Emeritus-hoogleraar dogmatiek en
christelijke ethiek aan de Universiteit Utrecht H.W. de Knijff heeft een
indringende en diepgravende studie geschreven. Het zou wellicht zijn magnus opus
genoemd mogen worden. Veel van de thema’s waarmee hij zich de afgelopen jaren
heeft beziggehouden, keren in zijn boek getiteld Tegenwoordigheid van Geest als Europese uitdaging terug. Zelfs O.
Noordmans (1871-1956), op wie hij promoveerde, wordt sprekend ingevoerd.
Het
is geen geringe prestatie die prof. Dr. H.W. de Knijff, inmiddels de tachtig
gepasseerd, heeft geleverd. Zijn werk is doorwrocht en getuigt van een zeer
grote belezenheid en een enorme kennis van zaken van de huidige stand van
wetenschap. De Knijff toont zich niet alleen een groot theoloog en denker, maar
is ook thuis op het gebied van de (wetenschaps)filosofie en de fysica.
Daarnaast weet hij zijn gedachten helder te verwoorden in een helder betoog.
Stap-voor-stap wordt de lezer meegenomen in zijn betoog. Enig
doorzettingsvermogen wordt wel van de lezer verwacht. De lange zinnen met een
hoge informatiedichtheid zijn zorgvuldig geformuleerd, maar stellen soms hoge
eisen aan de lezer. De volhouder wordt echter ruimschoots beloond.
Secularisatie
In
het eerste hoofdstuk maakt De Knijff duidelijk wat hem bewoog tot het schrijven
van dit werk. Hij gaat aan de hand van Geert Maks bekende werk Hoe God verdween uit Jorwerd na hoe de
secularisatie heeft toegeslagen in Nederland en Europa. In vogelvlucht schetst
De Knijff een panorama van het Europese godsgeloof. De vraag of God deze wereld
heeft verlaten, wordt door de schrijver tweeledig beantwoord: „’God’ (als menselijke
voorstelling) heeft (mogelijk) de wereld verlaten, maar voor de God van de
bijbel is dit een onmogelijke gedachte.” (29) De God van de bijbel is een God
die eeuwig is, dat is noodzakelijk en behoort tot zijn definitie. Het kan dus
niet zo zijn dat deze God na een tijdje verdwijnt uit deze wereld.
Terecht
stelt De Knijff de vraag of het om een menselijke projectie gaat, wanneer wordt
gesproken over de god die verdwijnt, of om een realiteit. Met het verdwijnen
van het godsgeloof is de structuur van het leven voor de mens verdwenen. De
Knijff: „Met God is de motivatie, de formuleerbaarheid en de samenhang van het
bestaan verdwenen.” (27) En: „Een totaal andere ervaringswereld is voor de oude
in de plaats gekomen.” (Idem.) Een heteronoom wereldbeeld heeft plaatsgemaakt
voor een autonoom wereldbeeld, waarin de natuurwetenschappen het geloof hebben
geëlimineerd. Het vertrouwde heeft plaats gemaakt voor vervreemding. Een
vervreemding die door de moderne mens diepgaand wordt ervaren.
Kenopvatting
De
Knijff bespeurt bij de moderne mens een schizofrenie. Enerzijds zijn er de
harde feiten, de objectieve kennis van de werkelijkheid, zoals deze door de
moderne (natuur)wetenschappen zijn voortgebracht. Anderzijds is er de
ervaringswerkelijkheid van de mens met zijn letterlijk subjectieve kennis. De
spanning tussen het kennende subject en het gekende object is enorm. Juist deze
spanning doet de mens zijn vervreemding van de werkelijkheid ervaren. Is er überhaupt
nog ruimte voor het kennende subject binnen de huidige wetenschap of is er
alleen sprake van objectieve kennis?
Nadat
De Knijff zijn diagnose heeft gesteld, komt hij in hoofdstuk drie tot een
beschrijving van de Europese denkgeschiedenis en in hoofdstuk vier tot een
analyse van de geschiedenis van de kenopvatting. Twee boeiende hoofdstukken, die op zichzelf al
de moeite van het lezen waard zijn. De auteur concludeert dat er in de
wetenschap, zoals deze heden ten dage wordt beoefend, sprake is van een
‘eenzijdige fysicalisering’, die soms heel ‘scherpe vormen’ aanneemt. „Daarmee
zijn wij”, aldus de Knijff: „aangekomen bij de huidige situatie in wetenschap
en maatschappij.” (151) Het oude christelijke wereldbeeld heeft plaats moeten
maken voor een ‘wereldweten zonder transcendente betrekking’.
Mediaal
De
gevolgen van de beschreven ontwikkeling voor het kennende subject zijn niet
gering. De mens is het stuur over zijn leven kwijtgeraakt. Professor De Knijff:
„De hedendaagse leefwereld houdt door dit alles voor de menselijke persoon het
permanente conflict in zich het feitelijke bestaan te handhaven tegenover de
ontlediging, die zich met grote kracht aan de ervaringswereld van het subject
opdringt.” (156) Interessant is het om te zien hoe in het verleden het subject
heeft gestreden voor haar eigen plaats in de kenleer. Voorbeelden daarvan zijn
onder andere de mystiek en de romantiek. Aan het einde van het descriptieve
deel van zijn boek komt De Knijff tot de conclusie: „Wij moeten de grondvragen
blijven stellen en blijven zoeken naar de ware aard van de subjectiviteit als
kostbaar prerogatief van het menselijk bestaan.” (206)
In
het vervolg van zijn boek voert De Knijff een hartstochtelijk pleidooi voor een
mediaal kennisbegrip, waarin subject en object correlatief met elkaar verbonden
worden. De Knijf: „In dit kenmodel gaat –zo stelden wij– alle objectivering uit
van de geest; deze omvat zowel het ‘naturele’ als het ‘historische’ object: de
geest is de universele, allesbepalende bron van alle objectivaties.” (273) Dit
is wat de auteur verstaat onder ‘tegenwoordigheid van geest’. De
geesteswetenschappen, ook de theologie –met name de hermeneutiek– nemen in dit
kenmodel een prominente plaats in. Zij brengt volgens De Knijff objectieve
kennis voort: „Het gaat immers om kennis die op een eigenstandige geesteswerking
en objectverwerkelijking berust en daarin erkenning vraagt.” (292)
Openbaring
De
ondertitel van De Knijffs boek spreekt niet alleen over secularisatie en
wetenschap, maar ook over christelijk geloof. In de kenleer draait het geloof
de zaken radicaal om. Het geloof stelt namelijk dat aan al ons weten Gods weten
voorafgaat; de openbaring. De Knijff: „Er wordt zogezien verondersteld dat er
een kennis bestaat die niet op het eigen kenvermogen van de mens berust, maar
een hogere oorzaak heeft en zich als zodanig aan de mens ‘openbaart’.” (293) De
mens is dan niet alleen het kennende subject, maar wordt gekend door zijn
object. Hij is immers door God gekend (vgl. Galaten 4: 19). In dezen volgt De
Knijff de Duitse theoloog E. Jüngel (1934) die hij uitvoerig citeert.
Bij
het lezen van De Knijffs betoog worden de gedachten geleid naar de theologie
zoals die door theologen van de Ethische richting, met vertegenwoordigers als D.
Chantepie de la Saussaye (1818-1874) en J.H. Gunning (1829-1905), werd
bedreven. Enerzijds is er de moderne wetenschap. Anderzijds het christelijk
geloof. Beide worden zij volstrekt serieus genomen en met elkaar in gesprek
gebracht. De Knijff beweegt zich, als een ware homo universalis, moeiteloos
in beide werelden. Zo wil hij hen beide in correlatie tot elkaar brengen, tegen
het antagonisme van de moderne tijd in.
H.W. de Knijff, Tegenwoordigheid
van geest als Europese uitdaging. Over secularisatie, wetenschap en christelijk
geloof. Boekencentrum: Zoetermeer 2013. 368 blz. € 29,90