„Summa: Lasst uns Ehre suchen und hochmütig
sein, wo wir können. In diesem Buch aber gehört Gott allein die Ehre. Und es
heiβt: Gott widersteht den Hochmütigen, aber den Demütigen gibt er Gnade. Ihm
sei Ehre in alle Ewigkeit. Amen.” (S. 669) Met deze woorden besluit de
reformator Maarten Luther zijn ‘vorrede zum ersten Band der Wittenberger
Ausgabe’. Een tekst die is opgenomen in de eerste band van de Deutsch-Deutsche Studienausgabe
van Luthers werken. Hoogmoedigen worden weerstaan, deemoedigen geeft God genade.
Zo zag Luther het leven van de gelovigen.
Een schat aan
teksten uit het oeuvre van Luther wordt in deze band ontsloten voor een breed
lezerspubliek. Onder redactie van Dietrisch Korsch zijn achttien werken van de
reformator samengebracht die allen te maken hebben met het thema ‘glauben und leben’.
Voor diegene die zich intensief bezig
wil houden met het werk van de Wittenberger en dit uit de eerste hand wil
vernemen, biedt deze uitgave volop mogelijkheden. Zo wordt ieder werk
voorafgegaan door een fotokopie van de originele titelpagina. Vervolgens volgt
er van de hand van een Lutherkenner een korte inleiding op de tekst. Daarin
wordt beschreven waar en wanneer het werk voor het eerst is verschenen, aan wie
het werk eventueel is opgedragen en wat in het kort de inhoud van het werk is.
Daarna volgt de tekst, die zowel in het oorspronkelijke Duits –op de
linkerpagina–, als in het hedendaags Duits –op de rechterpagina– is afgedrukt. Verwijzingen
in de marge naar de Weimarer Ausgabe completeren het geheel.
Bekenntniss
Nadat vanaf
2006 drie kloeke banden zijn verschenen waarin een selectie van Luthers
Latijnse werken is ontsloten, zullen nu drie banden volgen met daarin een keuze
uit zijn Duitstalige werk. In februari van dit jaar zal deel III verschijnen
onder de titel Christ und Welt. De
tweede band van de Deutsch-Deutsche Studienausgabe, waarin teksten over woord
en sacrament worden geclusterd, zal naar verwachting verschijnen in september
2014. In de eerste band staan bekende teksten van de reformator, zoals ‘Von der
Freiheit eines Christenmenschen (1520)’ en ‘Das magnifikat (1521)’, maar ook
kleinere en onbekendere werken die vooral handelen over gebod, geloof en gebed.
Wellicht dat met die drie woorden het christenleven, zoals Luther dat zag, is
te typeren. De genade van God in Zijn Zoon Jezus Christus is de centrale notie.
De praktische uitwerking hiervan vindt men terug in preken en verklaringen die
heel scherp, maar ook heel pastoraal kunnen zijn. Luther laat zich dikwijls in
het hart kijken.
De reformator
houdt zich niet alleen bezig met geloven in het algemeen, maar spreekt ook uit
wat hij zelf geloof. In de winter van 1527/1528 schrijft hij namelijk een
persoonlijke geloofsbelijdenis. Het werk is onder de titel ‘bekenntnis (1528)’
op genomen in deze Studienausgabe. Het vormde oorspronkelijk het derde deel van
een groter werk, namelijk een strijdschrift over het avondmaal. Luther wilde
zijn standpunt duidelijk maken binnen reformatorische conflict over het avondmaal.
Om te voorkomen dat zijn geschriften na zijn dood misbruikt zouden worden,
maakt Luther in dit werk duidelijk waar hij voor staat. In aansluiting met de
middeleeuwse traditie doet hij dat in de ik-vorm. Het is een persoonlijk werk,
waarover door de inleider wordt opgemerkt: „Inhaltlich bietet das im Augbau am
Apostolicum orientierte ‘Bekenntniss’ eine prägnante Zusammenfassung von
Luthers Theologie.” (S. 553) Tal van sekten, ketterijen en dwaalleren doen een
aanval op de reformatorische leer en daarom wil Luther voor God en voor de
wereld zijn geloof in alle helderheid belijden. Voluit trinitarisch belijdt hij
de drie-enige God: de Vader ‘Schöfper des Himmels und der Erde’. De Zoon, die
waarachtig mens is geworden. En de Heilige Geest die de mens in Gods genade
laat delen.
Christus
Wanneer wordt
gesproken over de Zoon, dan schittert het evangelie in al haar glorie. Sprekend
over de verdiensten van Christus kan Luther zijn pen nauwelijks bedwingen. Door
Adams val zou ieder mens de eeuwige dood schuldig zijn „wenn nicht Jesus
Christus uns zu Hilfe gekommen wäre und solche Schuld und Sünde wie ein
unschuldiges Lamm auf sich genommen und für uns durch sein Leiden bezahlt hätte
[…]” (S. 557) In zijn preek over het lijden van Christus oftewel ‘Ein Sermon
von der Betragtung des Heiligen Leidens Christi’ (1519) gaat de reformator daar
dieper op in. Overigens is deze tekst exemplarisch voor de reformatorische
vroomheid die Luther voorstond. Enerzijds betreft dit een voortzetting van de
hoog-middeleeuwse passievroomheid, anderzijds geeft de reformator een geheel
eigen accent aan dit overdenken van Christus’ lijden. Voortdurend wordt de
hoorder ingeprent dat Christus dit lijden leed vanwege de immense schuld van de
zondaar. „Darum”, zo spreekt Luther: „wenn du die Nägel Christi durch seine
Hände dringen siehst, glaube sicher, dass es deine Werke sind; siehst du seine
Dornenkrone, glaube, es seinen deine bösen Gedanken.” (S. 33)
In het licht
van het kruis komt de zonde van de mens openbaar. Instemmend haalt Luther in
dezen de middeleeuwse mysticus Bernardus van Clairvaux (1090- 1153) aan die eens
sprak: „Ich wäre sicher und wüsste nichts von dem ewigen Urteil, das im Himmel
über mich ergangen was, bis ich sah, dass der einzige Sohn Gottes sich meiner
erbarmt, hervortritt und dieses Urteil für mich auf sich nimmt.” (33) Toch ligt
de zaak iets complexer, getuige ook het geschrift getiteld ‘Gegen die
Antinomer (1539)’. In deze tekst verzet de reformator zich in alle hevigheid tegen
Johannes Agricola (1492/94- 1566) die beweerde dat het tijdperk van de wet
voorbij was, omdat het evangelie zowel troost als zondekennis schenkt.
Vertwijfeld vraagt Luther zich af: „Könnte jemand auf den Gedanken kommen, dass
die Sünde etwas sei, wenn es kein Gesetz gäbe?” (641) De buitengewone felheid
waarmee deze gedachte wordt bestreden, hangt samen met de overtuiging dat de
duivel het rechte zicht op het evangelie wil wegnemen. Luther: „Daraus erkennt
man, dass der Teufel durch diese Geisterei nicht nur das Gesetz wegnehmen will,
sondern Christus, den Erfüller des Gesetz.” (idem.) Door de wet weg te nemen,
zo betoogt de Wittenbergse reformator, wordt Paulus de hals omgedraaid.
Gebed en gebod
Luther spreekt
over een dialectiek tussen wet en evangelie. De vraag is hoe de wet
functioneert in het leven van de gelovige. In de catechetische geschriften, waarin
niet alleen het geloof en het gebed worden behandeld, komt ook het gebod aan de
orde. In de inleiding op ‘Eine kurze Erklärung der Zehn Gebote (1520)’ wordt gesproken
over de voortzetting van een middeleeuws gebruik, namelijk de ‘Biechtspiegel’
die als beproeving van het geweten diende ter voorbereiding op het Heilig
Avondmaal. In de genoemde tekst wordt telkens een verklaring gegeven van wat
het gebod nu daadwerkelijk inhoudt, ook wordt benoemd wanneer het gebod wordt overtreden en tenslotte wordt genoemd wat
de werkelijke vervulling van het gebod inhoudt. Ten diepste heeft Christus alleen
de wet voor de mens vervuld. Prachtig brengt Luther dit onder woorden wanneer
hij schrijft: „Darum gib genau darauf Acht: Christus als Gabe nährt deinen
Glauben und macht dich zum Christen. Christus als Vorbild übt diene Werke, die
machen dich nicht zum Christen, sondern sie gehen von dir aus, der du schon zum
Christen gemacht bist.” (S. 493)
Zoals gezegd
behandelt Luther in zijn catechetisch onderwijs niet alleen het geloof en
gebod, maar ook het gebed, onder andere in een korte verklaring van het Onze
Vader. In zijn spreken over het gebed laat de reformator zich van zijn meest
pastorale kant zien. Juist in alle nood en aanvechting moet de gelovige zijn
toevlucht tot God nemen in het gebed. De troost die Gods barmhartigheid en Zijn
vaderlijke liefde de gelovige geven, doen de mens in al zijn nood vluchten tot
God. De aanklacht van de duivel en het eigen geweten laten de gelovige dikwijls
zuchten. Alle hoop op vergeving lijkt vervlogen als de mens zijn zonde voor
ogen wordt gesteld. Dan echter moet hij bidden: „Nimm von uns die schwere Last
aller Sünde und des Gewissens, auf dass wir mit leichten, fröhlischen Herzen in
voller Zuversicht deiner Barmherzigkeit leben und sterben, leiden und handeln
können.” (S. 359) Geloof en leven, blijven voor Luther een aangevochten zaak. Daarom
zijn gebed om de komst van Gods koninkrijk, opdat wat nu reeds aangevangen is,
dan volmaakt zal zijn. Tot die tijd zal
de gelovige moeten leven uit de dagelijkse vergeving van zijn zonden. Die
aangevochtenheid en die voorlopigheid, maken Luthers teksten zo de moeite van
het lezen en herlezen waard.
Martin Luther, Deutsch-Deutsche Studienausgabe. Band 1. Glaube und Leben. Herausgegeben von Dietrisch Korsch.
Evangelische Verlagsanstalt: Leipzig 2014. XVIII + 676 S. € 48,-