maandag 18 februari 2013

Arjan Plaisier en Klaas Spronk (red.), Meervoudig verbonden

De stroom aan publicaties rondom het onderwerp kerk en Israël zal wel nooit opdrogen. De artikelenbundel Meervoudig Verbonden is er opnieuw één in de reeks. Het heeft de veelbelovende ondertitel 'nieuwe perspectieven op de vragen rond kerk, Israël en de Palestijnen.' Het boek zelf laat vooral de complexiteit zien van de huidige discussie rond dit thema die er binnen de kerk is. De titel meervoudig verbonden geeft dit al aan. In het boek komen verschillende auteurs aan het woord met elk hun eigen visie. Dit schuurt soms, maar dit mag ook, aldus Meijer in de inleiding. De artikelen zelf vormen volgens hem zo al een begin van het gesprek (8). Met het woord 'gesprek' is ook de insteek van het boek getypeerd. In aansluiting op een postmoderne hermeneutiek probeert men vooral het gesprek te zoeken. Het onderlinge gesprek tussen de verschillende lezers van de Bijbel om zo de verbondenheid te vinden. In dit kader wordt daarom ook elk artikel afgesloten met een aantal gespreksvragen. 

Het eerste deel van het boek 'Grondlijnen' laat twee perspectieven zien. Twee grondlijnen die onderling schuren en elkaar eigenlijk uitsluiten. De eerste komen we tegen in de eerste twee artikelen. We horen daar van een een postmoderne hermeneutische zoektocht naar eenheid, waarbij vooral woorden als autoriteit en uitsluiting uit den boze zijn. In het eerste, van elders overgenomen artikel, schets Shaul Magid de Bijbeltekst als een tekst die voortgekomen is uit meningsverschil en subversie, als een tegenstrijdig document. De Bijbel is 'een eeuwenoude, revolutionaire controversiële lappendeken van ongelijksoortige oude wijsheid, die maar niet wil verdwijnen' (23). Hij spreekt over 'de bloedige daad van canonisatie' (24) waarin er een heilig boek, of eigenlijk meerdere heilige boeken, werden gefabriceerd. 'De grimmigheid van uitsluiting ligt ten grondslag aan het heilige'(21). Magid pleit voor een erkenning van en terugkeer naar het subversieve karakter van de Bijbel, vóór het proces van canonisatie. Alleen zo kan de Bijbel volgens hem nog wat bijdragen in de huidige discussie. Klaas Spronk sluit in het tweede artikel bij deze benadering aan. Hij benadrukt de ruimte die zo ontstaat om de Bijbeltekst niet alleen te lezen als bevestiging van het eigen gelijk, maar juist als tegenstem. Problematisch in deze grondlijn is wat mij betreft het feit dat hiermee het de Schrift zelf als autoriteit het zwijgen wordt opgelegd. Geheel in lijn met de postmoderne hermeneutiek leggen beide auteurs de nadruk op de lezer en zijn subjectiviteit. De waarheidsclaim dat de eigen uitleg de ware uitleg is lijkt voor hen de kern van het probleem en zal moeten worden losgelaten. De andere twee artikelen uit het eerste deel van de bundel lijken een tegenstem hiertegen te vormen. In beide artikelen wordt gezocht naar ruimte binnen de uitleg van de Schrift. Het eerste artikel is opnieuw een van elders overgenomen artikel van Robert Jenson, het tweede sluit hierbij aan en is van de hand van Arjan Plaisier. Beiden zoeken naar de ruimte die de Schrift zelf biedt in zijn uitleg en lijken hiermee dus een aan de eerste grondlijn tegengestelde hermeneutische uitgangspositie te kiezen. In het tweede deel 'Perspectieven' worden in zes korte bijdragen de lijnen uit het eerste deel doorgetrokken. Het gaat dan om de vraag naar de relatie met Israël, de Palestijnse christenen, de islam en de politiek. Bijdragen die opnieuw stuk voor stuk de complexiteit van de discussie laten zien en eigenlijk geen van alle definitieve antwoorden geven. Misschien omdat dit laatste ook wel niet mogelijk is. 

Al met al laat het boek vooral de zoektocht zien, allereerst naar een verbondenheid met Israël en de Palestijnen, maar misschien nog wel belangrijker, ook naar een onderlinge verbondenheid van de kerk zelf rondom deze vragen. Men wil opzoek naar een richting die verder brengt, naar nieuwe perspectieven, naar een diepere onderlinge basis van verbondenheid. Het boek zelf is echter getuige van de moeilijkheid van deze opgave. Als men eerlijk is dan is men hierin helaas niet geslaagd. Verder dan een gesprek met meer vragen dan antwoorden komt men niet. Het gesprek alleen lijkt mij echter niet voldoende. Ooit moet men tot antwoorden komen en wie antwoorden geeft, sluit andere antwoorden uit. Wie het boek gelezen heeft blijft dan ook vooral met veel vragen zitten. Of zou dat misschien juist het winstpunt kunnen zijn? Duidelijk wordt in ieder geval dat de discussie nog niet ten einde is en misschien ook wel nooit zal eindigen.

Arjan Plaisier en Klaas Spronk (red.), Meervoudig verbonden, Nieuwe perspectieven op vragen rond kerk, Israël en Palestijnen, Boekencentrum, Zoetermeer, 144 blz., € 14,50

maandag 11 februari 2013

drs. R. Toes, Verweesde generaties

Er is wat mis met onze jeugd. Het gezag is weg en de discipline is zoek. Jongeren van tegenwoordig zijn ongeduldig, kunnen niet omgaan met tegenslagen en hebben moeite zich te concentreren. Er lijkt een generatie van kleine prinsjes en prinsesjes op te groeien die nauwelijks weten wat 'nee' is. Op school, thuis en in de kerk merken we dit en het maakt dat de opvoeders maar al te vaak met de handen in het haar zitten. Het is deze waarneming die drs. R. Toes ertoe heeft gebracht het boekje Verweesde generaties te schrijven. Toes is zelf directeur de Guido dès Bres, een Reformatorische school middenin de Randstad en weet dus waar hij het over heeft. Eerder, in 2011, schreef drs. Els van Dijk een boekje getiteld De hunkerende generatie. Vanuit de leefwereld van jongeren doet zij hierin een appèl op de volwassenen. Toes kiest in dit boekje voor een andere insteek en spreekt vooral vanuit de lastige taak die opvoeders vandaag de dag hebben. Som krijgt het daardoor wel wat weg van een klaagzang. Tegelijk worden de opvoeders wel wakker geschud, bewust gemaakt van de problematiek en wordt er gezocht naar een antwoord. 

Het boek zelf bestaat uit elf hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van de problematiek. In het tweede hoofdstuk wordt het probleem nogmaals op de kaart gezet en wordt voorzichtig de vraag gesteld of deze problematiek niet van alle tijden is. De auteur erkent dat er veel parallellen zijn met vroeger, maar wijst ook op grote verschillen met toen. In het derde hoofdstuk wordt hier nader op ingegaan. Het poogt een historische duiding te geven van de door de auteur waargenomen ontsporing. De precieze oorzaak wordt in het hoofdstuk echter niet geheel duidelijk. Het lijkt erop alsof de auteur de schuld met name legt bij de jaren 60. Hij spreekt over opkomende totaliteitsgedachte, waarbij er geen oog meer is voor de minderheid. Hierbij komt een zich afzetten tegen de burgerlijke orde, waarbij 'dansend rond het altaar van de vrijheid' (33), alle gezagsverhoudingen werden ondermijnd. De grote luxe van de huidige tijd maakt dat de jeugd geen 'nee' meer duldt. In de volgende hoofdstukken wordt beschreven hoe deze gezagscrises doorwerkt in allerlei verbanden. Achtereenvolgens is er een hoofdstuk over de vader, de leraar, de dominee, de politicus en, opvallend genoeg, tenslotte ook de kunstenaar. Telkens opnieuw worden hier de problemen geschetst. Het wordt al met al een wat wijdlopig betoog, waarin focus mist. Er wordt vooral veel waargenomen, maar grondige analyse ontbreekt vaak. Na al deze waarnemingen wordt in hoofdstuk 9 de vraag gesteld: kunnen we er wat aan doen? Is een terugkeer van het gezag mogelijk? De ondertitel luidt 'pleidooi voor terugkeer van het gezag' en het zal dan ook niet verbazen dat de auteur hier inderdaad voor pleit. In het laatste hoofdstuk worden daarom tenslotte nog enkele suggesties gedaan voor verbetering. 

De vraag blijft: hoe moeten we dit boek nu beoordelen? Deze vraag is nog niet zo makkelijk te beantwoorden. Allereerst kunnen we stellen dat wie op zoek is naar een theologische fundering van de noodzaak van gezag deze in dit boekje niet zal aantreffen. Op zichzelf lijkt dit een gemis, aangezien de overtuiging van de noodzaak van gezag en hiërarchie niet voor iedereen direct duidelijk is. Ook wie als ouder, leraar of dominee op zoek is naar praktische handvatten voor de dagelijkse opvoeding zal in dit boekje weinig vinden. Het boekje is dan ook vooral een signaalboek dat opvoeders, zoals ouders, docenten en predikanten aan het denken wil zetten, hen wakker wil schudden en duidelijk wil maken dat opvoeden moeite kost, maar toch nodig is, dat gezag geëist mag worden en heilzaam is. Het boek laat vooral zien hoe er een verweesde generatie is, die behoefte heeft aan vaders, aan gezaghebbende figuren die vanuit levenservaring en op grond van hiërarchie de ander kunnen leiden en opvoeden. Wat dat betreft is het boek zeker het lezen waard. 

drs. R. Toes, Verweesde generaties, Pleidooi voor de terugkeer van het gezag, De Banier, Apeldoorn, 140 blz., € 9,95

vrijdag 8 februari 2013

C.P. Boele, Noordmans, de filosofie en christelijk leiderschap


Het feit dat de Friese theoloog Oepke Noordmans (1871-1956) nooit een toga heeft gedragen, is wellicht exemplarisch voor zijn kijk op de verhouding tussen ‘school’ en ‘kerk’. Kernachtig brengt C.P. Boele dit onder woorden als hij zegt: „De kerk kent volgens Noordmans ten principale geen doctores […], strikt genomen zelfs geen theologen, want tegenover het Woord Gods staan wij allen gelijk.” (61) Het Woord Gods en de uitlegging van dat Woord. Dáár gaat het Noordmans om. 

Op 14 januari van dit jaar promoveerde C.P. Boele, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede, op een studie naar Noordmans’ denken over filosofie. Het thema christelijk leiderschap is de praktische spits van het boek. Het is niet de zoveelste dissertatie over wat H. Berkhof eens noemde; ‘de geniaalste reformatorische theoloog van de twintigste eeuw’. Het is ook niet slechts een inleiding tot Noordmans’ werk –dat doorgaans als vrij ontoegankelijk wordt beoordeeld. Boele schreef een diepgravende en boeiende studie waarin hij duidelijk zijn eigen visie door laat klinken en waarin ook de visie van zijn promotor –prof. dr. A. van de Beek– doorklinkt.

Eschatologie
In de loop der jaren verschenen er tal van studies over Noordmans’ persoon en werk. Boele pretendeert echter een andere invalshoek te hebben gekozen. Hij is niet zozeer beschrijvend als wel analyserend te werk gegaan. Centraal in zijn studie staat de vraag „hoe gebruikt en beoordeelt Noordmans de filosofie (door hem ook wel als ‘school’ aangeduid) binnen het kader van zijn theologie en welke perspectieven biedt zijn visie voor hedendaagse vraagstukken op dit terrein?” (12) In het verdere van zijn studie gaat Boele in op de gevaren én de positieve betekenis van de filosofie, zoals hij die bij Noordmans signaleert. 
Allereerst beschrijft Boele een viertal gevaren die de filosofie volgens Noordmans heeft. Kort en bondig; de filosofie dringt terug. Een terugdringen achter het Woord, in de mystiek, in de persoonlijkheid en in de historie. Terwijl de theologie „zich niet achterwaarts [moet] keren naar de idee, maar voorwaarts naar de werkelijk, hoe vreselijk die ook moge zijn” (16), aldus Noordmans. Boele schrijft zelf: „De christelijke theologie gaat echter altijd vooruit, niet als positieve ‘vooruitgang’, maar in een eschatologische beweging van schepping naar verlossing en van verlossing naar voleinding.” (idem.) Daarnaast; God openbaart zich in Zijn Woord en in het bijzonder in het vleesgeworden Woord, Jezus Christus. Dit betekent voor Noordmans dat dit Woord het object van theologie is en niet God zelf. De eeuwige dingen spreken ons toe en dat betekent dat we niet uit de eeuwige dingen zelf iets hoeven te construeren. „Zijn de heilsfeiten zelf niet veel rijker en voller dan het ‘schema’ dat wij eruit halen?” (18), zo vraagt Boele zich af.
Tevens mag de theologie niet vervallen in de mystiek, los van het leven. Daarin blijkt volgens Boele Noordmans’ reformatorische denken: „Het ging de reformatoren om Christus in ons.” (29). Dit losweken van het leven ziet Noordmans niet alleen in de scholastieke en natuurwetenschappelijk getinte theologie, maar ook in het ‘spookhuis’ van Karl Barth (1886-1968). Noordmans’ wordt wel gezien als een van de wegbereiders van Barth, maar „toch ging Barth volgens Noordmans te ver. Hij [d.i. Barth] legde zo sterk de nadruk op het volstrekte initiatief van God zelf, dat de kerk volgens Noordmans een soort spookhuis wordt, waarin God op onverwachte ogenblikken tevoorschijn springt” (33). Volgens Noordmans is Barth’s theologie te weinig trinitarisch.

‘Plek licht rondom het Kruis’
Met alle waardering die Noordmans voor J.H. Gunning (1856 -1878) en D. Chantepie de la Saussaye (1818-1874) –vertegenwoordigers van de ethische richting– heeft gehad, koestert hij ook bezwaren tegen hun denken. Vooral hun persoonlijkheidsethiek moet het ontgelden. Volgens Noordmans wordt het evangelie hierdoor gehumaniseerd. De exegese verwordt zo tot een psychologiserende exegese en prediking. De Bergrede wordt dan ontdaan van haar eschatologische betekenis en degradeert tot een algemene deugdenleer. Noordmans verzet zich dan ook tegen een kerk die ‘verpolitiekt’. „De kerk wordt daardoor historisch in plaats van profetisch.” (42) Zij mag niet opgaan in de historie, maar moet gericht zijn op de toekomst; het Koninkrijk der Hemelen. 
Naast alle kritiek die Noordmans, aldus Boele, heeft op de filosofie, kent hij haar ook een positievere betekenis toe. Vooral methodisch kan de filosofie betekenis hebben voor de theologie. Zij kan voor fouten behoeden. Wel moet zij haar plaats weten. Met een toespeling op Noordmans’ befaamde uitspraak dat ‘de schepping een plek licht rondom het Kruis is’, beschrijft Boele de plaats van de filosofie als ‘een plek licht rondom de theologie’. Met dit beeld wil hij allereerst aangeven dat het licht van de theologie de ontoereikendheid van de filosofie ontmaskerd. „Net zoals de echte schepping pas goed in beeld komt in het licht van het Kruis en wel als gevallen schepping.” (56) En ten tweede biedt deze lichtkring een zekere ruimte voor christelijk leven, kerk en dogmatiek en filosofie. Dat neemt niet weg dat voor Noordmans essentieel is dat binnen de theologische ruimte theologisch gedacht moet worden.

Pastorie
Voortdurend vallen in Boele’s studie de termen theologisch, trinitarisch en eschatologisch. Volgens Boele vormen deze begrippen het denkraam waardoor Noordmans’ theologie verstaan moet worden. „Daarmee bedoel ik [d.i. C.P. Boele] geen vast stramien of een mal waarin zijn theologie ligt opgesloten. Eerder zie ik hem [d.i. Noordmans] voor het raam van zijn pastorie staan. Hij kijkt door zijn denkraam naar buiten, in Gods tuin, zoals hij de theologie ergens noemt.” (99) Dit venster biedt mijns inziens een goed perspectief op Noordmans' theologie. Ik zou echter niet zoals Boele willen zeggen dat dit venster zijn theologie zelfs iets voorspelbaars geeft. Daarvoor is mijns inziens de theologie van deze Friese kerkvader te pneumatologisch. Wel biedt Boele hiermee een goede leessleutel. 
De kracht van Boele’s studie ligt vooral daarin dat hij Noordmans zelf aan het woord heeft laten  komen. Toch blijft hij in gesprek met andere kenners, maar gaat wel een heel eigen weg. Als er gesproken zou mogen worden van ‘scholen’ in het Noordmans-onderzoek, dan sluit Boele zich meer aan bij H.W. de Knijff c.s. dan bij G.W. Neven c.s. De laatste, voormalig hoogleraar te Kampen, moet het met zijn postmoderne lezing flink ontgelden. Daarnaast heeft Boele zijn onderzoek relevant willen maken door te kijken naar christelijk leiderschap. Boele’s visie –in navolging van Noordmans– zou samengevat kunnen worden in één zin: ‘de kerk heeft ambtsdragers, geen leiders’. Ten derde heeft hij Noordmans’ denken over ‘school’ en ‘kerk’ (weer) onder de aandacht gebracht. Wanneer de kerk te schools gaat denken, dan leidt zij onherroepelijk theologische, trinitarische en eschatologische verliezen. 
Tenslotte nog een kritische redactionele noot. Het is een aanwinst voor de Nederlandse theologiebeoefening dat uitgeverij Boekencentrum onder het imprint Boekencentrum Academic theologische dissertaties uitgeeft, dit valt zeer te waarderen. Het is echter een proefschrift onwaardig dat het zoveel drukfouten bevat. Een kritische blik was dit boek zeker waard geweest. 

C.P. Boele, Noordmans, de filosofie en christelijk leiderschap, Boekencentrum Academic: Zoetermeer 2013. 179 blz., € 22,50.

dinsdag 5 februari 2013

W. van Vlastuin, Word vernieuwd

Word vernieuwd. Het is heel bewust, dat dr. W. van Vlastuin heeft gekozen voor deze titel. Passief, omdat het heil van Gods Koninkrijk in Christus op verborgen wijze reeds present is. Een imperatief, omdat dit heil geëffectueerd moet worden. Met deze zinnen is het nieuwe boek van Van Vlastuin misschien wel het meest gekarakteriseerd. Een boek over de theologie van persoonlijke vernieuwing. Het gaat dan over de verhouding tussen rechtvaardiging en heiliging. Hoe zit dat tussen deze twee? Een vraag die in de geschiedenis van de theologie al eeuwenlang een strijdpunt oplevert. Een van de kernhoofdstukken waaraan dan gedacht wordt is Romeinen 7. Wie is de 'ellendige mens' daar? Is dat de Paulus die in Christus geheiligd is? Of is dit de Paulus van voor zijn bekering? Toen hij als een vervolger de gemeente probeerde op te sporen en uit te roeien? We hebben het hier over een zeer actueel onderwerp. Het gaat uiteindelijk om de vraag hoe de heiliging gestalte krijgt in het leven van de gelovige. Of een mens wordt steeds minder in eigen oog (Kohlbrugge), of een mens mag actief werken aan een heilig leven? Of steeds groter zondaar worden, of steeds heiliger. Van Vlastuin ziet er alle reden toe om te kiezen voor de eerste optie, de ellendige mens is de bekeerde Paulus.
Het is kenmerkend voor de schrijver hoe hij met deze problematiek om gaat. Van Vlastuin behandelt vele theologen. Beginnend bij de Vroege Kerk (m.n. Augustinus), via de Middeleeuwen naar de Reformatie. Dan steekt hij meestal over naar de puriteinse traditie, waar meer nadruk ligt op levensheiliging. En hoewel we bij de schrijver een voorliefde proeven voor de puriteinse radicaliteit van het navolgen van Christus, komt hij uiteindelijk toch weer terecht in de reformatorische theologie. Een voorbeeld hiervan is de waardering voor de Heidelbergse Catechismus ten opzichte van de Westminster Confession. Dan gaat de schrijver zijn voorkeur toch uit naar de eerste. 

Een van de grootste vondsten van dit boek is denk ik het centrale thema. Van Vlastuin behandelt de gehele problematiek vanuit het denken over de 'unio mystica'. Dit is de innerlijke geloofsband aan Christus. 'Christus droeg onze ongerechtigheid, opdat wij Zijn gerechtigheid zouden ontvangen' (82). En: 'Wij worden door het geloof betrokken bij de geschiedenis van Jezus' (82). Van Vlastuin houdt vast aan de kruisgestalte van het heil, het gaat hier om de verzoening, maar wijst er tegelijkertijd op dat de opstanding eveneens een realiteit is. En dat dit ook zichtbaar moet worden in het leven van een christen. Vanuit de 'unio mystica' is het heil al aanwezig. Het ligt in het eschaton al vast, hoewel hier wordt geleefd in het 'nog niet'. Op deze wijze weet Van Vlastuin op twee wijzen te spreken over het heil: Als rechtvaardiging én als vernieuwing.
Van Vlastuin haalt vele theologen aan. Het boek is erg onderwijzend geschreven, waarbij na elk hoofdstuk de balans wordt opgemaakt. De eigen mening van de schrijver klinkt tussendoor steeds uiterst genuanceerd. Dat brengt de discussie in rustig vaarwater. Soms zou je willen dat de schrijver zijn mening nadrukkelijker gaf, of af en toe iets scherper zou formuleren. Dit vergroot de discussie. Een ding staat echter vast: dit rustige vaarwater is wel diep gegrond in de kerkgeschiedenis.

W. van Vlastuin, Word vernieuwd, een theologie van persoonlijke vernieuwing, Kok, Kampen, 415 blz. € 23,95.