde 
Echter, deze insteek vind ik, om maar een understatement te gebruiken, niet helemaal bevredigend. Misschien doe ik wel moeilijk, maar ach, ik denk dat we vaak toch wel meer bepaald zijn dan we denken. Het lijkt me wat paradoxaal om te denken dat mijn probleem enerzijds heel erg herkenbaar is en dat iedereen er mee worstelt in mijn tijd. En anderzijds er van uitgaan dat mijn probleem (of ikzelf, of mijn zoektocht) zo uniek is, dat ik denk dat ik de geschiedenis links kan laten liggen en mijn keuzes niet hoef te verantwoorden. 
Bell neemt namelijk aardig wat aannames mee in de wijze waarop hij zijn oplossing poneert. Ik zal er een paar noemen. Het evangelie gaat er niet om dat je ‘ergens anders heen wordt gebracht.’ “(…) [H]et enige wat telt is wat je met Jezus’ woorden doet.” (17) “Door je in te zetten voor schoon water, draag je nu al bij aan het leven in de komende wereld. (…) [E]en eigen plek creëren, een tuin onderhouden, het zijn allemaal geheiligde taken voor nu, voor partners (!) van God, omdat ze in de komende wereld door zullen gaan." (55) 
In deze citaten worden al aardig wat beslissingen gemaakt die Bell gebruikt om zijn lijn van betoog uit te werken. Al met al kiest hij voor een vrijzinnig discours. Los van de vraag of dit verkeerd zou zijn, ik constateer slechts wat niet wordt verwoord of verantwoord. Bell legt een nadruk op de continuïteit van deze wereld en de toekomende. We bouwen er aan. Door in de tuin te spitten helpen we God een handje mee. En christen-zijn betekent wat doen met Zijn woorden. Ofwel een goed leven leiden. De vrouw die in haar eentje zwoegt voor de opvoeding van haar kinderen is vanwege haar deugden het ideaal. Voor Bell is dit slechts een retorische vraag. “Zegt God tegen haar: ‘Jij bent het type mens met wie Ik de wereld draaiende kan houden’?” (63) 

Hoe zit het dan met redding en de hel? In de eerste plaats wil God alle mensen zalig hebben. (107) Belangrijker dan de vraag of God krijgt wat Hij wil, is de volgende. Krijgen wij wat we willen? “Ja; we krijgen wat we willen. Zo liefdevol is God.” (126, sic) Er bestaat natuurlijk een kansje dat een mens toch niet met God verder wil. Hoewel dat niet iets is wat vast staat en blijft staan voor altijd, het kan altijd nog veranderen. Anders is het zielig voor de mensen die nu net als atheïst zijn opgevoed. De hel is zo ook nog wel nodig. Je hebt een woord nodig om het gemis van die grote liefde te duiden. (103) Maar deze is op dezelfde plek als de hemel. “In de hel zijn betekent op het feest zijn. Dat maakt het zo hels. Het is geen beeld van scheiding, maar van samenvoegen.” (175) 

Hoe zit het dan met Jezus? In de eerste plaats is het kruis multi-metaforisch. (137) Het oude idee is maar een van de ideeën, en zeker niet de beste. Bell gaat uit van Jezus Christus Die overal is. Net als het wereldbeeld van de eerste christenen. (?) “Er is in de wereld een energie, een vonk, een lading, waar alles op aangesloten is. De Grieken noemden dit zoe, de mystici ‘Geest’ en Obi-Wan had het over ‘De Kracht’.” (152) En Bell noemt de Kracht uit Star Wars het Woord van God. Als ook Obi-Wan onder de profeten is, is het natuurlijk lastig om over Jezus Christus te spreken als de Enige weg. Echter, zegt Bell dan, deze exclusiviteit heeft inclusiviteit als de andere kant van de medaille. (161) “Inclusiviteit van het soort dat openstaat voor alle godsdiensten, het soort dat er vertrouwen in heeft dat goede mensen binnen zullen komen; dat er maar één stad is, maar dat daar vele wegen naartoe leiden. Deze inclusiviteit gaat ervan uit dat je wel goed zit als je met een oprecht hart leeft en je daden door de beugel kunnen. (…) En dan laat Hij de deur open. Wijd open. Hij laat de deur wijd open voor alle mogelijke mogelijkheden. Jezus is zo beperkt als Jezus en zo alomvattend als het universum.” (162) 

De kernvraag die ook al aan het begin van het boek werd gesteld is: over welke Jezus heeft men het!! Na bovenstaande redenering komt Bell op zijn antwoord. Mijn dunkt een samenvatting van zijn theologie, het is zijn christologie kort samengevat. “Of bedoelen ze de levensbron van het universum, die onder ons heeft gewoond en alles nog steeds onderhoudt met zijn liefde, kracht, genade en energie?” (163) Immers, “(…) de uitdrukking ‘persoonlijke relatie’ [staat] nergens in de Bijbel.” (20) Tja, zo zien we dat je niet louter kunt spreken over de hemel op zichzelf. De Godsleer bepaalt de rest van onze theologie. 

Niet altijd sterk 
Wie het boek leest zal best onder de indruk zijn. Bell weet zijn gedachten goed over te brengen. Hij is retorisch heel erg sterk. Het zijn niet zomaar problemen waar hij mee worstelt in het boek. Je voelt ze daadwerkelijk aan bij het lezen. Maar als we dan zo het een en ander samenvatten, zoals ik hierboven heb gedaan blijkt ook de zwakte van het boek. Het boek blijft vooral op gevoelsniveau steken. Argumentatief vind ik zijn betoog niet zo sterk. 
Bell heeft er zelf niet zoveel mee, maar ik denk dat hij beter zijn uitgangspunt had kunnen nemen in Gods verkiezend handelen. Aan het begin van het boek komt hij hiermee wel op de proppen, maar laat dat direct links liggen. Wat als de evangelist een lekke band krijgt? Dan krijgen sommige mensen nooit het evangelie te horen. De insteek van de Dordtse Leerregels is nu net dat de voeten van hen die het Evangelie brengen zalig zijn. Het is God Zelf Die hier handelt. Zou dan een lekke band een probleem moeten vormen? Dat lijkt me wat klein gedacht. Het is eigenlijk noodzakelijk om de uitverkiezing als uitgangspunt te nemen in deze problematiek. De uitverkiezing heeft voor sommige mensen (waaronder Bell) de bijklank van systeem, dogmatisch, absoluut, en wat wel niet meer vervelend is. Er is dan helemaal geen ruimte meer. Maar nu blijkt dat het tegenovergestelde waar is. Bell wil juist een systeem maken waarin alles helder is. Het moet voor hem duidelijk zijn of iemand in de hemel komt. Hij wil het weten! Wij willen het weten. De uitverkiezing wil niet zo’n systeem zijn. Als we dat belijden, dan belijden we dat we lang niet alles weten, maar dat God alles in handen heeft. En dat we Hem dat ook kunnen toevertrouwen, zonder dat we precies weten hoe het zit. 

Slotbeschouwing 
Het lijkt me dat het hele debat rond hemel en hel vooral een commercieel gebeuren is. Wat aardig is aangeslagen. Het boek zelf valt me wat tegen. Wat wel aardig is en onbenoemd is gebleven zijn de exegetische inzichten van Bell. Niet die over de hel, de teksten die hierover gaan vindt hij ‘nogal vaag’. (77) In zijn boek werkt hij echter ook veel gelijkenissen uit en dat doet hij origineel. Dat maakt toch nog wat goed. 

Rob Bell, En de meeste van deze is… liefde. Een eerlijk boek over hemel en hel. VBK Media, Utrecht 2012, 206 blz. €18,50.