dinsdag 3 september 2013

Arie Zwiep, Tussen tekst en lezer II

Wat zegt de Bijbel? Over deze eenvoudige vraag is al eeuwen veel te doen geweest. Met name voor een gereformeerd theoloog liggen hier spannende vragen. De gereformeerde theologie is immers gegrond op de belijdenis dat in de Schrift de ene stem van God te horen is. Als blijkt dat deze stem er niet is, of onhoorbaar is, dan verdwijnt het fundament onder de belijdenis. Toch lijkt precies dit de conclusie te zijn van zo'n tweehonderd jaar nadenken over de hermeneutiek. Met name dit tweede deel van Arie Zwiep, Tussen tekst en lezer II, brengt deze ontwikkeling van na de Verlichting in beeld.

Jarenlange studie
De auteur is universitair docent Nieuwe Testament en Hermeneutiek aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Zijn jarenlange intensieve bemoeienis met de geschiedenis van de hermeneutiek heeft geresulteerd in een grondige studie in twee delen. De eerste woorden van deze studie werden geschreven in 1986. Het eerste deel verscheen in 2009 en beschrijft de ontwikkeling van de hermeneutiek van de eerste eeuw tot en met Friedrich Schleiermacher. Dit tweede deel begint met de dood van Schleiermacher en eindigt in de huidige tijd. Dit deel bevat eveneens een indrukwekkende bibliografie van maar liefst 130 (!) bladzijden. Helaas blijkt zelfs deze bibliografie niet volledig te zijn. Zo leert een snelle inspectie dat alle verwijzingen naar de werken van Augustinus ontbreken, terwijl hieruit in het eerste deel wel degelijk wordt geciteerd. Misschien dat dit gemis in een volgende druk verholpen kan worden, wanneer het geheel ongetwijfeld in één band verschijnt. Beide delen samen vormen een indrukwekkend overzicht van de geschiedenis en ontwikkeling van de hermeneutiek van de Vroege Kerk tot vandaag. Het is met recht een studieboek, het bevat een enorme hoeveelheid informatie, dat op ordelijke wijze is samengebracht tot een goed leesbaar verhaal. Onmisbaar voor wie zich wil verdiepen in de geschiedenis van de hermeneutiek.

Kermis
Het blijkt dat de hermeneutiek een discipline is die met name in de laatste eeuw steeds belangrijker is geworden. Soms lijkt het wel alsof de theologie in deze tijd beperkt is tot de hermeneutiek. De vraag van de hermeneutiek is de vraag der vragen geworden. Het boek laat zien dat veel theologen vandaag de dag nauwelijks nog voorbij deze vraag komen. Het tweede deel begint bij de periode na Schleiermacher en vraagt aandacht voor de 'drie meesters van de achterdocht' (50), Marx, Nietzsche en Freud. 'Het lijkt erop dat de bijbelse hermeneutiek met de meesters van de achterdocht een tweede point-of-no-return (na dat van de Verlichting) gepasseerd is' (79). Daarna komt de rol van Gadamer en die van Ricoeur aan de orde. Zwiep beschrijft hoe de aandacht steeds meer verschuift van de tekst naar de rol van de lezer, tot we uitkomen bij een postmodern subjectivisme. Wat overblijft is deconstructivisme, waarbij de tekst uiteindelijk in onverenigbare tegenstrijdigheden uiteenvalt (384). Dit is in het kort de ontwikkeling zoals die geschetst wordt, waarbij Karl Barth de enige tegenstem lijkt te zijn. Voor een gereformeerd theoloog roept deze ontwikkeling veel vragen op. Als de hermeneutiek het hierin bij het rechte eind heeft dan is de prijs die we betalen groot. Het blijkt dat wat men hoort niets meer is dan een echo van het eigen spreken. Het is niet langer mogelijk te zeggen 'dit staat er.' Het is de vraag of men nog kan spreken over openbaring. Kerk en theologie legt zichzelf het zwijgen op. De studie laat, wat mij betreft, het failliet zien van de Bijbelse hermeneutiek van na de Verlichting. Vele stemmen worden gehoord, maar die ene stem zwijgt, de stem van de levende God. In de inleiding gebruikt Zwiep het beeld van een kermis om de ontwikkeling van de hermeneutiek na Schleiermacher te beschrijven. Wie het leest moet ermee instemmen, het is inderdaad een kermis geworden. Helaas! 

Een weg terug?
Het boek van Zwiep confronteert met lastige vragen. De vraag die blijft hangen is: wat nu? Het boek toont wat mij betreft aan dat een nieuwe Renaissance nodig is. Een terugkeer naar de tijd voor de Verlichting. Waarin nauwkeurig met alle middelen en in afhankelijkheid wordt geluisterd naar de stem van God. Er zal wel nauwkeurig rekenschap gegeven moet worden van de lastige vragen die de Moderniteit en Postmoderniteit ons stelt. De auteur schrijft dat we op sommige punten niet meer terug kunnen (415). Dat zal waar zijn, maar we zullen wel moeten, want het kan niet zo zijn dat de eindconclusie is dat God zwijgt. 

Arie Zwiep, Tussen tekst en lezer, een historische inleiding in de bijbelse hermeneutiek, deel II: van moderniteit naar postmoderniteit, VU University Press: Amsterdam 2013. 573 blz., € 39,95.

maandag 12 augustus 2013

dr. A. Versluis, Geen verbond, geen genade

In Het monotheïstisch dilemma legt de atheïst Paul Cliteur de verbinding tussen religie en geweld. Hij stelt dat de monotheïstische Godsdiensten geweld legitimeren en de oorzaak zijn van veel geweld. Dit verwijt is al oud, maar daarmee niet minder ernstig. Maar is dit verwijt ook terecht? Alleen al het feit dat de wereld niet bepaald vrediger geworden is sinds de religie op terugtocht is, laat zien dat er nogal wat is af te dingen op deze stelling. De meeste doden vielen vorige eeuw onder een communistisch regime, waar religie verboden was. Toch is het een vraag waar we niet zomaar aan voorbij mogen gaan.

Volledige uitroeiing
In de meest heftige vorm komen we deze vraag tegen bij het lezen van Deuteronomium 7. In dit gedeelte geeft de HEERE aan het volk Israël het bevel om zeven volken geheel en al uit te roeien. De vraag kan gesteld worden: is dit werkelijk een bevel van de HEERE? Wat zegt ons dit over het Godsbeeld? En wat is de betekenis hiervan voor vandaag? Veel theologen slaan deze passage het liefst over, of zoeken naar verklaringen die de betekenis relativeren. Wie echter belijdt dat heel de Bijbel Woord van God is, die zal zich ook nauwkeurig rekenschap moeten geven van deze passage. De vragen zijn misschien niet eenvoudig, maar moeten wel gesteld worden. Precies dit heeft dr. A. Versluis gedaan in zijn proefschrift Geen verbond geen genade. Op woensdag 20 juni 2012 promoveerde hij op een analyse en evaluatie van het gebod uit Deut. 7 om de Kanaänieten uit te roeien. Een moedig onderzoek.

Werkwijze
In zijn analyse volgt A. Versluis het volgende pad. Allereerst geeft hij een gedetailleerde exegese van de tekst van Deut. 7. Met name de woordstudie naar het woord ḥērem (uitroeien) is hier van belang. Ook wordt er onderzoek gedaan naar de achtergrond van de volkenlijst. In het volgende hoofdstuk wordt de tekst van Deut. 7 in zijn literaire context geplaatst. Vervolgens wordt ingegaan op de historische situering van de zeven genoemde volken. Daarna wordt een uitgebreide Bijbelstheologische evaluatie gegeven. In dit hoofdstuk wordt ook de receptiegeschiedenis en de recente modellen van interpretatie besproken. Ten slotte volgt een afsluitend hoofdstuk waarin de belangrijkste conclusies samenvattend herhaald worden. Het geheel geeft blijk van een strak geordend onderzoek dat gefocust blijft op de hoofdvraag. Een lezer met enig doorzettingsvermogen, wordt stap voor stap meegenomen in dit goed leesbare onderzoek.

Conclusies
Wat zijn nu de belangrijkste conclusies? Het eerste is dat het niet mogelijk is om het gebod tot uitroeiing op een of andere manier te relativeren. Er wordt een werkelijke uitroeiing bedoeld van deze zeven volken en het is de HEERE die daartoe opdracht geeft. Ten tweede wijst Versluis op de twee motieven die gegeven worden voor het bevel tot uitroeiing. Het eerst is dat deze volken een gevaar vormden voor het volk Israël. Israël zou andere goden gaan eren en de God van Israël vergeten. Het tweede motief is de grote zonden van deze volken. We lezen van kinderoffers, afgoderij en incest. In de derde plaats wijst de auteur op het unieke van dit gebod. Nergens anders lezen we van zo'n opdracht. Het gebod is eenmalig en beperkt tot deze volken. Andere volken moesten juist met rust worden gelaten. Het gebod kan hierdoor niet gebruikt worden om geweld vandaag de dag te legitimeren. Na Christus is de verhouding tot de volken radicaal veranderd. Ten slotte trekt Versluis ook conclusies aangaande het Godsbeeld. Versluis legt hier de verbinding met de zondvloedgeschiedenis als een eveneens uniek en eenmalig oordeel van God. Het bevel uit Deut. 7 is wat dat betreft niet wezensvreemd aan het Godsbeeld uit het Oude (en Nieuwe) Testament, van een God die heilig is en de zonde straft. In het Nieuwe Testament is dit oordeel uitgesteld tot de wederkomst, maar niet minder reëel. Geen verbond, geen genade! Tegelijk zien we ook in Deut. 7 de lijn van Gods onbegrijpelijke liefde en barmhartigheid, waarmee Hij Israël verkiest en die uiteindelijk uitloopt op de komst van Jezus Christus, die Zich plaatsvervangend in het gericht gesteld heeft.

Worsteling
In het geheel proeven we de oprechte worsteling van de auteur met één van de, voor een christen uit de 21ste eeuw, lastigste passages uit de Bijbel. 'Ik kan het gebod van JHWH om de volken van Kanaän uit te roeien niet geheel begrijpen of verklaren' (318). Één ding maakt hij wel duidelijk: Het is onmogelijk om vandaag de dag  teksten zoals deze te gebruiken als geweldsmandaat. Wat dat betreft heeft Paul Cliteur geen gelijk.


dr. A. Versluis, Geen verbond, geen genade. Analyse en evaluatie van het gebod om de Kanaänieten uit te roeien (Deuteronomium 7), Boekencentrum Academic: Zoetermeer 2012. 368 blz., € 29,90.

maandag 5 augustus 2013

R. van Kooten, Ruth de Moabitische

Het Bijbelboek Ruth is een klein boekje. Na de grote verhalen van Jozua en Richteren komen we hier een heel persoonlijke geschiedenis tegen. De geschiedenis van een familie uit de tijd van de Richteren. Toch is het meer dan slechts een persoonlijk verhaal. In deze kleine geschiedenis van één familie komt iets openbaar van de grote geschiedenis van de doorgaande trouw van God. Zijn trouw aan het verbond en Zijn trouw aan het volk van het verbond. In het boek Ruth, de Moabitische, neemt drs. R. van Kooten de lezers mee naar deze geschiedenis. Op toegankelijke wijze en in een goed leesbare stijl leidt de auteur ons door het boek Ruth heen. De auteur gaat hierbij uit van de tekst zoals die vandaag de dag voor ons ligt. Hij dateert het boek in de tijd van David en gaat uit van de historiciteit van het Bijbelboek.

Praktijk gericht
De eerste doelgroep zijn de jongeren, zo geeft de auteur in het woord vooraf aan. 'Als het voor hen helder is, dan is het dat ook voor ouderen' (9). Het is dus geen boek van wetenschappelijk niveau, maar het wil de breedte van de gemeente aanspreken. Diverse discussies rondom het boek Ruth worden hooguit zijdelings genoemd. Om het boek geschikt te maken voor gesprekskringen zijn er eveneens na elk hoofdstuk vragen toegevoegd. In de tweede instantie is het boek, aldus de auteur, eveneens bedoeld voor de studenten theologie. Als docent homiletiek wil hij in dit boek een 'vingeroefening' geven, door 'als het ware voor te doen' (10), hoe de lijnen vanuit het Oude Testament doorgetrokken kunnen worden naar Christus. Het boek bestaat uit zestig korte hoofdstukken die samen de gehele tekst van commentaar voorzien. Telkens is het betreffende tekstgedeelte in zowel de Statenvertaling als in de Herziene Statenvertaling in zijn geheel opgenomen. In de tekst worden beide vertaling afwisselend geciteerd. Het is geen commentaar, in die zin dat gemaakte keuzes uitgebreid worden verantwoord en bediscussieerd. De hoofdstukken bestaan vooral uit praktische lessen en toepassingen voor het dagelijks leven. De auteur keert zich in het boek expliciet tegen het, wat hij noemt, 'vergeestelijken' van het boek Ruth. 'Sinds de afscheiding is er een stroming ontstaan in de uitleg van het boek Ruth die het ging zien en bepreken als model voor een bekeringsgeschiedenis' (10). Hij keert zich hier tegen en noemt dit 'geestelijk fantaseren.' In plaats daarvan wil hij op zoek naar de oorspronkelijke betekenis van de tekst, in zijn originele context en van daaruit de lijnen doortrekken naar de praktijk van vandaag.

De lijn naar Christus
Een van de bedoelingen van het boek is om de theologiestudent te laten zien hoe de lijnen vanuit het Oude Testament doorgetrokken kunnen worden naar Christus. Dit is een belangrijke vraag, daarom zoomen we hier nader op in. Het eerste wat we zien is dat Van Kooten, zoals hierboven opgemerkt, zich keert tegen het vergeestelijken. Op deze wijze de lijnen doortrekken doet volgens hem geen recht aan de bedoeling van het boek. Het tweede wat we opmerken is dat in veel hoofdstukken de lijn naar Christus helemaal niet getrokken wordt. Het zijn praktische lessen, zonder dat daarmee expliciet de lijn naar Christus getrokken wordt. De verbinding wel gelegd via de exemplarische lijn van onder andere het losserschap van Boaz. 'In het losserschap in Israël heeft de HEERE al het geheim willen uittekenen van Jezus Christus als de grote Go'el' (212). Ook wordt de lijn getrokken via de schakel van Gods blijvende trouw. Zoals de Heere toen in die geschiedenis zijn liefde toont, zo doet Hij dat ook nu in Christus. De geschiedenis van Gods handelen met Ruth laat iets zien van Gods handelen met ons door en in Christus. Ook zien we dat de auteur op bepaalde momenten parallellen trekt om zo bij Christus uit te komen. Zo wordt vanuit Ruth 3: 4-5 de lijn als volgt getrokken: zoals Ruth naar Boaz ging om daar opnieuw te trouwen en rust te vinden, zo moeten wij naar Christus om daar rust te vinden. Deze laatste lijn overtuigt minder dan de eerdere.

Dagboek
Met zestig korte hoofdstukken heeft het boek meer het karakter van een dagboek dan van een commentaar. Wie een kritisch commentaar zoekt, is hier aan het verkeerde adres. De homiletische lijnen naar Christus zijn leerzaam, maar  niet verrassend. We kunnen de conclusie trekken dat het vooral bedoeld is voor het 'gewone' gemeentelid. Voor deze doelgroep is het boek zeer aan te raden. De hele tekst van Bijbelboek Ruth wordt besproken. Vele praktische zaken komen aan de orde. Van Kooten weet lastige exegetische kwesties helder uiteen te zetten. De uitleg is hierbij vaak verrassend en veelal overtuigend. Voor de auteur is er geen twijfel mogelijk: de God van Ruth leeft ook vandaag. De geschiedenis van Ruth blijkt verrassend actueel.

 drs. R. van Kooten, Ruth de Moabitische, Uigeverij Groen: Heerenveen 2013. 451 blz., € 19,95