„Drievoudig
is de christen in beeld”, aldus theoloog en schrijver dr. Henk Vreekamp (1943):
„Als partner van de heiden […],als bondgenoot van de jood […] en als wandelaar
tussen jood en heiden […]” (9) De verhouding tussen deze drie personen; jood,
heiden en christen, staat centraal in het laatste deel van Vreekamps
Veluwe-trilogie.
Al
eerder verscheen van de hand van Vreekamp een tweetal boeken over de jodendom,
heidendom en christendom in relatie de Veluwe. In 2003 werd Zwijgen bij volle maan gepubliceerd. Dit werk droeg de
veelzeggende ondertitel Veluwse
verkenning van Edda, Evangelie en Thora. Onder de intrigerende titel De Tovenaar en de Dominee, verscheen
in 2010 het tweede deel van Vreekamps trilogie. Opnieuw blijkt de hervormde
emeritus-predikant, die gevestigd is op de Veluwe, geboeid te zijn door het
genoemde drietal en wil hij verantwoording afleggen van zijn omgang met
hen. De context waarin de omgang met jood, heiden en christen plaatsvindt en de
vorm waarin de verantwoording wordt afgelegd, lijkt eveneens op elkaar. Telkens
verlaat dr. Vreekamp de studeerkamer om lange voettochten te maken over de
Veluwe. Een streek waar christendom, maar ook jodendom en zelfs heidendom
aanwezig blijken te zijn.
Ic
gelyfe
Het
derde deel van zijn trilogie laat Vreekamp starten in het centrum van Epe, aan
de voet van de grote of Sint-Maartenskerk. Daar wordt aan Freyja een stuk
perkament overhandigd door „een vrouw, gehuld in diepdonker paars, het gezicht
verborgen achter een masker.” (13) In rode letters staat bovenaan het vel
geschreven se lӕsse creda oftewel ‘het kleine credo’. Het
betreft niet de Latijnse of de Nederlandse weergave van de twaalfartikelen –ook
wel het Apostolicum– genoemd, maar een weergave in het oud-Angelsaksisch. Het
was de monnik, leraar en schrijver Ӕlfric van Eynsham (±955- ±1020) die onder
andere het Apostolicum vanuit het voor de leken onbegrijpelijke Latijn
vertaalde in hun moederstaal. Zo kreeg ook de heiden de twaalfartikelen in
handen. Hetzelfde gebeurt nu met Freyja. Zij staat symbool voor het oude
heidendom dat met de belijdenis in handen onderweg gaat en christendom –maar
ook jodendom– confronteert met tal van vragen.
De
vorm waarin het betoog van Vreekamp is gegoten, houdt het midden tussen fictie
en non-fictie. De auteur beweegt zich op de grens van een verhalende, bijna
literaire compositie en een verklaring van het Apostolicum, zoals deze al
eerder is gegeven door tal van theologen. Enerzijds maakt dit het boek uiterst
goed leesbaar. Anderzijds kan deze stijl bevreemdend op de lezer overkomen.
Betreft het nu een roman of een theologische studie? Wellicht dat dit hoort bij
Vreekamps manier van theologiseren. Het moet niet te snel tot antwoorden komen,
de vragen op zichzelf zijn al uiterst belangrijk en de moeite van het stellen waard.
Zo vangt ook Freyja weifelend haar zoektocht aan: „Daar staat zij. Het
perkament in de hand. Zij spelt de beginwoorden, letter voor letter: Ic gelyfe… Verder komt zij
niet.” (15)
Heliand
De
tocht die Freyja maakt, is geen eenzaam avontuur. Zij wordt telkens vergezeld
door één van de twaalf apostelen. Zoals ook geloven geen individuele
onderneming is, maar een collectief gebeuren. Voor Henk Vreekamp staat ‘ik
geloof’ ook voor wij geloven. „Waarin wordt geloofd?”, zo vraagt Freyja zich
op een zonnige morgen in de herfst af. Het credo begint met ik geloof in God. Vanuit het Nieuwe
Testament zou, aldus Vreekamp, ook gezegd kunnen worden; ik geloof naar God
toe. „Niet ‘ik geloof dat God bestaat’ en vervolgens blijf ik gewoon staan waar
ik sta. Geloven is een beweging in de richting van God. Bij de goden
vandaan, richting de God van Israël” (37), zo betoogt de auteur. De gelovige is
een pelgrim die op weg is naar God. „Ben ik gisteren soms begonnen aan een
pelgrimstocht naar deze God?” (idem), zo vraagt Freyja zich mijmerend af.
De
heidense cultuur wordt door Vreekamp uiterst serieus genomen, dat bleek ook uit
zijn eerdere boeken. De bronnen van deze religie kent hij goed. In dezen doet
hij denken aan de bekende theoloog K.H. Miskotte (1894- 1976). Enige verwantschap
valt hen beiden niet te ontzeggen, ook al blijft Miskotte op de achtergrond.
Andere theologen worden wel expliciet geciteerd. Zo wordt in het artikel over
de kerk, door Vreekamp ‘de heilige gemeente, en de heilige gemeenschap’
genoemd, dr. J. Koopmans (1905-1940) sprekend ingevoerd. Hij sprak over de kerk
als „de plaats, waar Christus met zondaren wil samenwonen.” (273) Vreekamp
citeert echter breed. Diverse stemmen uit de joodse en christelijke traditie
laat hij klinken.
Wanneer
het geloofsartikel and ic
gelyfe on Hӕlend Crist (en ik
geloof in de helende Christus. De Heiland Christus) ter sprake komt dan
refereert Vreekamp aan de Oudsaksische vertaling van het evangelie zoals
weergeven in het epische gedicht De
Heliand (± 825). Gaandeweg
wordt het verschil tussen de Heliand en het evangelie duidelijk. In deze
oudsaksische weergave zijn tal van heidense elementen ingeslopen. De lijdende
Christus moet plaats maken voor een sterke held. Niet alleen in dit epos, maar
ook in tal van kerkelijke gebruiken bespeurt Vreekamp heidense trekken. Zo
trekt hij een vergelijking tussen de kinderdoop en een Germaans
naamgevingsritueel waarin ook het kind met enkele druppels water wordt
besprenkeld.
Sy hit
swa
Zoals
in navolging van de Apostolische Geloofsbelijdenis wordt begonnen met ‘ik
geloof’, zo eindigt de zoektocht van Freyja met ‘sy hit swa’ oftewel
‘amen’. De apostel Mattias geeft hierbij de nodige uitleg: „Het woord amen gaat terug op het Hebreeuwse ameen. En als je de bron van
het woord zoekt, speur dan niet de aarde af, ga meteen naaf God. God is genoemd
de God van amen. De
betrouwbare God.” (325) Zo houdt Israël God voor dé Amen. Vreekamp: „Israël
be-aamt de beloften van God. Zó is het. Zó, en niet anders.” (326) Uiteindelijk
zal ook Freyja’s amen klinken. In helder morgenstem zegt ook zij aan het einde
van haar zoektocht: „sy hit swa.”
Henk
Vreekamp, Als Freyja zich laat
zien. De code van het christendom. Boekencentrum: Zoetermeer 2013. 366 blz.
€ 19,90.