donderdag 6 februari 2014

Cyprianus, Eenheid en eensgezindheid. 81 brieven en 2 traktaten. Vertaald uit het Latijn en toegelicht door Chris Tazelaar


Voor de kerkvader Cyprianus (205-258) woog de eenheid en de eensgezindheid van de kerk bijzonder zwaar. Zozeer dat hij er een traktaat aan wijdde; De ecclesiae catholicae unitate (De eenheid van de katholieke kerk). In menig brief over de kerk spreekt hij van de eenheid en eensgezindheid die in haar zou moeten zijn. Hiermee wilde de kerkvader gaan in het spoor van Paulus, sterker; van Christus Zelf. 

De eenheid van de catholica werd aan verschillende kanten op de proef gesteld. Enerzijds waren er interne spanningen die voor de nodige verdeeldheid zorgden. Anderzijds was er de druk van de Romeinse overheid op de kerk. Het was keizer Decius die in 249/250 van alle inwoners van zijn rijk eiste dat zij eer zouden bewijzen aan de Romeinse goden en keizer, zo wilde hij de saamhorigheid binnen zijn rijk vergroten. Het was niet zozeer zijn bedoeling om met deze maatregel de christenen te treffen. Indirect trof hij hen echter wel, omdat zij vasthielden aan het exclusief dienen van hun Heer; Jezus Christus. De gevolgen van Decius’ besluit bleven niet uit. Al bleven vele gelovigen trouw aan hun belijdenis, zij werden daarom ook wel confessores genoemd, anderen hielden geen stand en zwichtten voor de Romeinse cultus. Sommigen van hen brachten gedwongen dierenoffers, zij werden de sacrifati oftewel offeraars genoemd. Anderen wisten hun eerbetoon te beperken tot een wierookoffer, zij werden daarom turificatie (wierookofferaars) genoemd. Een derde groep werd gevormd door de libellatici. Zij hadden hun verplichting tot offeren met geld afgekocht. Hoe men het echter ook wendt of keert deze christenen hadden in tegenstelling tot de stantes geen stand gehouden. Zij waren lapsi ofwel; afvalligen.

Lapsi
Over deze afvalligen schrijft Cyprianus in zijn traktaat De lapsis (De kwestie van de gevallenen). De term lapsi, zo merkt inleider Chris Tazelaar terecht op, kan inderdaad beter met ‘gevallen’ dan met ‘afvalligen’ vertaald worden. Deze lapsi waren weggegleden, gevallen of onderuitgegaan. Zij hadden zichzelf onder de immense druk van de keizer niet staande weten te houden. Voor hen die uitgegleden waren, was de weg terug naar de kerk niet afgesneden. In zijn traktaat, maar ook in tal van zijn brieven gaat de kerkvader in op de vraag hoe zij terug konden keren in de schoot van de kerk. De toon van zijn traktaat is pastoraal, maar ook bezorgd. Cyprianus staat een eenduidige lijn voor. Eensgezindheid, ook in dezen, is gewenst. De vervolging van de christenen was volgens Cyprianus deels aan henzelf te wijten. Hun rijkdom en hun wereldgezindheid hadden aanleiding gegeven tot deze onderdrukking. Tevens zag de kerkvader de vervolging als een beproeving; zouden de gelovigen daadwerkelijk standhouden? Euforisch beschrijft Cyprianus de overwinning van hen die standhielden: „Hoe verheugd ziet uw moeder, de Kerk, u terugkeren uit de strijd! Hoe gelukkig, hoe stralend opent zij haar poorten, opdat u in gesloten gelederen binnentreedt met de op de verslagen vijand behaalde trofeeën!” (De lapsis 2) Daartegenover staat de val van velen: „Over deze hemelse kransen van martelaren, deze geestelijke glorie van belijders, deze buitengewoon grote moed van broeders die zich staande hielden werpt één treurig feit zijn schaduw: het besef dat de gewelddadige vijand in zijn nietsontziende verwoesting uit ons binnenste een deel heeft losgerukt en ten val gebracht.” (De lapsis 4)

In scherpe bewoordingen werden de gevallenen terecht gewezen door de kerkvader: „De eerste dreigende woorden van de vijand waren nog niet verklonken of een groot aantal broeders verried zijn geloof.” (De lapsis 7) Zonder veel moeite hadden de gevallenen hun geloof afgezworen, zonder veel moeite probeerden zij weer terug te keren in de kerk. Hiertegen heeft Cyprianus echter bezwaar. Wanneer de jammerklacht verstilt, de herinnering aan de zonde verflauwt, de tranen over de verloochening opdrogen, dan verstommen ook de smeekbeden tot de ‘ernstig gekwetste Heer’. De kerkvader merkt op dat zo het lichaam en bloed van Christus wordt verwaarloosd en geminacht. Alleen onder belijdenis van hun diepe schuld en na handoplegging van de bisschop, kunnen zij –die van grote hoogte gevallen zijn–, terugkeren in de schoot van de kerk. ‘Een te laks streven naar verzoening’ staat Cyprianus tegen. In deze kwestie van de gevallenen had de kerkvader niet iedereen aan zijn kant. Niet alleen in het traktaat De lapsis, maar ook in menig brief komt Cyprianus hierover te spreken. Wanneer hij schrijft aan zijn ‘broeders priesters en diakenen te Carthago’ dan berispt hij hen omdat zij op een onacceptabele manier gevallenen weer toelaten tot de communie. Cyprianus dacht strenger dan sommige andere bisschoppen. Dit was niet alleen het geval inzake de gevallenen, maar ook wanneer ketters of scheurmakers terug wilden keren in de catholica. Eén van de vragen die rees, was of een doop die toegediend was door ketters, wel een geldige doop was. In epistel 69 wordt concreet ingegaan op de terugkeer van ex-novatianen. Moesten deze volgelingen van Novatianus –tegenbisschop van Cornelius van Rome– opnieuw worden gedoopt? Cyprianus benadrukt de eenheid en de enigheid van de katholieke kerk wanneer hij schrijft: „Als die wel van levend water de enige is en zich daarbinnen [d.i. binnen de kerk] bevindt, kan iemand die buiten staat door dat water niet levend gemaakt en geheiligd worden, want alleen aan degenen die binnen zijn is het volledig gebruik ervan en het drinken eruit toegestaan.” (Ep. 69. 2.1.)

Ecclesiologie
Gedurende de christenvervolging onder keizer Decius was Cyprianus’ eigen houding enigszins diffuus. De bisschop verkeert namelijk in een vrijwillige ballingschap buiten zijn woonplaats. In diverse brieven bemoedigt hij de achtergebleven gelovigen en spoort hij hen aan om standvastig te blijven. Deze ‘beminde broeders’ groet hij hartelijk. Verlangend naar een weerzien schrijft hij: „Wat zou voor mij zoeter en mooier kunnen zijn dan dat ik op dit moment uw lippen mocht kussen die met glorieuze woorden uw geloof in uw Heer hebben beleden?” (Ep. 6. 1.1.) De ballingschap die Cyprianus in 250 vrijwillig koos, was niet uit lafheid of angst. In diverse brieven spreekt hij hierover en legt hij verantwoording af. In een droom is hij door God Zelf gewaarschuwd. Het zou beter zijn om op een afstand de gelovigen te ondersteunen en leiding te geven. Tijdens een latere vervolging, ditmaal onder aanvoering van keizer Valerius (253-260), zou echter ook de bisschop van Carthago als martelaar sterven. Cyprianus werd op 14 september 258 met het zwaard gedood. In de acta proconsularia sancti Cypriani episcope et martyris, opgenomen in Eenheid en eensgezindheid, wordt hiervan op indrukwekkende wijze verslag gedaan, al moet opgemerkt worden dat deze beschrijving grenst aan een hagiografie. In alle eenvoud en ootmoed ondergaat de bisschop zijn straf: „Daar legde hij [d.i. Cyprianus] zijn wollen schoudermantel af en knielde neer om tot de Heer te bidden.” En: „Zo stierf de gezegende Cyprianus de marteldood.” (Acta proc. V.)

Als bisschop wist Cyprianus zich bewust van zijn hoge roeping. Het was immers de bisschop die de eenheid van de kerk symboliseerde. In zijn geschrift De ecclesiae catholicae unitate werkt hij deze gedachte verder uit. In Cyprianus’ ecclesiologie is echter, zo merkt de samensteller en inleider van Eenheid en eensgezindheid op, sprake van een zekere tweeslachtigheid: „aan de ene kant ziet hij de Kerk als een eenheid die stoelt op het unanieme gezag van haar bisschoppen […], aan de andere kant beschouwt hij de Kerk als een verbond van plaatselijke gemeenten die elk door een onafhankelijke bisschop worden geleid.” (13-14) Tweedracht in de kerk werd door Cyprianus echter fel bestreden: „de onverzoenbare en zware schuld aan tweedracht wordt zelfs niet door het martelaarschap goedgemaakt. Wie niet in de Kerk is, kan geen martelaar zijn. Wie haar, die ooit in het koninkrijk der hemelen zal heersen, verlaten heeft, zal dat koninkrijk niet kunnen betreden.” (Un. 14) De kerk is voor Cyprianus de plaats waar het heil wordt geschonken. Zowel in de prediking als in de bediening van de sacramenten. Verschillende uitspraken over de kerk, zullen bij latere theologen terugkeren, waaronder bij de reformator Calvijn. In zijn vierde boek van de Institutie grijpt hij terug op de kerkvader. Befaamd is Cyprianus’ uitspraak „wie de Kerk niet als moeder heeft, kan God niet meer als vader hebben.” (Un. 6) De kerk als moeder, daarover zegt Cyprianus: „Zij is één moeder die in ononderbroken vruchtbaarheid nakomelingen voortbrengt. Uit haar schoot worden wij geboren, met haar melk worden wij gevoed en met haar geest worden wij bezield.” (Un. 5)

Alleen al vanwege zijn traktaten waarin de kerkvader de leer van de kerk en haar sacramenten behandelt, is Eenheid en eensgezindheid buitengewoon de moeite waard. Het gunt de lezer een blik in de praktijk van de kerk van de derde eeuw. Een goede inleiding op het werk als geheel en de afzonderlijke inleidingen op de diverse geschriften maken het werk zeer toegankelijk voor theologen, historici en de geïnteresseerde leek. De prachtige en correcte zinnen waarin Cyprianus’ werk is vertaald, zijn een genoegen om te lezen. Wellicht dat een zakenregister het geheel nog toegankelijker zou maken als naslagwerk, evenals een uitgebreide inhoudsopgave op de brieven. Dit werk wil echter gelezen worden en niet als naslagwerk in de kast verdwijnen. De vorm en inhoud nodigen daartoe uit.

Cyprianus, Eenheid en eensgezindheid. 81 brieven en 2 traktaten. Vertaald uit het Latijn en toegelicht door Chris Tazelaar. Uitgeverij Damon: Budel 2013. 614 blz. € 59,90

donderdag 16 januari 2014

Martin Luther, Deutsch-Deutsche Studienausgabe. Band 1. Glaube und leben. Herausgegeben von Dietrisch Korsch

„Summa: Lasst uns Ehre suchen und hochmütig sein, wo wir können. In diesem Buch aber gehört Gott allein die Ehre. Und es heiβt: Gott widersteht den Hochmütigen, aber den Demütigen gibt er Gnade. Ihm sei Ehre in alle Ewigkeit. Amen.” (S. 669) Met deze woorden besluit de reformator Maarten Luther zijn ‘vorrede zum ersten Band der Wittenberger Ausgabe’. Een tekst die is opgenomen in de eerste band van de Deutsch-Deutsche Studienausgabe van Luthers werken. Hoogmoedigen worden weerstaan, deemoedigen geeft God genade. Zo zag Luther het leven van de gelovigen.

Een schat aan teksten uit het oeuvre van Luther wordt in deze band ontsloten voor een breed lezerspubliek. Onder redactie van Dietrisch Korsch zijn achttien werken van de reformator samengebracht die allen te maken hebben met het thema ‘glauben und leben’.  Voor diegene die zich intensief bezig wil houden met het werk van de Wittenberger en dit uit de eerste hand wil vernemen, biedt deze uitgave volop mogelijkheden. Zo wordt ieder werk voorafgegaan door een fotokopie van de originele titelpagina. Vervolgens volgt er van de hand van een Lutherkenner een korte inleiding op de tekst. Daarin wordt beschreven waar en wanneer het werk voor het eerst is verschenen, aan wie het werk eventueel is opgedragen en wat in het kort de inhoud van het werk is. Daarna volgt de tekst, die zowel in het oorspronkelijke Duits –op de linkerpagina–, als in het hedendaags Duits –op de rechterpagina– is afgedrukt. Verwijzingen in de marge naar de Weimarer Ausgabe completeren het geheel.

Bekenntniss
Nadat vanaf 2006 drie kloeke banden zijn verschenen waarin een selectie van Luthers Latijnse werken is ontsloten, zullen nu drie banden volgen met daarin een keuze uit zijn Duitstalige werk. In februari van dit jaar zal deel III verschijnen onder de titel Christ und Welt. De tweede band van de Deutsch-Deutsche Studienausgabe, waarin teksten over woord en sacrament worden geclusterd, zal naar verwachting verschijnen in september 2014. In de eerste band staan bekende teksten van de reformator, zoals ‘Von der Freiheit eines Christenmenschen (1520)’ en ‘Das magnifikat (1521)’, maar ook kleinere en onbekendere werken die vooral handelen over gebod, geloof en gebed. Wellicht dat met die drie woorden het christenleven, zoals Luther dat zag, is te typeren. De genade van God in Zijn Zoon Jezus Christus is de centrale notie. De praktische uitwerking hiervan vindt men terug in preken en verklaringen die heel scherp, maar ook heel pastoraal kunnen zijn. Luther laat zich dikwijls in het hart kijken.

De reformator houdt zich niet alleen bezig met geloven in het algemeen, maar spreekt ook uit wat hij zelf geloof. In de winter van 1527/1528 schrijft hij namelijk een persoonlijke geloofsbelijdenis. Het werk is onder de titel ‘bekenntnis (1528)’ op genomen in deze Studienausgabe. Het vormde oorspronkelijk het derde deel van een groter werk, namelijk een strijdschrift over het avondmaal. Luther wilde zijn standpunt duidelijk maken binnen reformatorische conflict over het avondmaal. Om te voorkomen dat zijn geschriften na zijn dood misbruikt zouden worden, maakt Luther in dit werk duidelijk waar hij voor staat. In aansluiting met de middeleeuwse traditie doet hij dat in de ik-vorm. Het is een persoonlijk werk, waarover door de inleider wordt opgemerkt: „Inhaltlich bietet das im Augbau am Apostolicum orientierte ‘Bekenntniss’ eine prägnante Zusammenfassung von Luthers Theologie.” (S. 553) Tal van sekten, ketterijen en dwaalleren doen een aanval op de reformatorische leer en daarom wil Luther voor God en voor de wereld zijn geloof in alle helderheid belijden. Voluit trinitarisch belijdt hij de drie-enige God: de Vader ‘Schöfper des Himmels und der Erde’. De Zoon, die waarachtig mens is geworden. En de Heilige Geest die de mens in Gods genade laat delen.

Christus
Wanneer wordt gesproken over de Zoon, dan schittert het evangelie in al haar glorie. Sprekend over de verdiensten van Christus kan Luther zijn pen nauwelijks bedwingen. Door Adams val zou ieder mens de eeuwige dood schuldig zijn „wenn nicht Jesus Christus uns zu Hilfe gekommen wäre und solche Schuld und Sünde wie ein unschuldiges Lamm auf sich genommen und für uns durch sein Leiden bezahlt hätte […]” (S. 557) In zijn preek over het lijden van Christus oftewel ‘Ein Sermon von der Betragtung des Heiligen Leidens Christi’ (1519) gaat de reformator daar dieper op in. Overigens is deze tekst exemplarisch voor de reformatorische vroomheid die Luther voorstond. Enerzijds betreft dit een voortzetting van de hoog-middeleeuwse passievroomheid, anderzijds geeft de reformator een geheel eigen accent aan dit overdenken van Christus’ lijden. Voortdurend wordt de hoorder ingeprent dat Christus dit lijden leed vanwege de immense schuld van de zondaar. „Darum”, zo spreekt Luther: „wenn du die Nägel Christi durch seine Hände dringen siehst, glaube sicher, dass es deine Werke sind; siehst du seine Dornenkrone, glaube, es seinen deine bösen Gedanken.” (S. 33)

In het licht van het kruis komt de zonde van de mens openbaar. Instemmend haalt Luther in dezen de middeleeuwse mysticus Bernardus van Clairvaux (1090- 1153) aan die eens sprak: „Ich wäre sicher und wüsste nichts von dem ewigen Urteil, das im Himmel über mich ergangen was, bis ich sah, dass der einzige Sohn Gottes sich meiner erbarmt, hervortritt und dieses Urteil für mich auf sich nimmt.” (33) Toch ligt de zaak iets complexer, getuige ook het geschrift getiteld ‘Gegen die Antinomer (1539)’. In deze tekst verzet de reformator zich in alle hevigheid tegen Johannes Agricola (1492/94- 1566) die beweerde dat het tijdperk van de wet voorbij was, omdat het evangelie zowel troost als zondekennis schenkt. Vertwijfeld vraagt Luther zich af: „Könnte jemand auf den Gedanken kommen, dass die Sünde etwas sei, wenn es kein Gesetz gäbe?” (641) De buitengewone felheid waarmee deze gedachte wordt bestreden, hangt samen met de overtuiging dat de duivel het rechte zicht op het evangelie wil wegnemen. Luther: „Daraus erkennt man, dass der Teufel durch diese Geisterei nicht nur das Gesetz wegnehmen will, sondern Christus, den Erfüller des Gesetz.” (idem.) Door de wet weg te nemen, zo betoogt de Wittenbergse reformator, wordt Paulus de hals omgedraaid.  

Gebed en gebod
Luther spreekt over een dialectiek tussen wet en evangelie. De vraag is hoe de wet functioneert in het leven van de gelovige. In de catechetische geschriften, waarin niet alleen het geloof en het gebed worden behandeld, komt ook het gebod aan de orde. In de inleiding op ‘Eine kurze Erklärung der Zehn Gebote (1520)’ wordt gesproken over de voortzetting van een middeleeuws gebruik, namelijk de ‘Biechtspiegel’ die als beproeving van het geweten diende ter voorbereiding op het Heilig Avondmaal. In de genoemde tekst wordt telkens een verklaring gegeven van wat het gebod nu daadwerkelijk inhoudt, ook wordt benoemd wanneer het gebod wordt overtreden en tenslotte wordt genoemd wat de werkelijke vervulling van het gebod inhoudt. Ten diepste heeft Christus alleen de wet voor de mens vervuld. Prachtig brengt Luther dit onder woorden wanneer hij schrijft: „Darum gib genau darauf Acht: Christus als Gabe nährt deinen Glauben und macht dich zum Christen. Christus als Vorbild übt diene Werke, die machen dich nicht zum Christen, sondern sie gehen von dir aus, der du schon zum Christen gemacht bist.” (S. 493)

Zoals gezegd behandelt Luther in zijn catechetisch onderwijs niet alleen het geloof en gebod, maar ook het gebed, onder andere in een korte verklaring van het Onze Vader. In zijn spreken over het gebed laat de reformator zich van zijn meest pastorale kant zien. Juist in alle nood en aanvechting moet de gelovige zijn toevlucht tot God nemen in het gebed. De troost die Gods barmhartigheid en Zijn vaderlijke liefde de gelovige geven, doen de mens in al zijn nood vluchten tot God. De aanklacht van de duivel en het eigen geweten laten de gelovige dikwijls zuchten. Alle hoop op vergeving lijkt vervlogen als de mens zijn zonde voor ogen wordt gesteld. Dan echter moet hij bidden: „Nimm von uns die schwere Last aller Sünde und des Gewissens, auf dass wir mit leichten, fröhlischen Herzen in voller Zuversicht deiner Barmherzigkeit leben und sterben, leiden und handeln können.” (S. 359) Geloof en leven, blijven voor Luther een aangevochten zaak. Daarom zijn gebed om de komst van Gods koninkrijk, opdat wat nu reeds aangevangen is, dan volmaakt zal zijn. Tot die  tijd zal de gelovige moeten leven uit de dagelijkse vergeving van zijn zonden. Die aangevochtenheid en die voorlopigheid, maken Luthers teksten zo de moeite van het lezen en herlezen waard.

Martin Luther, Deutsch-Deutsche Studienausgabe. Band 1. Glaube und Leben. Herausgegeben von Dietrisch Korsch. Evangelische Verlagsanstalt: Leipzig 2014. XVIII + 676 S. € 48,-

maandag 6 januari 2014

Graham Tomlin (ed.), Philippians, Colossians [RCoS]

Voor de Westerse kerk- en theologiegeschiedenis is de zestiende-eeuwse Reformatie van ongekend belang geweest. De Reformatie, in gang gezet door Maarten Luther, veroorzaakte een kerkelijke, politieke en theologisch aardverschuiving. Het is te begrijpen dat veel kerken die voortkomen uit deze controverse, tot op de dag van vandaag de periode van de Reformatie als belangrijk theologisch ijkpunt zien. Wie de Reformatie aan zijn kant heeft, die heeft het gelijk aan zijn kant, zo lijkt het wel. Om deze reden kunnen de vele geschriften van Reformatoren nog steeds rekenen op een relatief grote belangstelling. Met name op exegetisch gebied waren de Reformatoren vaak zeer actief. Tegelijk zijn deze geschriften voor de gewone lezer vaak moeilijk toegankelijk. Het boek dat voor mij ligt maakt deel uit van een serie die daar verandering in wil brengen.

Reformation Commentary on Scripture
Het doel van de Reformation Commentary on Scripture is het toegankelijk maken van de exegetische arbeid van verschillende Reformatoren. Eerder gaf Inter Varsity Press academic de serie Ancient Christian Commentaries uit, waarbij de Vroege Kerk aan het woord wordt gelaten. Nu is het de beurt aan de Reformatie. De hoofdredacteur van de serie, Thimothy George, schrijft in de inleiding dat deze serie vier doelen nastreeft. Vier doelen waarin de grote ambitie van dit project naar voren komt. Ten eerste gaat het om het verrijken van het huidige Bijbelonderzoek door het toegankelijk maken van de exegetische arbeid van de Reformatoren. Ten tweede wil de serie bijdragen aan een vernieuwing van de huidige prediking, door in aanraking te brengen met de Bijbelse inzichten van de Reformatie. Het derde doel is om te komen tot een beter verstaan van de volle breedte van de Reformatie. Tenslotte wil de serie zorgen voor een herontdekking van de spirituele theologie en geestelijke schatten die voortkwamen uit de existentieel betrokken omgang met de Schrift die de Reformatie kenmerkte. In deze genoemde doelen valt met name de nadruk op de prediking op. Samen met het laatste genoemde doel leert ons dit dat deze serie niet zo zeer vanuit historisch oogpunt is samengesteld, maar vooral met het oog op vandaag. Men keert zich tegen een sterke scheiding van een academisch en een spiritueel lezen van de Schrift. Men wil de uitleggende schriftgebonden prediking bevorderen. Het is de Reformatie die daarin een hulpmiddel kan zijn. Wat ons betreft zijn die loffelijke doelen, die het nastreven waard zijn. Te vaak wordt de geestelijke werkelijkheid van de Schrift ondergesneeuwd door exegetische discussies, of komt men niet verder dan de vraag van de hermeneutiek. Deze serie wil de verbinding brengen met de kerk der eeuwen, in de wetenschap dat we samen luisteren naar Gods openbaring.

Opzet
Een serie samenstellen als deze berust vooral op keuzes maken. Slechts een fractie van het beschikbare materiaal kan worden opgenomen. In de serie is getracht om, ondanks de beperking, toch een zo breed mogelijk palet aan auteurs aan het woord te laten. Het begrip Reformatie wordt hierbij in de brede zin gebruikt. Er worden auteurs geciteerd van de late jaren 1400 tot het midden van de zeventiende eeuw. Wat de confessionele breedte betreft concentreert de serie zich in de eerste plaats (maar niet uitsluitend) op de werken van Protestantse reformatoren. De teksten zijn niet alleen afkomstig uit commentaren, maar ook uit preken, andere werken en confessionele documenten. Er is veel aan gedaan om de teksten zo toegankelijk mogelijk te maken. Het deel zelf bevat allereerst een grondige algemene historische inleiding van de hand van Thimothy George. Vervolgens vinden we een korte instructie over de opzet van de serie. Daarna volgt een specifieke inleiding op de twee Bijbelboek die in dit deel worden besproken. Hierin wordt de keuze voor de auteurs toegelicht en de hoofdthema’s besproken. Daarna volgt het eigenlijke commentaar. De Bijbeltekst is hierbij opgedeeld in perikopen. Elke perikoop begint met een korte overview waarin een samenvatting gegeven wordt van de belangrijkste punten die de geciteerde auteurs noemen. Daarna volgen de commentaren van de Reformatoren, ingedeeld onder kopjes die elk een eigen aspect van de perikoop behandelen. De verschillende commentaren zijn zo thematisch geclusterd. De citaten zelf zijn op hun beurt eveneens voorzien van een titel, waarin de kern genoemd wordt. Telkens wordt auteur en bronvermelding genoemd, de volledige verwijzing is te vinden in de bibliografie. De delen zelf zijn overigens schitterend uitgegeven. Gedrukt op mooi en duurzaam papier. Voorzien van een stevige groene hardcover en stofomslag.

Toegevoegde waarde
De vraag die overblijft is of een dergelijke opzet nu werkelijk toegevoegde waarde biedt. Hierboven werd al duidelijk dat de focus niet in de eerste plaats ligt op het historische belang van de teksten. Het commentaar is vooral samengesteld ten dienste van de praktijk van de prediking. Hiervoor biedt het commentaar een goede aanvulling op ‘gewone’ commentaren. Nadeel van deze opzet is dat de commentaren soms wat fragmentarisch van aard zijn. Het grote voordeel is dat de lezer in aanraking wordt gebracht met een schat aan exegetisch werk wat anders onbekend bleef. De inleidingen bij elk perikoop van Graham Tomlin helpen om de kern te begrijpen. De geciteerde auteurs bieden vele mooie inzichten en waardevolle exegetische en homiletische lijnen. Het deel maakt dat je onder de indrukt raakt van de omvangrijke exegetische arbeid van de Reformatoren. In gehoorzaamheid aan het adagium sola scriptura, waren zij, naast al het andere, in de eerste plaats exegeten. Dit deel en ongetwijfeld ook de andere delen van deze serie, geven een indruk van dit enorme werk. Het is een verrijking als dit ook voor vandaag toegankelijk wordt gemaakt.


Graham Tomlin (ed.), Philippians, Colossians [RCoS], IVP academic, 297 blz., $ 35,81, € 29,90.