De invloed van Philo van Alexandrië op de westerse
theologie is nauwelijks te overschatten. Hij kan gekenschetst worden als een
man van twee werelden. Enerzijds was hij een toegewijd Jood en stond hij voluit
het Joodse denken voor, anderzijds had hij zijn hart verpand aan het Griekse
denken. Het beste van deze twee werelden wilde hij in zijn werk verenigen.
In de uitstekende inleiding op het werk wordt door de
vertaler, Albert-Kees Geljon, verhaald over de context waarin Philo leefde en
werkte. De nadere aanduiding ‘van Alexandrië’ geeft aan dat hij leefde in de
gelijknamige Egyptische stad. Rond het begin van de jaartelling was er sprake
van een omvangrijke Joodse gemeenschap in deze metropool. De Joden bezaten
weliswaar niet het Griekse burgerrecht, waar zij overigens wel naar streefden,
maar bezaten wel autonomie en konden naar hun eigen wetten en gebruiken leven.
De assimilatie van de Alexandrijnse Joden was echter dermate groot dat zij hun
eigen religieuze geschriften niet meer in het Hebreeuws konden lezen. Voor hen
ontstond er in de derde eeuw voor Christus een Griekse vertaling van de
Hebreeuwse Bijbel; de Septuagint. Allereerst de vijf boeken van
Mozes (Pentateuch), later volgden ook andere geschriften. De
totstandkoming en de invloed van de Septuagint moeten groots genoemd worden,
ook Philo was hiervan doordrongen.
Over Philo van Alexandrië is weinig bekend. Hij werd naar
alle waarschijnlijkheid ergens tussen 20 en 15 voor Christus geboren in de
genoemde stad en stierf rond 50 Anno Domini. De familie waaruit hij stamde
onderhield contacten met de keizerlijke familie en moet als aanzienlijk worden
beschouwd. Velen van hen bekleedden vooraanstaande posities in zijn
geboortestad. De opvoeding die Philo genoot, moet uitstekend zijn geweest. Zijn
kennis van de Griekse taal en dito filosofie was aanzienlijk. Plato wordt
menigmaal geciteerd, waaruit opgemaakt zou kunnen worden dat hij in zijn werk
zeer wel thuis was. Dramatische gebeurtenissen in het jaar 38 na Christus
zorgden ervoor dat Philo de leider werd van een afvaardiging die in Rome bij
keizer Caligula pleitte voor de Joodse belangen. Spanningen tussen Joodse en
andere bevolkingsgroepen waren namelijk tot uitbarsting gekomen. Een
gebeurtenis die Philo beschrijft in zijn In Flaccum(Tegen Flaccum).
Flaccum was de toen dienstdoende gouverneur in Alexandrië.
Plato
Het laatstgenoemde werk wordt door Geljon gerekend tot de
historische werken, waartoe ook De vita Moysis (Het leven van
Mozes) gerekend kan worden. Naast deze categorie onderscheidt de vertaler en
inleider nog een tweetal categorieën. Allereerst noemt hij de exegetische
werken, die vervolgens weer worden onderverdeeld in allegorische geschriften,
uitleggingen van de Joodse wet –waaronder ook de tien geboden– en een aantal
exegetische geschriften waarin Philo een vraag en antwoordmethode hanteert.
Zijn exegetische geschriften worden gekenmerkt door een allegorische en
symbolische interpretatie van Bijbelverhalen. Geljon: „Philo leest de
bijbelboeken met een platoonse bril en zijn interpretatie is duidelijk
platoons.” (17) Naast platoonse elementen bespeurt de vertaler ook stoïsche
elementen. Onder andere het streven naar apatheia (het
vrij-zijn van hartstochten) is een ideaal dat herhaaldelijk terugkeert. Ten
slotte worden door Geljon nog de filosofische geschriften genoemd.
Tot welke categorie De vita Moysis gerekend
moet worden, is voor Philo-kenners een punt van discussie. Vaak wordt het
geschrift gerekend tot de werken die handelen over de uitleg van de wet en
wordt het geplaatst tussen De Josepho (Over Jozef) en De
Decalogo (Over de Tien Woorden). Deze opvatting wordt door Albert-Kees
Geljon bestreden. Hij pleit ervoor om De vita Moysis te zien
als een apart traktaat, waarin de persoon en de filosofie van Mozes door Philo
worden geïntroduceerd. Het werk dient gezien te worden als een inleidend bios waarin
de afkomst, de geboorte, opleiding en dood van de filosoof worden beschreven.
Het kan wel gezien worden als een apologetisch werk, dat gericht is aan de
Griekse intellectuelen van Philo’s dagen. Dit verklaart ook het grotendeels
ontbreken van de allegorische methode in dit geschrift. De openingszin van De
vita Moysis lijkt Geljons stellingname te ondersteunen: „Het is mijn
plan om het leven van Mozes te beschrijven, die volgens sommigen de wetgever
van de Joden was, volgens anderen de tolk van de heilige wetten. Het leven van
deze in alle opzichten zeer voortreffelijke en volmaakte man wil ik bekend
maken aan hen die het verdienen niet onbekend met hem [te] blijven.” (I.1.)
Septuagint
De filosofie van Plato en de Stoa, waarvan Philo gretig
gebruik maakte in zijn exegetisch werk, keert ook terug in zijn beschrijving
van het leven van Mozes. Zo bleek Mozes een buitengewoon mooi kind te zijn. Met
het woord asteois (mooi), waarmee Philo zich uitdrukt, duidden
de stoïci de volmaakte wijze van zijn aan. Over het onderwijs dat Mozes kreeg,
wordt opgemerkt dat het „[…] eerder een kwestie van herinnering dan van
leren leek” (I.21), aldus Philo. Hij grijpt hier terug op de platoonse
anamnesisleer waarin leren werd gezien als het herinneren van wat de ziel
eerder in de wereld van de eeuwige Vormen heeft aanschouwd. De hartstochten die
ook Mozes als jongeman aankleefden, werden door hem bedwongen door de
zelfbeheersing en volharding. Zij waren voor hem als teugels waarmee de lusten
in toom werden gehouden. In noot 46 merkt de vertaler op dat Philo dit beeld ontleent
aan Plato’s Phaedrus. Mozes koesterde daarentegen slechts één
verlangen en dat was te leven volgens de juiste rede van de natuur (orthos
logos). Daarbij neigt Philo sterk naar de stoïsche filosofen die eveneens
trachtten te leven naar de rede van de natuur.
Tegelijk kan deze rechte rede ook geïdentificeerd worden
met de wet zoals deze was neergelegd in de Pentateuch. Deze eerste vijf boeken
van Mozes worden door Philo dan ook gezien als de voortreffelijkste van alle
Griekse en niet-Griekse wetten. Deze wetten zijn de beste en zijn werkelijk
goddelijk. Zij laten niets onvermeld wat nodig is. De onveranderlijkheid die
haar eigen is, bevestigt dan ook het verheven en goddelijke karakter van deze
wetten. Echter de helft van de mensheid was van deze wet verstoken, namelijk de
niet-Grieken –Philo rekent de omvang van het Joodse volk ruim. Om de Grieken
ter wille te zijn werd het initiatief genomen om deze Hebreeuwse wetten te
vertalen in het Grieks. Een voorstelling van zaken die het initiatief geheel
aan Joodse zijde legt, terwijl het de Egyptische koning Ptolemaeus II was die
de hogepriester Eleazer 72 vertalers naar Alexandrië laat sturen.
De Zijnde of Ik ben
Niet alleen de beschrijving van de persoon en het werk
van Mozes, maar ook het godsbeeld dat Philo in De vita Moysis geeft,
heeft duidelijk Griekse trekken. Zo noemt Philo God ‘de Zijnde’ of ‘het
Zijnde’. In de platoonse filosofie werd hiermee de wereld van de eeuwige Vormen
aangeduid. Philo adstrueert deze benaming met Exodus 3:14, waar God zich in de
brandende braamstuik bekend maakt aan Mozes. Philo schrijft hierover: „God zei:
‘Zeg hun eerst dat ik de zijnde ben, om het verschil te leren tussen zijn en niet-zijn.
En om bovendien te leren dat ik op geen enkele wijze met een juiste naam
genoemd kan worden.” (I.74.) God gaat aldus Philo elke menselijke naam te boven
en kan dus met geen naam genoemd worden. Enerzijds is dit waar. De naam van God
is onuitspreekbaar. Anderzijds heeft God Zijn naam bekendgemaakt in het
tetragrammaton oftewel de vierletterige Godsnaam, zoals in Exodus is
opgetekend.
De gedachte van God als de Zijnde zet Philo door, ook
wanneer hij spreekt over de scheppingsdaad van God als het tot aanzijn roepen
van het niet-zijnde door de Zijnde (vgl. II.99.) Aan deze Zijnde heeft de
platoonse filosoof-koning, zoals Mozes door Philo wordt genoemd, kennis
opgedaan. „Mozes ging naar de ongeziene, onzichtbare, onlichamelijke en
archetypische essentie van dat wat is en hij nam waar wat voor een sterveling
niet waar te nemen is” (I.157.), zo schrijft Philo over de ontmoeting tussen
God en Mozes (Exodus 20:21). De Vita Moysis mag kenmerkend
genoemd worden voor het Griekse denken over God, zoals dit in de loop der
theologiegeschiedenis steeds meer aan invloed won. –Al is er heden ten dage
sprake van een kentering en wint het Joodse denken terrein.– Dit geschrift van
Philo van Alexandrië is exemplarisch voor de wijze waarop de platoonse en
stoïsche wijsbegeerte voet aan de grond kregen binnen de christelijke
theologie.
Philo van Alexandrië, Het leven van Mozes [De
vita Moysis] Ingeleid, vertaald en toegelicht door Albert-Kees Geljon.
Uitgeverij Damon: Budel (2014). 187 blz. € 26,90.