zaterdag 26 oktober 2013

H.W de Knijff, Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging. Over secularisatie, wetenschap en christelijk geloof

Emeritus-hoogleraar dogmatiek en christelijke ethiek aan de Universiteit Utrecht H.W. de Knijff heeft een indringende en diepgravende studie geschreven. Het zou wellicht zijn magnus opus genoemd mogen worden. Veel van de thema’s waarmee hij zich de afgelopen jaren heeft beziggehouden, keren in zijn boek getiteld Tegenwoordigheid van Geest als Europese uitdaging terug. Zelfs O. Noordmans (1871-1956), op wie hij promoveerde, wordt sprekend ingevoerd.

Het is geen geringe prestatie die prof. Dr. H.W. de Knijff, inmiddels de tachtig gepasseerd, heeft geleverd. Zijn werk is doorwrocht en getuigt van een zeer grote belezenheid en een enorme kennis van zaken van de huidige stand van wetenschap. De Knijff toont zich niet alleen een groot theoloog en denker, maar is ook thuis op het gebied van de (wetenschaps)filosofie en de fysica. Daarnaast weet hij zijn gedachten helder te verwoorden in een helder betoog. Stap-voor-stap wordt de lezer meegenomen in zijn betoog. Enig doorzettingsvermogen wordt wel van de lezer verwacht. De lange zinnen met een hoge informatiedichtheid zijn zorgvuldig geformuleerd, maar stellen soms hoge eisen aan de lezer. De volhouder wordt echter ruimschoots beloond.

Secularisatie
In het eerste hoofdstuk maakt De Knijff duidelijk wat hem bewoog tot het schrijven van dit werk. Hij gaat aan de hand van Geert Maks bekende werk Hoe God verdween uit Jorwerd na hoe de secularisatie heeft toegeslagen in Nederland en Europa. In vogelvlucht schetst De Knijff een panorama van het Europese godsgeloof. De vraag of God deze wereld heeft verlaten, wordt door de schrijver tweeledig beantwoord: „’God’ (als menselijke voorstelling) heeft (mogelijk) de wereld verlaten, maar voor de God van de bijbel is dit een onmogelijke gedachte.” (29) De God van de bijbel is een God die eeuwig is, dat is noodzakelijk en behoort tot zijn definitie. Het kan dus niet zo zijn dat deze God na een tijdje verdwijnt uit deze wereld.

Terecht stelt De Knijff de vraag of het om een menselijke projectie gaat, wanneer wordt gesproken over de god die verdwijnt, of om een realiteit. Met het verdwijnen van het godsgeloof is de structuur van het leven voor de mens verdwenen. De Knijff: „Met God is de motivatie, de formuleerbaarheid en de samenhang van het bestaan verdwenen.” (27) En: „Een totaal andere ervaringswereld is voor de oude in de plaats gekomen.” (Idem.) Een heteronoom wereldbeeld heeft plaatsgemaakt voor een autonoom wereldbeeld, waarin de natuurwetenschappen het geloof hebben geëlimineerd. Het vertrouwde heeft plaats gemaakt voor vervreemding. Een vervreemding die door de moderne mens diepgaand wordt ervaren.

Kenopvatting
De Knijff bespeurt bij de moderne mens een schizofrenie. Enerzijds zijn er de harde feiten, de objectieve kennis van de werkelijkheid, zoals deze door de moderne (natuur)wetenschappen zijn voortgebracht. Anderzijds is er de ervaringswerkelijkheid van de mens met zijn letterlijk subjectieve kennis. De spanning tussen het kennende subject en het gekende object is enorm. Juist deze spanning doet de mens zijn vervreemding van de werkelijkheid ervaren. Is er überhaupt nog ruimte voor het kennende subject binnen de huidige wetenschap of is er alleen sprake van objectieve kennis?

Nadat De Knijff zijn diagnose heeft gesteld, komt hij in hoofdstuk drie tot een beschrijving van de Europese denkgeschiedenis en in hoofdstuk vier tot een analyse van de geschiedenis van de kenopvatting.  Twee boeiende hoofdstukken, die op zichzelf al de moeite van het lezen waard zijn. De auteur concludeert dat er in de wetenschap, zoals deze heden ten dage wordt beoefend, sprake is van een ‘eenzijdige fysicalisering’, die soms heel ‘scherpe vormen’ aanneemt. „Daarmee zijn wij”, aldus de Knijff: „aangekomen bij de huidige situatie in wetenschap en maatschappij.” (151) Het oude christelijke wereldbeeld heeft plaats moeten maken voor een ‘wereldweten zonder transcendente betrekking’.

Mediaal
De gevolgen van de beschreven ontwikkeling voor het kennende subject zijn niet gering. De mens is het stuur over zijn leven kwijtgeraakt. Professor De Knijff: „De hedendaagse leefwereld houdt door dit alles voor de menselijke persoon het permanente conflict in zich het feitelijke bestaan te handhaven tegenover de ontlediging, die zich met grote kracht aan de ervaringswereld van het subject opdringt.” (156) Interessant is het om te zien hoe in het verleden het subject heeft gestreden voor haar eigen plaats in de kenleer. Voorbeelden daarvan zijn onder andere de mystiek en de romantiek. Aan het einde van het descriptieve deel van zijn boek komt De Knijff tot de conclusie: „Wij moeten de grondvragen blijven stellen en blijven zoeken naar de ware aard van de subjectiviteit als kostbaar prerogatief van het menselijk bestaan.” (206)

In het vervolg van zijn boek voert De Knijff een hartstochtelijk pleidooi voor een mediaal kennisbegrip, waarin subject en object correlatief met elkaar verbonden worden. De Knijf: „In dit kenmodel gaat –zo stelden wij– alle objectivering uit van de geest; deze omvat zowel het ‘naturele’ als het ‘historische’ object: de geest is de universele, allesbepalende bron van alle objectivaties.” (273) Dit is wat de auteur verstaat onder ‘tegenwoordigheid van geest’. De geesteswetenschappen, ook de theologie –met name de hermeneutiek– nemen in dit kenmodel een prominente plaats in. Zij brengt volgens De Knijff objectieve kennis voort: „Het gaat immers om kennis die op een eigenstandige geesteswerking en objectverwerkelijking berust en daarin erkenning vraagt.” (292)

Openbaring
De ondertitel van De Knijffs boek spreekt niet alleen over secularisatie en wetenschap, maar ook over christelijk geloof. In de kenleer draait het geloof de zaken radicaal om. Het geloof stelt namelijk dat aan al ons weten Gods weten voorafgaat; de openbaring. De Knijff: „Er wordt zogezien verondersteld dat er een kennis bestaat die niet op het eigen kenvermogen van de mens berust, maar een hogere oorzaak heeft en zich als zodanig aan de mens ‘openbaart’.” (293) De mens is dan niet alleen het kennende subject, maar wordt gekend door zijn object. Hij is immers door God gekend (vgl. Galaten 4: 19). In dezen volgt De Knijff de Duitse theoloog E. Jüngel (1934) die hij uitvoerig citeert.

Bij het lezen van De Knijffs betoog worden de gedachten geleid naar de theologie zoals die door theologen van de Ethische richting, met vertegenwoordigers als D. Chantepie de la Saussaye (1818-1874) en J.H. Gunning (1829-1905), werd bedreven. Enerzijds is er de moderne wetenschap. Anderzijds het christelijk geloof. Beide worden zij volstrekt serieus genomen en met elkaar in gesprek gebracht. De Knijff beweegt zich, als een ware homo universalis, moeiteloos in beide werelden. Zo wil hij hen beide in correlatie tot elkaar brengen, tegen het antagonisme van de moderne tijd in.

H.W. de Knijff, Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging. Over secularisatie, wetenschap en christelijk geloof. Boekencentrum: Zoetermeer 2013. 368 blz. € 29,90