Wat zegt de Bijbel? Over deze eenvoudige vraag is al eeuwen veel te doen geweest. Met name voor een gereformeerd theoloog liggen hier spannende vragen. De gereformeerde theologie is immers gegrond op de belijdenis dat in de Schrift de ene stem van God te horen is. Als blijkt dat deze stem er niet is, of onhoorbaar is, dan verdwijnt het fundament onder de belijdenis. Toch lijkt precies dit de conclusie te zijn van zo'n tweehonderd jaar nadenken over de hermeneutiek. Met name dit tweede deel van Arie Zwiep, Tussen tekst en lezer II, brengt deze ontwikkeling van na de Verlichting in beeld.
Jarenlange studie
De auteur is universitair docent Nieuwe Testament en Hermeneutiek aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Zijn jarenlange intensieve bemoeienis met de geschiedenis van de hermeneutiek heeft geresulteerd in een grondige studie in twee delen. De eerste woorden van deze studie werden geschreven in 1986. Het eerste deel verscheen in 2009 en beschrijft de ontwikkeling van de hermeneutiek van de eerste eeuw tot en met Friedrich Schleiermacher. Dit tweede deel begint met de dood van Schleiermacher en eindigt in de huidige tijd. Dit deel bevat eveneens een indrukwekkende bibliografie van maar liefst 130 (!) bladzijden. Helaas blijkt zelfs deze bibliografie niet volledig te zijn. Zo leert een snelle inspectie dat alle verwijzingen naar de werken van Augustinus ontbreken, terwijl hieruit in het eerste deel wel degelijk wordt geciteerd. Misschien dat dit gemis in een volgende druk verholpen kan worden, wanneer het geheel ongetwijfeld in één band verschijnt. Beide delen samen vormen een indrukwekkend overzicht van de geschiedenis en ontwikkeling van de hermeneutiek van de Vroege Kerk tot vandaag. Het is met recht een studieboek, het bevat een enorme hoeveelheid informatie, dat op ordelijke wijze is samengebracht tot een goed leesbaar verhaal. Onmisbaar voor wie zich wil verdiepen in de geschiedenis van de hermeneutiek.
Kermis
Het blijkt dat de hermeneutiek een discipline is die met name in de laatste eeuw steeds belangrijker is geworden. Soms lijkt het wel alsof de theologie in deze tijd beperkt is tot de hermeneutiek. De vraag van de hermeneutiek is de vraag der vragen geworden. Het boek laat zien dat veel theologen vandaag de dag nauwelijks nog voorbij deze vraag komen. Het tweede deel begint bij de periode na Schleiermacher en vraagt aandacht voor de 'drie meesters van de achterdocht' (50), Marx, Nietzsche en Freud. 'Het lijkt erop dat de bijbelse hermeneutiek met de meesters van de achterdocht een tweede point-of-no-return (na dat van de Verlichting) gepasseerd is' (79). Daarna komt de rol van Gadamer en die van Ricoeur aan de orde. Zwiep beschrijft hoe de aandacht steeds meer verschuift van de tekst naar de rol van de lezer, tot we uitkomen bij een postmodern subjectivisme. Wat overblijft is deconstructivisme, waarbij de tekst uiteindelijk in onverenigbare tegenstrijdigheden uiteenvalt (384). Dit is in het kort de ontwikkeling zoals die geschetst wordt, waarbij Karl Barth de enige tegenstem lijkt te zijn. Voor een gereformeerd theoloog roept deze ontwikkeling veel vragen op. Als de hermeneutiek het hierin bij het rechte eind heeft dan is de prijs die we betalen groot. Het blijkt dat wat men hoort niets meer is dan een echo van het eigen spreken. Het is niet langer mogelijk te zeggen 'dit staat er.' Het is de vraag of men nog kan spreken over openbaring. Kerk en theologie legt zichzelf het zwijgen op. De studie laat, wat mij betreft, het failliet zien van de Bijbelse hermeneutiek van na de Verlichting. Vele stemmen worden gehoord, maar die ene stem zwijgt, de stem van de levende God. In de inleiding gebruikt Zwiep het beeld van een kermis om de ontwikkeling van de hermeneutiek na Schleiermacher te beschrijven. Wie het leest moet ermee instemmen, het is inderdaad een kermis geworden. Helaas!
Een weg terug?
Het boek van Zwiep confronteert met lastige vragen. De vraag die blijft hangen is: wat nu? Het boek toont wat mij betreft aan dat een nieuwe Renaissance nodig is. Een terugkeer naar de tijd voor de Verlichting. Waarin nauwkeurig met alle middelen en in afhankelijkheid wordt geluisterd naar de stem van God. Er zal wel nauwkeurig rekenschap gegeven moet worden van de lastige vragen die de Moderniteit en Postmoderniteit ons stelt. De auteur schrijft dat we op sommige punten niet meer terug kunnen (415). Dat zal waar zijn, maar we zullen wel moeten, want het kan niet zo zijn dat de eindconclusie is dat God zwijgt.
Arie Zwiep, Tussen tekst en lezer, een historische inleiding in de bijbelse hermeneutiek, deel II: van moderniteit naar postmoderniteit, VU University Press: Amsterdam 2013. 573 blz., € 39,95.