„The Christian is born a conquerer, the gates of hell shall not
prevail against him.” Zo beschrijft de Engelse puritein William Gurnall de aangevochten
gelovige. Een christen, hoe aangevochten hij ook wordt, mag weten dat de overwinning
uiteindelijk gelegen is in het werk van drie-enige God. „Waarbij Gods
verkiezende liefde, het werk van Christus in verzoening en voorbede, en de activiteit
van de Geest fundamenteel zijn” (139), aldus R.W. de Koeijer.
In het voorjaar van 2010 promoveerde R.W. de Koeijer, hervormd predikant te Putten, aan de Universiteit van Utrecht op ‘geestelijke strijd bij de puriteinen’. Uitgeverij de Banier bracht zijn dissertatie in boekvorm op de markt. Het is een lijvig werk dat meer dan vierhonderd pagina’s telt. De lijst van primaire en secundaire literatuur die de auteur heeft bestudeerd, is indrukwekkend. Het heeft de predikant niet alleen de doctorstitel opgeleverd, maar ook een diep inzicht in het leven van de aangevochten gelovige.
William Perkins
Zelf noemt de Koeijer zijn studie een ‘spiritualiteit-historisch onderzoek’, aldus de ondertitel van zijn boek. Het eerste deel van zijn studie draagt meer een historisch karakter, het tweede een meer systematisch. In het derde deel worden conclusies getrokken. Voordat het eigenlijke thema wordt besproken, wordt eerst ingegaan op de reformatie in Engeland. De Koeijer: „In november 1534 kreeg de Reformatie in Engeland officieel zijn beslag, toen het parlement koning Hendrik VIII (1509-1547) erkende als Supreme Head van de Engelse kerk. Daarmee was de verwerping van het pauselijke gezag en de breuk met Rome een feit.” (27) Deze beschrijvende lijn wordt voortgezet. Telkens plaatst de schrijver de te bespreken auteurs in hun historische context en beschrijft de ontwikkelingen binnen het puritanisme. Vaak blijken kerk, samenleving en regering nauw samen te hangen.
De puriteinen die De Koeijer bespreekt, vormen -naar eigen zeggen- ‘een representatieve selectie’. Hij begint met William Perkins die in 1587 een klein traktaatje schreef: A Dialogue containing the Conflicts betweene Sathan and the Christian. De Koeijer wijst op Perkins invloed binnen de onderwijsstad Cambridge, die hij ook wel de ‘bakermat van een stroom puriteinse verkondigers’ noemt. „Zo kunnen we Perkins beschouwen als de hoofdarchitect of geestelijk vader van de piëtistisch-puriteinse beweging, die door velen gevolgd werd” (57), zo concludeert De Koeijer.
Naast de werken van Perkins –die betrekking hebben op de
geestelijke strijd- worden de werken van
nog een achttal puriteinen besproken, te weten: William Gouge (1575-1563), John
Downame († 1652), Thomas Brooks (1608-1680), William Gurnall (1616-1679), John
Owen (1616-1683), Isaac Ambrose (1604-1664), Richard Gilpin (1625-1700) en John
Bunyan (1628-1688). Telkens worden deze mannen geïntroduceerd door middel van
een korte biografische en theologische schets. Vervolgens worden de werken
besproken waarin zij de geestelijke strijd van de gelovige behandelen.
Existentieel
De geestelijke strijd, zoals die door De Koeijer wordt beschreven,
is een existentieel gebeuren. Het gaat niet buiten de mens om. Sterker nog; in
deze strijd staat de gelovige mens centraal. Afwisselend vormt hij het object
en het subject van deze strijd. De gelovige is het die de strijd voert, maar
ook degene die wordt bestreden. Het is eveneens een geestelijk gebeuren en
maakt deel uit van de spiritualiteit zoals de puriteinen die kenden, getuige
ook de ondertitel van De Koeijers dissertatie. De schrijver geeft aan het begin
van zijn boek een tweetal definities van spiritualiteit. Allereerst noemt hij
Alister McGrath. Volgens De Koeijer laat McGrath vooral de samenhang zien
tussen „de fundamentele opvattingen van de christelijke religie en het geheel
van daarop gebaseerde levenservaringen.” (12) En ten tweede noemt hij een
definitie van professor A. de Reuver –De Koeijers promotor- die de verbinding
legt tussen Woord en Geest. In de beschrijving van de geestelijke strijd, zoals
die door de puriteinen werd ervaren, keert deze bipolariteit voortdurend terug.
Woord, Geest en geestelijke strijd; hoe verhouden die zich tot elkaar?
R.W. de Koeijer noemt het als één van de kenmerkende noties voor puritanisme; de ‘voorbereidende genade’ (preparation of grace). Daaronder wordt verstaan dat de zondaar overtuigd wordt van zijn schuld en dat hij berouw krijgt over deze schuld. Het doel van deze voorbereidende genade is; de zondaar in de juiste positie te brengen om het heil te ontvangen. Hierin is de Heilige Geest werkzaam, Die de uiteindelijke gemeenschap met Christus (unio cum Christo) tot stand doet komen. De gemeenschap die wordt gewerkt door de weg van geloof en bekering. Met name op het punt van het geloof en de geloofszekerheid vindt die geestelijke strijd plaats. De satan, de wereld en het eigen vlees bestrijden de gelovige op alle fronten.
Pro me
De vraag die bij het lezen rees, was vooral de vraag of de gelovige
bij sommige puriteinse auteurs niet teveel op zichzelf wordt geworpen. Wordt
het heil bij hen niet te subjectief en te weinig objectief
benaderd? Met name als De Koeijer beschrijft hoe bij John Downame de verbinding
ontstaat tussen de syllogismus praticus en de syllogismus mysticus.
Wordt het Woord en het belofte- en genadekarakter van het Woord wel voldoende verdisconteerd? Het lijkt erop dat het werk van Christus en het werk van de
Geest (teveel) uit elkaar worden getrokken. Toch wijst dezelfde Downame op het pro
me-karakter van het evangelie. De aangevochten gelovige mag de beloften
gelovig toe-eigenen. Downame: „Though therefore the promis of the Gospell be
contained in generall proposition, yet may every faithfull man as certainly conclude,
that they belong vnto him, as if the were particularly apllied vnto him by
name.” (315) De Koeijer spreekt zelf over het ‘nochtans’- karakter van het
geloof: „tegen alle ontmoedigende ervaringen in klemt het zich vast aan Gods
betrouwbare beloften.” (348) Dergelijke opmerkingen geven de geestelijke strijd
een meer objectief karakter, waarin gebed, schriftoverdenking en prediking een
prominente plaats innemen. Bijzonder troostrijk is het overdenken van de
lijdende Christus. Zijn lijden heeft voor de gelovige niet alleen een soteriologisch-,
maar ook een exemplarisch karakter, dat de gelovige oproept tot
navolging. Een gedachte die ook terug te vinden is bij enkele middeleeuwse
mystici, maar ook zeer zeker bij de reformator Luther. In deel drie van zijn
studie gaat De Koeijer hierop dan ook nader in.
Dr. De Koeijer heeft een boeiende studie geschreven, al had het
geheel wat compacter gekund. Er is namelijk behoorlijk wat overlap tussen het historische
en systematische deel van zijn studie. Wanneer in deel één een conclusie is
getrokken, wordt deze in deel twee herhaald, om in een systematisch kader te
worden geplaatst. Wellicht had dit voorkomen kunnen worden door een striktere
scheiding te maken tussen het historische en het systematische deel. Het is
echter bijzonder boeiend dat de onderzoeker lijnen trekt vanuit het verleden –vroege
kerk, middeleeuwen en reformatie- naar het puritanisme van de zeventiende eeuw.
Daarnaast is het boeiend hoe de schrijver in gesprek gaat met vakgenoten, daarin
toont hij zich vakbekwaam. Wellicht dat de schrijver een populairwetenschappelijk
werkje kan uitgeven, waarin hij de pastorale noties die hij heeft opgediept
vruchtbaar kan maken voor de pastorale praktijk. Toegepast op het aangevochten
geloofsleven. In navolging van de puriteinen.
R.W. de Koeijer, Geestelijke strijd bij de puriteinen. Een spiritualiteit-historisch onderzoek naar Engelse puriteinse geschriften in de periode 1587-1654, Uitgeverij De Banier, 447 blz., € 34,90