De titel –Stratenmakers en
brugwachters– waaronder deze preken van Aurelius Augustinus (354-430) zijn uitgegeven, zal
wellicht bij sommigen enige vervreemding oproepen. Het genre waartoe zij behoren
zal deze kloof eerder groter dan kleiner maken. Wat kan een lezer uit
de eenentwintigste eeuw met preken over heiligen? Ze blijken verrassend te
zijn.
Nadat in 2010 onder de
titel De goede geur van Christus een
eerste bundel preken over heiligen het licht zag, wordt dit project afgerond
met een werk waarin Sermones de sanctis 299D-335M
zijn opgenomen. Deze preken werden gehouden op de gedenkdag van de betreffende
heilige. Soms werd er bij één persoon uitgebreid stilgestaan, andere martelaren
van de kerk van Christus komen zijdelings aan de orde. Het is opvallend dat ook
de Makkabeese martelaren door Augustinus worden genomen als uitgangspunt voor
drie van zijn preken. Zij leefden immers zo’n twee eeuwen voor de komst van
Christus. De kerkvader geeft toe dat deze heiligen weliswaar vervolgd werden en
uiteindelijk stierven uit liefde voor de Mozaïsche wet. Zij hadden dus nog geen
weet van Christus. In de inleiding op Augustinus’ preken wordt echter opgemerkt:
„Maar voor wie nadien Christus als de vervulling van de wet beschouwt, is het
bijna vanzelfsprekend zulke martelaren voor de joodse wet ook als martelaren
voor Christus te zien.” (15) Het is een opvatting die niet alleen door de
kerkvader, maar door velen binnen de vroegchristelijke kerk werd gedeeld.
Geboortedag
De eerste daadwerkelijk
christelijke martelaar is volgens Augustinus Stefanus geweest. Uniek is dat van
Stefanus, in tegenstelling tot vele andere heiligen, een buitengewoon
gezagvolle beschrijving van zijn sterven bestaat. Dikwijls was er weinig over
de marteldood van een heilige bekend. Een enkele keer bestond er een akte waarin
iets werd beschreven. Een uitgebreid getuigenis van de ‘geboorte’ van deze
martelaar is echter opgenomen in de Handelingen
van de Apostelen. Voortdurend worden Stefanus en Christus door Augustinus op
elkaar betrokken. Het begint al met de datum van de heiligendag van Stefanus; deze valt op
26 december. In menig preek komt Augustinus hierover te spreken: „Gisteren
vierden wij de geboortedag van de Heer. Vandaag vieren wij de geboortedag van
zijn dienaar. Maar als geboortedag van de Heer vierden wij de dag waarop Hij
geboren wilde worden. Als geboortedag van zijn dienaar vieren wij de dag waarop
hij de overwinningskrans ontving.” (sermo 314.1) Christus nam op Zijn
geboortedag het kleed van ons vlees aan om aan de mens gelijk te worden.
Stefanus heeft op zijn geboortedag het kleed van zijn lichaam afgelegd om aan
Christus gelijkvormig te worden.
In deze bundel wordt een inkijk gegund in het leven van de vroege kerk. Het is buitengewoon boeiend hoe het gedenken van deze getrouwen praktisch gestalte kreeg. Bij wijze van intermezzo is een brief van Lucianus opgenomen waarin wordt beschreven hoe het lichaam van Stefanus, maar ook de lichamen van enkele anderen is ontdekt. Deze zeer opmerkelijke gebeurtenis vindt plaats in december van het jaar 415. Op een landgoed bij Jeruzalem, ooit eigendom van de beroemde farizeeër Gamaliël, worden op aanwijzing van Lucianus de lichamen van onder andere Stefanus, Gamaliël en diens vrouw en zoon gevonden. In een droom was de bekende Schriftgeleerde aan Lucianus verschenen en had die plaats duidelijk gemaakt. Pas na de derde verschijning durft de briefschrijver zijn ervaringen te delen met Johannes, de toenmalige bisschop van Jeruzalem. De vondst van met name het lichaam van Stefanus had grote gevolgen. De verering van deze getuige van het evangelie breidde zich uit over het gehele middellandse zeegebied, maar drong ook door tot Afrika en Europa. Zijn heiligendag viel vlak na het midwinterfeest en dat vergrootte zijn populariteit bij de Germanen.
In deze bundel wordt een inkijk gegund in het leven van de vroege kerk. Het is buitengewoon boeiend hoe het gedenken van deze getrouwen praktisch gestalte kreeg. Bij wijze van intermezzo is een brief van Lucianus opgenomen waarin wordt beschreven hoe het lichaam van Stefanus, maar ook de lichamen van enkele anderen is ontdekt. Deze zeer opmerkelijke gebeurtenis vindt plaats in december van het jaar 415. Op een landgoed bij Jeruzalem, ooit eigendom van de beroemde farizeeër Gamaliël, worden op aanwijzing van Lucianus de lichamen van onder andere Stefanus, Gamaliël en diens vrouw en zoon gevonden. In een droom was de bekende Schriftgeleerde aan Lucianus verschenen en had die plaats duidelijk gemaakt. Pas na de derde verschijning durft de briefschrijver zijn ervaringen te delen met Johannes, de toenmalige bisschop van Jeruzalem. De vondst van met name het lichaam van Stefanus had grote gevolgen. De verering van deze getuige van het evangelie breidde zich uit over het gehele middellandse zeegebied, maar drong ook door tot Afrika en Europa. Zijn heiligendag viel vlak na het midwinterfeest en dat vergrootte zijn populariteit bij de Germanen.
Cyper
Wat de verering van de
martelaar Stefanus inhield, wordt onder andere duidelijk uit Sermo 317. Deze preek is waarschijnlijk
in het jaar 324 of 325 na Christus gehouden. Op de dag dat de relieken van
Stefanus aankwamen in Hippo Regius. Als gestorvene komt hij de streek opzoeken,
zo betoogt Augustinus. Om de weldaden door hem verricht kan men niet heen. Zelfs
wonderen worden aan hem toegeschreven. Deze heilige hield de gemoederen bezig. Augustinus:
„Overal zijn de stoffelijke resten van de heilige Stefanus onderwerp van
gesprek, maar het gaat erom dat ons de kracht van zijn geloof wordt
voorgehouden.” (sermo 317.1) Vele heiligen lieten evenals Stefanus een
voorbeeld na; zij hebben met hun belijdenis wegen geëffend en bruggen gebouwd.
Over deze weg mag de gelovige in navolging gaan. Deze gedachte wordt verder
uitgewerkt in sermo 325 waar de
kerkvader zegt: „Deze feesten zijn dus in de kerk van Christus ingesteld met de
bedoeling dat de verenigde lidmaten van Christus aangespoord worden de
martelaren van Christus na te volgen. Dat is het hele belang van dit feest, een
ander is er niet.” (sermo 325.1). Even verderop maakt Augustinus duidelijk
wat hij hiermee bedoelt. Velen spreken uit dat zij Christus niet na kunnen
volgen. Christus is het immers door Wie God zich met de wereld verzoent. Zij
kunnen zijn voetstappen niet drukken, al was Hij mens. Alle verontschuldigingen
die aangevoerd worden tegen de navolging van Christus worden echter door
Augustinus uit handen geslagen: „Maar Petrus was wat u bent, Paulus was wat u
bent. De apostelen en de profeten waren wat u bent. Als u er moeite mee hebt de
Heer na te volgen, volg dan uw mededienaar na. Een stoet van dienaren is u
voorgegaan, weg zijn de slappe smoezen.” (Idem.)
Eén van die voorgangers was de bisschop Cyprianus (205-258). Zijn lijdensgang is uitvoerig beschreven in de Acta proconsularia Cypriani. Na een lang proces werd hij op 14 september, de latere gedenkdag van deze heilige, ter dood gebracht. Augustinus wijdt een heel aantal preken aan hem. Wellicht heeft dit te maken met de grote invloed die de bisschop van Carthago op de latere bisschop van Hippo heeft uitgeoefend. Niet alleen bij Augustinus was deze heilige geliefd; in heel de stad, zelfs in heel Afrika werd zijn geboortedag door gelovigen, heidenen, joden en zelfs ketters herdacht. Volgens de kerkvader is er alle reden toe om de sterfdag van Cyprianus te vieren: „Want kostbaar is in de ogen van de Heer de dood van zijn heiligen.” (sermo 310.3.) Een psalmwoord dat gezien kan worden als een refrein in veel van Augustinus’ preken. Telkens wordt herhaald hoe kostbaar en kostelijk de dood van de martelaren was. In de taal van het hooglied wordt door Augustinus beschreven hoe Cyprianus door Christus is gemaakt tot een geur van mirre. Als heidense retor werd hij ten dienste gesteld van de kerk. In de oude Cyprianus, die door Christus werd vernietigd, werd Christus Zelf tot fundament gelegd. „Daarna bouwde Hij op dat fundament een nieuwe Cyprianus en maakte uit zichzelf de ware Cyprianus. De kerk zegt immers tegen Christus: “Mijn lief is een bundel mirre.” (Hgl. 1,13) Wanneer hij dus door Christus tot een christen is gemaakt, is hij ook door cyper of mirre tot Cyprianus gemaakt.” (sermo 312.2.) In een voetnoot wordt dan verduidelijkt dat het Latijnse woord voor mirre cyper is. Het bundeltje mirre –Christus– maakte Cyprianus tot wie hij was; een goede geur van Christus.
Eén van die voorgangers was de bisschop Cyprianus (205-258). Zijn lijdensgang is uitvoerig beschreven in de Acta proconsularia Cypriani. Na een lang proces werd hij op 14 september, de latere gedenkdag van deze heilige, ter dood gebracht. Augustinus wijdt een heel aantal preken aan hem. Wellicht heeft dit te maken met de grote invloed die de bisschop van Carthago op de latere bisschop van Hippo heeft uitgeoefend. Niet alleen bij Augustinus was deze heilige geliefd; in heel de stad, zelfs in heel Afrika werd zijn geboortedag door gelovigen, heidenen, joden en zelfs ketters herdacht. Volgens de kerkvader is er alle reden toe om de sterfdag van Cyprianus te vieren: „Want kostbaar is in de ogen van de Heer de dood van zijn heiligen.” (sermo 310.3.) Een psalmwoord dat gezien kan worden als een refrein in veel van Augustinus’ preken. Telkens wordt herhaald hoe kostbaar en kostelijk de dood van de martelaren was. In de taal van het hooglied wordt door Augustinus beschreven hoe Cyprianus door Christus is gemaakt tot een geur van mirre. Als heidense retor werd hij ten dienste gesteld van de kerk. In de oude Cyprianus, die door Christus werd vernietigd, werd Christus Zelf tot fundament gelegd. „Daarna bouwde Hij op dat fundament een nieuwe Cyprianus en maakte uit zichzelf de ware Cyprianus. De kerk zegt immers tegen Christus: “Mijn lief is een bundel mirre.” (Hgl. 1,13) Wanneer hij dus door Christus tot een christen is gemaakt, is hij ook door cyper of mirre tot Cyprianus gemaakt.” (sermo 312.2.) In een voetnoot wordt dan verduidelijkt dat het Latijnse woord voor mirre cyper is. Het bundeltje mirre –Christus– maakte Cyprianus tot wie hij was; een goede geur van Christus.
Hoop
Velen zijn er door het
getuigenis van Cyprianus en door de woorden die hij sprak tot het leven
gekomen, anderen zijn juist door hem kwaadgezind te zijn gestorven, aldus Aurelius
Augustinus. Het leven van de martelaren roept om navolging. De kerkvader haast
zich te melden dat de ‘prestatie’ van de heiligen niet hun verdienste was. Het
was een gave van de Gever dat zij staande bleven in de strijd. Zij hebben
echter wel de wereld vertrapt, de strijd gestreden en het leven gegrepen.
Treffend merkt Augustinus op dat niet alleen in de arena, maar ook in bed -als plaats van gebed en als plaats van de doosstrijd- moet die strijd gestreden worden. „U hebt
dezelfde strijd getroffen, zoek dan ook dezelfde overwinningspalm. U ligt in
bed en u bent ook in de arena. U ligt en u vecht. Houd uw geloof vast. Als u
uitgeput bent van de inspanning, bent u overwinnaar.” (sermo 318.3)
Telkens weet de bisschop zijn gehoor te treffen in het hart. Dat is immers ook
het doel van zijn preken; zijn gehoor te treffen in het oor, maar bovenal in
het hart. Zijn retoriek is ongeëvenaard, evenals zijn taalvirtuositeit. Tal van
opmerkelijke wendingen moeten zijn toehoorders hebben verrast, zoals ze ook nu
de hedendaagse lezer verrassen. Zijn toon is warm, zelfs innig te noemen en
deed zijn hoorders aan zijn lippen hangen. Een zekere nuchterheid is Augustinus
echter niet vreemd. Zo maakt hij in een preek over ‘hoop’ een treffende
opmerking: „Aan de woorden van mijn preek zal op een gegeven moment een einde
komen, maar met de hoop, het onderwerp van mijn preek, mag het niet afgelopen
zijn, nee die moet blijven. Wij kunnen preken en ophouden met preken, de hoop
blijft altijd roepen tot God.” (sermo 313F.1) Later in zijn preek geeft
Augustinus verdere invulling aan deze hoop: „Hij is nu uw hoop, straks zal Hij
de vervulling zijn van uw hoop. Hij is uw hoop nu u nog gelooft, vervulling
daarvan zal Hij zijn als u Hem ziet. Zeg tot Hem: “U bent mijn hoop.”” (sermo
313F.3) Deze Hoop deed de heiligen leven en
sterven in hoop. Een hoop waarin de kerkvader zijn lezers laat delen.
Aurelius Augustinus, Stratenmakers
en brugwachters. Preken over heiligen 2. [Sermones de sanctis 299D-335M]. Ingeleid,
vertaald en van aantekeningen voorzien door Arie Akkermans, Elisabeth Ketwich
Verschuur en Hans Reisen.
Uitgeverij Damon: Budel 2014. 486 blz., € 46,90.