maandag 9 december 2013

Dennis E. Johnson, Philippians [REC]

In Handelingen 16 lezen we van de eerste mensen die tot geloof kwamen op het continent Europa. De Heilige Geest leidde Paulus naar de stad Filippi. Veel later schrijft Paulus deze gemeente een brief. De gemeente is dan uitgegroeid tot een bloeiende gemeente. In dit commentaar wordt stilgestaan bij deze brief. Johnson laat zien hoe Paulus vanuit de gevangenschap schrijft aan een gemeente die hem aan het hart gaat. In de brief laat zien wat het betekent om door Christus vernieuwd te zijn. In het commentaar laat Johnson zien hoe relevant dat ook voor ons is. 

Reformed Expository Commentary Series
Het commentaar dat voor ons ligt maakt deel uit van de serie Reformed Expository Commentary (REC). Deze serie wordt uitgegeven door P&R Publishing. Dit is een orthodoxe uitgeverij ‘dedicated to publishing books that promote biblical understanding and godly living as summarized in the Westminster Confession and Catechism.’ Één van de doelen van deze serie is om de uitleggende prediking te bevorderen onder predikanten. Hierbij wordt de lectio continua aanbevolen, als de beste manier om het Woord te bedienen. Deze gedachte is terug te zien in de manier waarop de serie is vormgegeven. In plaats van een tekst voor tekst uitleg, zoals in een traditioneel commentaar, zijn deze delen opgebouwd uit preken. De gehele tekst wordt van commentaar voorzien, maar dit commentaar is gegoten in de vorm van een preek. Bijzondere voorwaarde die aan de auteurs gesteld wordt is dat becommentarieerde Bijbelboek eerst bepreekt is. Het betekent dat in deze serie de ingewikkelde exegetische discussies niet aan de orde komen. Wie op zoek is naar een technisch commentaar kan aan deze serie beter voorbijgaan. De kracht van de REC-serie ligt vooral in de homiletische lijnen die worden getrokken. In de praktische verklaringen wordt telkens, via heilshistorisch lijnen, gezocht naar de betekenis van de tekst voor het hart en leven van de hoorder van vandaag. Voor de prediker uit de klassiek gereformeerde traditie zal deze serie vele aanknopingspunten bieden.

De auteur
Het deel dat voor ons ligt, over de brief aan de Filippenzen, is geschreven door Dennis E. Johnson. Johnson is hoogleraar praktische theologie aan het Westminster Seminary California. Daarnaast is hij predikant in de Presbyterian Church of America. Eerder schreef hij een commentaar op Handelingen en op Openbaring. Ook deze commentaren zijn in de eerste plaats gericht op de praktijk van vandaag. Zijn existentiële betrokkenheid bij hetgeen Paulus schrijft komt in dit commentaar al in de inleiding naar voren. Hij schrijft daar over zijn commentaar: ‘this attempt to open a petite but powerful portion of His holy Word is offered to the church with a wish echoing Paul’s, that ‘Christ will be honerd’ through it (1:20)’ (blz. x). Johnsons schrijft dit commentaar dan ook in de eerste instantie als prediker en pastor en pas daarna als academisch theoloog. 

Homiletisch
Het commentaar van Johnson is zeker geen traditioneel commentaar te noemen. In lijn met de serie bestaat het uit een achttiental uitgewerkte preken. In deze preken wisselen uitleg en toepassing elkaar af. Het commentaar is daarmee duidelijk vanuit confessioneel oogpunt geschreven. Deze aanpak heeft voordelen en nadelen. Gezien de opzet en het doel van het commentaar wordt er nauwelijks ingegaan op de voorvragen. In het voorwoord lezen we dat de auteur ervan uit gaat dat Paulus deze brief vanuit Rome heeft geschreven. Ook op vragen aangaande de structuur wordt niet apart ingegaan. Toch worden al deze vragen niet geheel genegeerd. Op verschillende plaatsen in het commentaar wordt er op deze vragen ingegaan, als de tekst daar aanleiding toe geeft. Dit kan als nadeel worden gezien, maar zorgt er tevens voor dat het commentaar focus behoudt op de inhoud. Vooral zien we dat de auteur de verbinding wil leggen tussen de woorden van Paulus en de hoorder van vandaag. Het is een homiletisch commentaar, dat blijk geeft van het besef dat het woord van Paulus tegelijk woord van God is. Dat woord moet in de eerste plaats gepreekt worden. Dat is waar dit commentaar behulpzaam bij is. Voor wie dit besef deelt zal dit commentaar in een behoefte voorzien.

Dennis E. Johnson, Philippians [REC], P&R Publishing, Philipsburg, 340 blz., € 20,90, $ 23,48.

maandag 2 december 2013

Thomas R. Schreiner, The King and His Beauty

Voor mij ligt het nieuwste boek van Thomas R. Schreiner, The King and His beauty. De ondertitel luidt ‘A Biblical Theology of the Old and New Testament.’ Het boek is uitgegeven bij Baker Academic. Deze tak van de Baker uitgeversgroep richt zich met name op studenten en academici. Onder andere geven zij ook de aanbevelenswaardige serie Baker Exegetical Commentary on the New Testament uit. En nu dus een theologie van het Oude en Nieuwe Testament. Het boek bestaat uit iets meer dan zevenhonderd pagina’s, inclusief een bibliografie, auteur-, tekst en zaakregister. Het moge duidelijk zijn dat de auteur zich heeft moeten beperken.

Auteur
De auteur, Thomas Schreiner, is hoogleraar Nieuwe Testament aan The Southern Baptist Theological Seminary in Louisville, Kentucky. Ook is hij predikant van de Clifton Baptist Church in Louisville, Kentucky. Hij schreef reeds vele boeken, met name op het gebied van het Nieuwe Testament. Zo schreef hij eerder een Theologie van het Nieuwe Testament, een Theologie van Paulus en een commentaar op Galaten en Romeinen. Zijn brede kennis heeft hij gebruikt voor deze uitgave. Het eerste concept van dit boek is geschreven zonder secundaire bronnen te raadplegen, zo schrijft hij in de inleiding. In de tweede instantie is aan de hand van verder onderzoek het boek verrijkt en aangevuld. Hij schrijft dat het niet bedoeld is als ‘a technical work’ voor academici, maar vooral ook studenten en geïnteresseerde leken op het oog heeft.

Opzet
Wie een Bijbelse Theologie schrijft komt allereerst te staan voor de belangrijke vraag naar de methode. Paul en Koorevaar staan in hun Theologie van het Oude Testament uitgebreid stil bij de vragen die dit oproept. In de King and His Beauty komen deze vragen nauwelijks aan de orde. Het belang van deze vragen voor de inhoud van de Bijbelse Theologie wordt volgens hem te vaak onderschat. Het voordeel hiervan is dat Schreiner direct met de inhoud kan beginnen, het nadeel dat een goede verantwoording eigenlijk ontbreekt. Toch kiest Schreiner wel. In plaats van een thematische bespreking, kiest Schreiner voor een boek-voor-boek bespreking. Hij volgt daarbij de christelijke canon. Van Genesis tot Openbaring komen in vierendertig hoofdstukken en negen delen vele belangrijke onderwerpen aan de orde.

Inhoud
De schrijver focust zich op de heilshistorische verhaallijn zoals die zich door Oude en Nieuwe Testament heen ontvouwt. Het gaat hem hierbij om ‘the glory of God,’ Door heel de Bijbel heen zien we hoe God Zijn Koninkrijk gestalte geeft.  The goal of God's kingdom is to see the king in his beauty and to be enraptured in his glory.’ Telkens weer gaat het volgens hem om ‘God as Lord, human beings as those who are made in God's image, and the land or place in which God's rule is exercised.Schreiner laat zien hoe deze thema’s telkens terugkeren en zich verder ontvouwen door de Bijbel heen. Hij onderscheidt hierin verschillende hoofdmomenten: (1) van schepping tot de grens met Kanaän, (2) Bezit, ballingschap en terugkeer, (3) liederen en wijsheid van Israël, (4) oordeel en heil in de profeten (5) Het koninkrijk in Mattheüs, Markus en Lukas, (6) Het eeuwig leven in het evangelie en de brieven van Johannes, (7) Het einde der tijden volgens Paulus, (8) leven in het laatste der dagen en (9) Het koninkrijk zal komen. Telkens wordt aan het eind van een deel een samenvatting gegeven en de balans opgemaakt. Van schepping tot herschepping zien we zo de heilsgeschiedenis uitlopen op de verheerlijking van God.

The King and His Beauty
Op een aanpak zoals Schreiner hem hanteert is natuurlijk altijd veel aan te merken. Elke Bijbelse Theologie heeft zijn beperkingen en tekortkomingen. Zelf schrijft hij ook al in de inleiding: ‘I don't believe there is ‘one right way’ to write a biblical theology.’ Dit boek geeft daarom ook niet het laatste woord in de Bijbelse Theologie. Ook gaat het voorbij aan vele deelonderwerpen en is op vele zaken noodzakelijk summier. Wat we tegenkomen is vooral de persoonlijke ontdekkingstocht van de auteur door de Bijbel heen.  De lezer wordt meegenomen op reis langs vele mooie plaatsen en indrukwekkende vergezichten. Het is de auteur dan ook niet te doen om theologie op zichzelf, maar vooral om iets te laten zien van the King and His Beauty. Wat dat betreft is het boek warm aan te bevelen.


Thomas R. Schreiner, The King and His Beauty, Baker Academic, Grand Rapids, 714 blz, €25,90, $ 30,94.

woensdag 20 november 2013

Henk Vreekamp. Als Freyja zich laat zien. De code van het christendom

„Drievoudig is de christen in beeld”, aldus theoloog en schrijver dr. Henk Vreekamp (1943): „Als partner van de heiden […],als bondgenoot van de jood […] en als wandelaar tussen jood en heiden […]” (9) De verhouding tussen deze drie personen; jood, heiden en christen, staat centraal in het laatste deel van Vreekamps Veluwe-trilogie.
Al eerder verscheen van de hand van Vreekamp een tweetal boeken over de jodendom, heidendom en christendom in relatie de Veluwe. In 2003 werd Zwijgen bij volle maan gepubliceerd. Dit werk droeg de veelzeggende ondertitel Veluwse verkenning van Edda, Evangelie en Thora. Onder de intrigerende titel De Tovenaar en de Dominee, verscheen in 2010 het tweede deel van Vreekamps trilogie. Opnieuw blijkt de hervormde emeritus-predikant, die gevestigd is op de Veluwe, geboeid te zijn door het genoemde drietal en wil hij verantwoording afleggen van zijn omgang  met hen. De context waarin de omgang met jood, heiden en christen plaatsvindt en de vorm waarin de verantwoording wordt afgelegd, lijkt eveneens op elkaar. Telkens verlaat dr. Vreekamp de studeerkamer om lange voettochten te maken over de Veluwe. Een streek waar christendom, maar ook jodendom en zelfs heidendom aanwezig blijken te zijn.

Ic gelyfe
Het derde deel van zijn trilogie laat Vreekamp starten in het centrum van Epe, aan de voet van de grote of Sint-Maartenskerk. Daar wordt aan Freyja een stuk perkament overhandigd door „een vrouw, gehuld in diepdonker paars, het gezicht verborgen achter een masker.” (13) In rode letters staat bovenaan het vel geschreven se lӕsse creda oftewel ‘het kleine credo’. Het betreft niet de Latijnse of de Nederlandse weergave van de twaalfartikelen –ook wel het Apostolicum– genoemd, maar een weergave in het oud-Angelsaksisch. Het was de monnik, leraar en schrijver Ӕlfric van Eynsham (±955- ±1020) die onder andere het Apostolicum vanuit het voor de leken onbegrijpelijke Latijn vertaalde in hun moederstaal. Zo kreeg ook de heiden de twaalfartikelen in handen. Hetzelfde gebeurt nu met Freyja. Zij staat symbool voor het oude heidendom dat met de belijdenis in handen onderweg gaat en christendom –maar ook jodendom– confronteert met tal van vragen.
De vorm waarin het betoog van Vreekamp is gegoten, houdt het midden tussen fictie en non-fictie. De auteur beweegt zich op de grens van een verhalende, bijna literaire compositie en een verklaring van het Apostolicum, zoals deze al eerder is gegeven door tal van theologen. Enerzijds maakt dit het boek uiterst goed leesbaar. Anderzijds kan deze stijl bevreemdend op de lezer overkomen. Betreft het nu een roman of een theologische studie? Wellicht dat dit hoort bij Vreekamps manier van theologiseren. Het moet niet te snel tot antwoorden komen, de vragen op zichzelf zijn al uiterst belangrijk en de moeite van het stellen waard. Zo vangt ook Freyja weifelend haar zoektocht aan: „Daar staat zij. Het perkament in de hand. Zij spelt de beginwoorden, letter voor letter: Ic gelyfe… Verder komt zij niet.” (15)

Heliand
De tocht die Freyja maakt, is geen eenzaam avontuur. Zij wordt telkens vergezeld door één van de twaalf apostelen. Zoals ook geloven geen individuele onderneming is, maar een collectief gebeuren. Voor Henk Vreekamp staat ‘ik geloof’ ook voor wij geloven. „Waarin wordt geloofd?”, zo vraagt Freyja zich op een zonnige morgen in de herfst af. Het credo begint met ik geloof in God. Vanuit het Nieuwe Testament zou, aldus Vreekamp, ook gezegd kunnen worden; ik geloof naar God toe. „Niet ‘ik geloof dat God bestaat’ en vervolgens blijf ik gewoon staan waar ik sta. Geloven is een beweging in de richting van God. Bij de goden vandaan, richting de God van Israël” (37), zo betoogt de auteur. De gelovige is een pelgrim die op weg is naar God. „Ben ik gisteren soms begonnen aan een pelgrimstocht naar deze God?” (idem), zo vraagt Freyja zich mijmerend af.
De heidense cultuur wordt door Vreekamp uiterst serieus genomen, dat bleek ook uit zijn eerdere boeken. De bronnen van deze religie kent hij goed. In dezen doet hij denken aan de bekende theoloog K.H. Miskotte (1894- 1976). Enige verwantschap valt hen beiden niet te ontzeggen, ook al blijft Miskotte op de achtergrond. Andere theologen worden wel expliciet geciteerd. Zo wordt in het artikel over de kerk, door Vreekamp ‘de heilige gemeente, en de heilige gemeenschap’ genoemd, dr. J. Koopmans (1905-1940) sprekend ingevoerd. Hij sprak over de kerk als „de plaats, waar Christus met zondaren wil samenwonen.” (273) Vreekamp citeert echter breed. Diverse stemmen uit de joodse en christelijke traditie laat hij klinken.  
Wanneer het geloofsartikel and ic gelyfe on Hӕlend Crist (en ik geloof in de helende Christus. De Heiland Christus) ter sprake komt dan refereert Vreekamp aan de Oudsaksische vertaling van het evangelie zoals weergeven in het epische gedicht De Heliand (± 825). Gaandeweg wordt het verschil tussen de Heliand en het evangelie duidelijk. In deze oudsaksische weergave zijn tal van heidense elementen ingeslopen. De lijdende Christus moet plaats maken voor een sterke held. Niet alleen in dit epos, maar ook in tal van kerkelijke gebruiken bespeurt Vreekamp heidense trekken. Zo trekt hij een vergelijking tussen de kinderdoop en een Germaans naamgevingsritueel waarin ook het kind met enkele druppels water wordt besprenkeld.

Sy hit swa
Zoals in navolging van de Apostolische Geloofsbelijdenis wordt begonnen met ‘ik geloof’, zo eindigt de zoektocht van Freyja met ‘sy hit swa’ oftewel ‘amen’. De apostel Mattias geeft hierbij de nodige uitleg: „Het woord amen gaat terug op het Hebreeuwse ameen. En als je de bron van het woord zoekt, speur dan niet de aarde af, ga meteen naaf God. God is genoemd de God van amen. De betrouwbare God.” (325) Zo houdt Israël God voor dé Amen. Vreekamp: „Israël be-aamt de beloften van God. Zó is het. Zó, en niet anders.” (326) Uiteindelijk zal ook Freyja’s amen klinken. In helder morgenstem zegt ook zij aan het einde van haar zoektocht: „sy hit swa.”

Henk Vreekamp, Als Freyja zich laat zien. De code van het christendom. Boekencentrum: Zoetermeer 2013. 366 blz. € 19,90.