„Door middel van het hout [het kruis] is het [het Woord, Christus,
in wie God zich uitspreekt] voor allen zichtbaar geworden, en heeft de hoogte,
de lengte, de breedte en de diepte die er in Hem is getoond” (83-84), zo
spreekt Irenaeus van Lyon (±140-±202) over de ruimtelijk
die in God is. De classicus John van Eck zal hem vaker aanhalen in zijn boek Van
alzo hoge. Dat de treffende ondertitel draagt: over ruimte en beweging
in God.
In zijn boek maakt Van Eck een gang door de drie katholieke belijdenisgeschriften,
te weten; het Apostolicum of de twaalf artikelen, de geloofsbelijdenis van
Athanasius en Nicea-Constinopel. Daarbij wordt hij telkens begeleid door tal
van denkers en dichters, filosofen en theologen. Jammer dat hun gedachten niet
in de lopende tekst zijn opgenomen, maar in groot aantal uitvoerige eindnoten.
De tocht wordt aangevangen in de Grote Kerk van Harderwijk. De bezoeker bevindt
zich hier tussen de hoge gewelven en pilaren van het godshuis. Zo bevindt ook
de gelovige zich in het geloof, door Van Eck ook wel gezien als een ruimte. Terecht
als men denkt aan het taalgebruik dat met geloven samenhangt. Men spreekt
immers van in het geloof en in Christus zijn. Het is Christus die
de gelovige met Zijn Geest van alle kanten omgeeft. Ook in het eeuwenoude
Harderwijkse bedehuis wordt de kerkganger omgeven. Zo wordt duidelijk gemaakt
dat het geloof een ruimte is waarin rondgewandeld kan worden.
Allereerst wordt duidelijk gemaakt wat de auteur onder ruimte verstaat;
de ruimte in God en de ruimte in het denken. Hij doet dit met behulp van de
geloofsbelijdenis van Athanasius. De naam van deze kerkvader werd aan deze
belijdenis verbonden om haar meer gezag te verlenen. Terecht wordt opgemerkt
dat de belijdenis begint met een ‘barse zin’, die de lezer voor het blok zet:
Al wie behouden
wil zijn, moet zich vóór alles aan het algemene geloof houden; wie dat niet in
zijn geheel en ongeschonden bewaard zal hebben, zal ongetwijfeld voor eeuwig
verloren gaan.
Heel anders is de toon van Nicea-Constantinopel. Daar wordt gesproken
over wat wij geloven. Voor de verschillende tonen die aan worden
geslagen geeft Van Eck een sympathieke verklaring: „In de ‘Geloofsbelijdenis
van Athanasius’ wordt de inhoud van het ‘algemene geloof’ uiteengezet. […] In
de geloofsbelijdenis van Nicea zijn mensen aan het woord die al tot geloof zijn
gekomen.” (31)
Drie-eenheid
In het geloof lopen tijden door elkaar, evenals getallen, zo wordt
opgemerkt wanneer er wordt gesproken over God de drie-enige. In het christelijk
geloof wordt immers gesproken over een God die één in drieheid en die een
drieheid in eenheid is. Wanneer over dat geheimenis van de triniteit van God –Vader,
Zoon en Heilige Geest– wordt gesproken, dan lijkt taal tekort te schieten. Mooi
is dan het citaat van Ludwig Wittgenstein (1889-1951) dat Van Eck in dit
verband aanhaalt: „Tegen de grenzen van de taal aanlopen? De taal is geen
kooi!” (108) De taal die in de geloofsbelijdenis wordt gebruikt is juist een
ruimte met zicht naar alle kanten, waarin de gelovige zich thuis voelt. De taal
die hem aanzet tot denken, om verkeerde conclusies te vermijden.
Juist de triniteit geeft gelegenheid om te spreken over ruimte in God.
In Hem gebeuren dingen, er is sprake van een relatie. De eeuwige generatie van de
Zoon, het uitgaan van de Geest uit de Vader en de Zoon. Er is een beweging in
God gaande die niet inwendig wil blijven, maar ‘uitgaande’ is tot ons. Van Eck
vat dit helder samen wanneer hij zegt: „Vader en Zoon draaien niet om zichzelf.
Er is adem, Geest, die ‘uitgaat’ van hen beiden. […] Maar adem wil ook naar
buiten. Zo komt het tot een ‘uitgaan’ uit God naar buiten toe om wat niet God
is – schepselen dus – bij het leven in God te betrekken.” (19) Het is de naam
van Christus die alles omvat, zoals Bernardus van Clairvaux (1090-1153) het zo
prachtig opmerkt in één van zijn preken over het Hooglied. In Christus worden
God en mens op elkaar betrokken.
Licht uit Licht
In zijn uitleg van Nicea-Constantinopel legt Van Eck de nadruk op de beweging
die er in God is. Er wordt immers over Licht uit Licht en Waarachtig God uit
Waarachtig God gesproken. Dit maakt volgens de auteur een beweging van overleg
mogelijk binnen God. En juist deze innerlijke beweging in God komt tot
uitdrukking in de schepping. Het innerlijke overleg ging dus over de schepping,
de mens. Een gedachte die met een discutabel beroep op Genesis 1:26 wordt
gestaafd. De beweging wordt nog dieper wanneer Nicea spreekt over Christus die
om ons mensen en om ons behoud is neergekomen uit de hemelen. Van Eck: „In
Christus ving Hij de wereld op. Dieper kon Hij niet naar beneden komen.” (39) Het
is de Geest die de gelovige in die beweging van lijden, sterven en opstanding
meeneemt. Tot Christus’ komst is het de Geest die Zich beweegt tussen hemel en
aarde. Tussen de gelovigen en hun HEERE.
Van Eck spreekt wel van een cirkelbeweging.
J. van Eck, Van alzo hoge. Over ruimte en beweging in God.
Uitgeverij Van Wijnen: Franeker (2013). 128 blz. € 17,95.