maandag 2 februari 2015

Philo van Alexandrië, Het leven van Mozes [De vita Moysis] Ingeleid, vertaald en toegelicht door Albert-Kees Geljon.

De invloed van Philo van Alexandrië op de westerse theologie is nauwelijks te overschatten. Hij kan gekenschetst worden als een man van twee werelden. Enerzijds was hij een toegewijd Jood en stond hij voluit het Joodse denken voor, anderzijds had hij zijn hart verpand aan het Griekse denken. Het beste van deze twee werelden wilde hij in zijn werk verenigen.

In de uitstekende inleiding op het werk wordt door de vertaler, Albert-Kees Geljon, verhaald over de context waarin Philo leefde en werkte. De nadere aanduiding ‘van Alexandrië’ geeft aan dat hij leefde in de gelijknamige Egyptische stad. Rond het begin van de jaartelling was er sprake van een omvangrijke Joodse gemeenschap in deze metropool. De Joden bezaten weliswaar niet het Griekse burgerrecht, waar zij overigens wel naar streefden, maar bezaten wel autonomie en konden naar hun eigen wetten en gebruiken leven. De assimilatie van de Alexandrijnse Joden was echter dermate groot dat zij hun eigen religieuze geschriften niet meer in het Hebreeuws konden lezen. Voor hen ontstond er in de derde eeuw voor Christus een Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel; de Septuagint. Allereerst de vijf boeken van Mozes (Pentateuch), later volgden ook andere geschriften. De totstandkoming en de invloed van de Septuagint moeten groots genoemd worden, ook Philo was hiervan doordrongen.

Over Philo van Alexandrië is weinig bekend. Hij werd naar alle waarschijnlijkheid ergens tussen 20 en 15 voor Christus geboren in de genoemde stad en stierf rond 50 Anno Domini. De familie waaruit hij stamde onderhield contacten met de keizerlijke familie en moet als aanzienlijk worden beschouwd. Velen van hen bekleedden vooraanstaande posities in zijn geboortestad. De opvoeding die Philo genoot, moet uitstekend zijn geweest. Zijn kennis van de Griekse taal en dito filosofie was aanzienlijk. Plato wordt menigmaal geciteerd, waaruit opgemaakt zou kunnen worden dat hij in zijn werk zeer wel thuis was. Dramatische gebeurtenissen in het jaar 38 na Christus zorgden ervoor dat Philo de leider werd van een afvaardiging die in Rome bij keizer Caligula pleitte voor de Joodse belangen. Spanningen tussen Joodse en andere bevolkingsgroepen waren namelijk tot uitbarsting gekomen. Een gebeurtenis die Philo beschrijft in zijn In Flaccum(Tegen Flaccum). Flaccum was de toen dienstdoende gouverneur in Alexandrië.

Plato
Het laatstgenoemde werk wordt door Geljon gerekend tot de historische werken, waartoe ook De vita Moysis (Het leven van Mozes) gerekend kan worden. Naast deze categorie onderscheidt de vertaler en inleider nog een tweetal categorieën. Allereerst noemt hij de exegetische werken, die vervolgens weer worden onderverdeeld in allegorische geschriften, uitleggingen van de Joodse wet –waaronder ook de tien geboden– en een aantal exegetische geschriften waarin Philo een vraag en antwoordmethode hanteert. Zijn exegetische geschriften worden gekenmerkt door een allegorische en symbolische interpretatie van Bijbelverhalen. Geljon: „Philo leest de bijbelboeken met een platoonse bril en zijn interpretatie is duidelijk platoons.” (17) Naast platoonse elementen bespeurt de vertaler ook stoïsche elementen. Onder andere het streven naar apatheia (het vrij-zijn van hartstochten) is een ideaal dat herhaaldelijk terugkeert. Ten slotte worden door Geljon nog de filosofische geschriften genoemd.
Tot welke categorie De vita Moysis gerekend moet worden, is voor Philo-kenners een punt van discussie. Vaak wordt het geschrift gerekend tot de werken die handelen over de uitleg van de wet en wordt het geplaatst tussen De Josepho (Over Jozef) en De Decalogo (Over de Tien Woorden). Deze opvatting wordt door Albert-Kees Geljon bestreden. Hij pleit ervoor om De vita Moysis te zien als een apart traktaat, waarin de persoon en de filosofie van Mozes door Philo worden geïntroduceerd. Het werk dient gezien te worden als een inleidend bios waarin de afkomst, de geboorte, opleiding en dood van de filosoof worden beschreven. Het kan wel gezien worden als een apologetisch werk, dat gericht is aan de Griekse intellectuelen van Philo’s dagen. Dit verklaart ook het grotendeels ontbreken van de allegorische methode in dit geschrift. De openingszin van De vita Moysis lijkt Geljons stellingname te ondersteunen: „Het is mijn plan om het leven van Mozes te beschrijven, die volgens sommigen de wetgever van de Joden was, volgens anderen de tolk van de heilige wetten. Het leven van deze in alle opzichten zeer voortreffelijke en volmaakte man wil ik bekend maken aan hen die het verdienen niet onbekend met hem [te] blijven.” (I.1.)

Septuagint
De filosofie van Plato en de Stoa, waarvan Philo gretig gebruik maakte in zijn exegetisch werk, keert ook terug in zijn beschrijving van het leven van Mozes. Zo bleek Mozes een buitengewoon mooi kind te zijn. Met het woord asteois (mooi), waarmee Philo zich uitdrukt, duidden de stoïci de volmaakte wijze van zijn aan. Over het onderwijs dat Mozes kreeg, wordt opgemerkt dat het  „[…] eerder een kwestie van herinnering dan van leren leek” (I.21), aldus Philo. Hij grijpt hier terug op de platoonse anamnesisleer waarin leren werd gezien als het herinneren van wat de ziel eerder in de wereld van de eeuwige Vormen heeft aanschouwd. De hartstochten die ook Mozes als jongeman aankleefden, werden door hem bedwongen door de zelfbeheersing en volharding. Zij waren voor hem als teugels waarmee de lusten in toom werden gehouden. In noot 46 merkt de vertaler op dat Philo dit beeld ontleent aan Plato’s Phaedrus. Mozes koesterde  daarentegen slechts één verlangen en dat was te leven volgens de juiste rede van de natuur (orthos logos). Daarbij neigt Philo sterk naar de stoïsche filosofen die eveneens trachtten te leven naar de rede van de natuur.  
Tegelijk kan deze rechte rede ook geïdentificeerd worden met de wet zoals deze was neergelegd in de Pentateuch. Deze eerste vijf boeken van Mozes worden door Philo dan ook gezien als de voortreffelijkste van alle Griekse en niet-Griekse wetten. Deze wetten zijn de beste en zijn werkelijk goddelijk. Zij laten niets onvermeld wat nodig is. De onveranderlijkheid die haar eigen is, bevestigt dan ook het verheven en goddelijke karakter van deze wetten. Echter de helft van de mensheid was van deze wet verstoken, namelijk de niet-Grieken –Philo rekent de omvang van het Joodse volk ruim. Om de Grieken ter wille te zijn werd het initiatief genomen om deze Hebreeuwse wetten te vertalen in het Grieks. Een voorstelling van zaken die het initiatief geheel aan Joodse zijde legt, terwijl het de Egyptische koning Ptolemaeus II was die de hogepriester Eleazer 72 vertalers naar Alexandrië laat sturen.

De Zijnde of Ik ben
Niet alleen de beschrijving van de persoon en het werk van Mozes, maar ook het godsbeeld dat Philo in De vita Moysis geeft, heeft duidelijk Griekse trekken. Zo noemt Philo God ‘de Zijnde’ of ‘het Zijnde’. In de platoonse filosofie werd hiermee de wereld van de eeuwige Vormen aangeduid. Philo adstrueert deze benaming met Exodus 3:14, waar God zich in de brandende braamstuik bekend maakt aan Mozes. Philo schrijft hierover: „God zei: ‘Zeg hun eerst dat ik de zijnde ben, om het verschil te leren tussen zijn en niet-zijn. En om bovendien te leren dat ik op geen enkele wijze met een juiste naam genoemd kan worden.” (I.74.) God gaat aldus Philo elke menselijke naam te boven en kan dus met geen naam genoemd worden. Enerzijds is dit waar. De naam van God is onuitspreekbaar. Anderzijds heeft God Zijn naam bekendgemaakt in het tetragrammaton oftewel de vierletterige Godsnaam, zoals in Exodus is opgetekend.
De gedachte van God als de Zijnde zet Philo door, ook wanneer hij spreekt over de scheppingsdaad van God als het tot aanzijn roepen van het niet-zijnde door de Zijnde (vgl. II.99.) Aan deze Zijnde heeft de platoonse filosoof-koning, zoals Mozes door Philo wordt genoemd, kennis opgedaan. „Mozes ging naar de ongeziene, onzichtbare, onlichamelijke en archetypische essentie van dat wat is en hij nam waar wat voor een sterveling niet waar te nemen is” (I.157.), zo schrijft Philo over de ontmoeting tussen God en Mozes (Exodus 20:21). De Vita Moysis mag kenmerkend genoemd worden voor het Griekse denken over God, zoals dit in de loop der theologiegeschiedenis steeds meer aan invloed won. –Al is er heden ten dage sprake van een kentering en wint het Joodse denken terrein.– Dit geschrift van Philo van Alexandrië is exemplarisch voor de wijze waarop de platoonse en stoïsche wijsbegeerte voet aan de grond kregen binnen de christelijke theologie.

Philo van Alexandrië, Het leven van Mozes [De vita Moysis] Ingeleid, vertaald en toegelicht door Albert-Kees Geljon. Uitgeverij Damon: Budel (2014). 187 blz. € 26,90.