dinsdag 5 juni 2012

Alfred Muller, Hoe groot mag Israël worden?





Al sinds de oprichting van de staat Israël op 14 mei 1948, en eigenlijk ook al daarvoor, is het kleine stukje land tussen de Middellandse Zee en de Jordaan een politieke brandhaard. In de loop der jaren zijn er vele oorlogen gevoerd, waarbij het steeds draaide om de vraag wie er recht heeft op welk gedeelte van het land. Op dit laatste ingewikkelde vraagstuk gaat dit boekje in. De ondertitel luidt ‘de spanning tussen de landbelofte en politieke realiteit’, wie op basis hiervan een verkenning van de theologische en exegetische problemen omtrent de geldigheid en reikwijdte van de landbelofte verwacht, komt bedrogen uit. Slechts in het eerste hoofdstuk wordt kort ingegaan op de grenzen van het Oudtestamentische Israël en wordt geconcludeerd dat die grenzen niet eenduidig waren (11), een verdere theologische doordenking ontbreekt echter. De titel ‘Hoe groot mag Israël worden’ (cursief GKT) lijkt de lading dan ook niet helemaal te dekken, de titel ‘hoe grootkan Israël worden’ had beter op zijn plaats geweest. In de rest van het boekje gaat de auteur vooral in op de huidige politieke problemen en de moeilijke keuzes waarvoor Israël zich geplaatst ziet. De vraag die centraal staat is: Hoe groot (of hoe klein) kan (of moet) Israël worden met het oog op de nationale veiligheid? Dit laatste aspect loopt als een rode draad door het boekje heen. De argumenten voor (hoofdstuk 4) en tegen (hoofdstuk 5) het terugtrekken van de Westoever zijn dan ook bijna uitsluitend veiligheidsargumenten en ook bij een bespreking van de kwestie Jeruzalem (hoofdstuk 7) en de Golan (hoofdstuk 8) draait het in de eerste plaats om de vraag naar Israëlische veiligheid. Het is enkel vanuit Israëlisch perspectief geschreven en wat meer aandacht voor de Palestijnse kant van de zaak had dan ook niet misstaan. Het boekje is mede uitgegeven door de Near East Ministry (NEM), een in 1963 opgerichte organisatie die, zoals we achterin het boekje kunnen lezen, door de verzoening in Jezus Messias dienstbaar wil zijn aan Jood en Arabier (113). Het laatste aspect, dienstbaar zijn aan de Arabier, ontbreekt in dit boekje dus nagenoeg geheel. Iets anders wat ook in het boekje ontbreekt zijn de landkaartjes. Juist in een boek dat geheel over grenzen gaat, mogen de bekende overzichtskaartjes met de verschillende grenslijnen volgens mij niet ontbreken, maar toch zijn ze nergens te vinden. Dit is een grote misser. Toch betekent dit niet dat het boekje geen toegevoegde waarde zou hebben. Voor wie zich wil verdiepen in de Israëlische politieke problemen en vraagstukken aangaande de grenzen is dit boekje zeer aan te raden. Het geeft een helder overzicht van de voor en nadelen van de verschillende mogelijkheden. Het laat het duidelijk zien, wat de auteur in de inleiding schrijft, dat de werkelijkheid te complex is voor eenvoudige antwoorden (7). Verder geeft het in de conclusie (hoofdstuk 9) een helder overzicht van hoe de politiek zich in de toekomst waarschijnlijk zal gaan bewegen. De auteur toont aan dat hij op het gebied van de Israëlische politiek kundig en welingelicht is. Hij heeft dan ook al meerdere boeken over Israël en haar politiek geschreven, woont sinds 1983 in Jeruzalem en is buitenlandcorrespondent voor het Reformatorisch Dagblad en het Nederlands Dagblad. Voor de politiek geïnteresseerden onder ons is het boekje dus een aanrader. Wie een theologische doordenking van de problematiek wil kan echter beter ander boek kopen.

Alfred Muller, Hoe groot mag Israël worden? De spanning tussen de landbelofte en politieke realiteit, uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer 2009, 116 blz., € 9,90, paperback.