woensdag 28 december 2016

R.W. de Koeijer, Een donkere wolk die voorbijgaat. Engelse puriteinen over geestelijk lijden.

Voor de tweede maal snijdt dr. R.W. de Koeijer naar eigen zeggen ‘een duister thema’ aan. Na eerst gepromoveerd te zijn op Geestelijke strijd bij de puriteinen, werpt hij nu licht op de puriteinse omgang met geestelijk lijden.

Geestelijk lijden is een breed begrip, daarom bakent De Koeijer allereerst af wat verstaan moet worden onder geestelijk lijden. Een treffend citaat van Thomas Goodwin (1600-1680) bewijst hem daarbij dienst. Goodwin verwoordt de problematiek weliswaar in termen van menselijke ervaringen, het handelen van God kan in dezen echter niet buiten beschouwing gelaten worden. Goodwin spreekt over spiritual desertion als een onderdeel van Gods handelen met de gelovige: „the ‘light of God’s countenance’ withdrawn; yea, all light and apprearance to him of his own graces withheld and overclouded.” (17) Alsof het zicht op de hemel wordt overschaduwd. Het licht wordt de gelovige ontnomen. Goodwin betrekt het op God die zijn genadeactiviteit intrekt, waardoor het (geestelijk) welzijn van de gelovige wordt aangetast. In zijn boek ‘tast’ De Koeijer naar het waarom van deze geestelijke verlatingen. De Koeijer: „Ze [d.i. de puriteinen] beschouwden deze vormen van spiritueel lijden als geestelijke beproeving, waarmee ze wilden aangeven dat God de Regisseur was van wat mensen en gelovigen spiritueel konden meemaken en dat Hij hiermee Zijn eigen pedagogische bedoelingen had.” (idem.)  

Evenals in zijn dissertatie omlijnt de auteur zijn onderzoeksveld zorgvuldig. Allereerst maakt hij duidelijk dat het een spiritualiteitshistorische studie betreft. Evenals in zijn dissertatie onderzoekt De Koeijer hoe in het verleden de gelovende mens zich tot God verhield.  Vervolgens plaatst hij het puriteinisme binnen de kerkgeschiedenis. Het gaat om protestantse gelovigen die in het vroegmoderne Engeland streefden naar een verdere hervorming binnen de Engelse staatskerk. In dezen zijn de jaartallen die gebruikt worden om scheiding aan te geven tussen de verschillende auteurs van belang. Allereerst wordt de periode 1590-1640 met puriteinen als Greenham, Perkins, Bolton, Linaker, Sibbes en Symonds onderscheiden. De tweede periode (1640-1660) wordt vertegenwoordigd door William Bridge en Christopher Love. Ten slotte onderscheidt De Koeijer de periode 1660-1690. Richard Baxter, Richard Gilpin en Timothy Roger worden in dit tijdvak behandeld.

Staatskerk
Een cesuur wordt door De Koeijer aangebracht met het jaar 1640. Tot die tijd was er sprake van een staatskerk met zeer gevarieerde gemeentes. Er bestond een spanning tussen gelovigen en schijn- of ongelovigen. Het gehoor van de prediker bestond niet zuiver uit awake christians. In de benadering van de geestelijke benauwdheid is deze veronderstelling te beluisteren. Puriteinen als Greenham en Bolton stellen in hun prediking dat de mens door schrik en schuldbesef overvallen kan worden. Greenham plaatst de geestelijke benauwdheid dan ook binnen het raamwerk van het geweten. Als acteur wordt God aangewezen. Als pedagoog drijft Hij de mens uit tot Christus. De wet klaagt aan, het evangelie redt. Bij Greenham is sprake van een ‘logisch-chronologische verbinding tussen Wet en Evangelie’. Spiritual affliction krijgt zo niet alleen een scharnierfunctie in de bekeringsweg van de mens, maar vormt een piëtistische toespitsing van de persoonlijke beleving van zonde en schuld. Volgens De Koeijer heeft Greenham zo de toon gezet voor de puriteins pastorale benadering van geestelijk lijden. Een lijn die William Perkins voortzet; zij het met andere accenten. Perkins heeft veel oog voor met name de weak christians; ‘schuld bewuste gelovigen die worstelen met hun geloofszekerheid’. Zelfs het geringste (A Graine of Musterd-Seede) getuigt van Gods werk in de mens. De puritein werkt deze gedachte verder uit in een samenspraak, een stijlvorm die kenmerkend is voor het protestantisme in vroegmodern  Engeland, tussen de aangevochten gelovige (Christian) en een predikant (Minister). De gelovige gevoelt geen zekerheid aangaande Gods genade, waarop Minister vraagt: „But do you disere wit hall your heart to feele it? Christian: I doe indeede (…)” (59)  Waarop Minister vervolgt door te stellen dat juist hij die stellig verlangt, zal hebben.
De vraag naar de geestelijke strekking van zonde- en schuldbesef blijft de predikers bezighouden. Greenham, Perkins en Bolton benadrukken sterk dat een algemeen schuldbesef, verdiept moet worden. Andere vertegenwoordigers uit dezelfde periode (1590-1640), zoals Linaker en Sibbes, gaan meer uit van de oprechtheid van het zondebesef van de mens. Laatstgenoemde neemt overigens een bijzondere positie in binnen de periode van voor 1640. Zijn theologie wordt gekenmerkt door een sterke nadruk op het werk van Heilige Geest in de gelovige. Het is hem te doen om de innige gemeenschap tussen Christus en gelovige. De Koeijer spreekt zelfs van een ‘mystieke ader in het puritanisme’. Met name zijn werk getiteld Bowels Openend, waarin hij een deel van het Bijbelboek Hooglied behandelt, wordt gekenmerkt door een gevoelvolle omgang tussen de Bruidegom (Christus) en Zijn bruid (de gelovige), waarbij zelfs of misschien wel juist het gemis aan intimiteit tussen Christus en de gelovige een kenmerk is van het ware geloof: „Sometimes, again, she [d.i. de bruid ofwel de gelovige ziel] is gone, hath lost her beloved, is in a sea of troubles, seeks and cannot find him, becomes sluggish, neglicent, overtaken with self-love, after which when she hath smarted for that omissions, as here again, she is all a-fire after Christ (…) no ground will hold her, away she flies after him, and is restless until she find him [d.i. de Bruidegom ofwel Christus].” (90) Terecht stelt De Koeijer dat bij Sibbes sprake is van beïnvloeding door de middeleeuwse bruidsmystiek van Bernardus van Clairvaux.

Independents
De emotionele en psychische gevolgen van geestelijk lijden worden door William Bridge en Christopher Love, die de periode 1640-1660 vertegenwoordigen, meer op de voorgrond geplaatst. Zij spreken dan ook over spiritual dejection (spirituele neerslachtigheid). Enerzijds wordt de lijn uit de periode van voor 1640 gecontinueerd; ook Bridge en Love plaatsen geestelijk lijden binnen het kader van Gods voorzienigheid. Anderzijds wordt meer nadruk gelegd op het onderscheid tussen sterke en zwakke gelovigen, dan op wake en non-awake christians. De zwakke gelovige wordt door Bridge voortdurend gewezen op de objectieve heilsbelofte; de liefde van de Vader en de barmhartigheid van Christus zijn voor hem. Toch is er geen sprake van absolute objectivering van het heil. Het subjectieve aspect wordt bij Bridge niet verwaarloosd. Schijngeloof en waar geloof worden onderscheiden door de aanwezigheid (hoe gering ook) van noties als zelfonderzoek, nederigheid en besef van zwakheid.  De Koeijer noemt als oorzaak voor deze accentverschuiving de verandering van de kerkelijke situatie: de volkskerk maakt plaats voor meer homogene gemeentes die een vrije kerkstructuur kennen. Tevens is er sprake van geloofsvervolging. In dezen is de stem van Christopher Love uiterst sympathiek. Zelf gevangengenomen in 1641 en toch in 1645 bevestigd als presbyteriaans predikant in Londen, weet hij van de moeilijkheden van de gelovigen. In zijn postuum uitgegeven werk Dejected Soules Cure (1657) poogt hij de aangevochten gelovigen te troosten vanuit Psalm 42. Daarbij gaat hij, zoals Sibbes en Bridge, niet voorbij aan de eigenlijke context van deze Psalm. Verder waarschuwt hij voor excessieve zondekennis. Love benadrukt dat zondekennis en heilskennis niet losgemaakt mogen worden. Tenslotte vormt dit puriteinse geschrift een brug naar de periode 1660-1690, omdat Love oog heeft voor neerslachtigheid als een natuurlijke aandoening.

Physicians of the soul
Werd melancholie door puriteinen als Perkins en Love vooral gezien als een versterking van het geestelijk lijden, door Richard Baxter, Richard Gilpin en Timothy Rogers wordt deze aandoening een prominentere plaats toebedeeld. De plaats die Baxter inneemt binnen De Koeijers onderzoek is overigens aanvechtbaar. Mag hij met zijn kritiek op de  beperkte verzoeningsleer van de Westminster Confession (1648) en zijn -zij het minimale- menselijke bijdrage in zijn rechtvaardigingsleer gerekend worden tot de puriteinse traditie? De Koeijers argumenten zijn niet geheel overtuigend. Wel wordt duidelijk dat Baxter juist door zijn nadruk op melancholie als natuurlijke oorzaak van geestelijk lijden een nieuw tijdperk inluidt. Uniek in de puriteinse traditie is de stem van Richard Gilpin. Hij was niet alleen theoloog, maar ook medicus. Hij promoveerde zelfs in Leiden op een psychologisch onderwerp; hysterie. Gilpin legt grote nadruk op de rol van de duivel in het geestelijk lijden. De Koeijer: „Volgens Gilpin hoeft de duivel de van nature sombere gedachten van melancholici alleen maar toe te spitsen op hun spirituele situatie […]” (170) De laatst besproken puritein, Timothy Rogers, is eveneens uniek, omdat hij zelf twee jaar lang leed aan een depressie. Opvallend is dat deze ervaringsdeskundige heel anders dan Baxter enigszins terughoudend is in de medische benadering van geestelijk lijden. Wel zet hij de puriteinse troosttraditie voort die door Linaker, Sibbes, Bridge en Love was ingezet. Rogers is uiterst kritisch over de scherpe tegenstelling tussen wet en evangelie die door sommige vroege puriteinen werd gemaakt.

De opzet die De Koeijer in zijn boek hanteert, is spiritueel-historisch van aard. Enerzijds is hij beschrijvend, anderzijds probeert hij de besproken auteurs systematische en dogmenhistorisch te plaatsen. Zo kan de tegenstelling wet en evangelie teruggevoerd worden op Luther, de nadruk op de boetpsalmen kan teruggevoerd worden op de kerkvader Augustinus en de gevoelvolle, soms mystieke inslag van sommige puriteinen op Bernardus van Clairvaux. Alle auteurs worden zo vanuit verschillend perspectief beschreven. Een zekere overlap weet De Koeijer niet te voorkomen. Het systematische deel wordt zo grotendeels een herhaling van zetten. Grondig is de auteur zeker te werk gegaan. Diepgravend ook. Betrokken en bewogen eveneens. Waarbij hij objectief is gebleken ten aanzien van zijn onderzoeksobject. Een boeiend onderzoeksveld heeft hij ontgonnen. Ver voor de opkomst van de pastorale psychologie was in het vroegmoderne Engeland reeds oog voor de verhouding tussen God en de geestelijke mens. Puriteinen als physicians of the soul.

R.W. de Koeijer, Een donkere wolk die voorbijgaat. Engelse puriteinen over geestelijk lijden. De Banier: Apeldoorn (2014), €34.95. 299 blz.