zaterdag 2 november 2013

Albrecht Beutel (Hg.). Luther Handbuch

„Ergo vero nihil habeo et sum, nisi quod Christianum esse me prope glorier”, zo sprak Martin Luther (1483-1546) over zichzelf. In het Duits vertaald: „Ich aber habe nichts und bin nichts, es sei denn, daβ ich beinahe rühmen kann, ein Christ zu sein.” (S. 101) Over deze man, die zegt niets te hebben en niets te zijn, werd een handboek geschreven. In tal van artikelen wordt duidelijk gemaakt wie hij was en wat hij heeft gedaan.

Bij uitgeverij Mohr Siebeck te Tübungen zijn al enkele handboeken over belangrijke figuren uit de kerkgeschiedenis gepubliceerd. Al eerder verschenen er handboeken over de kerkvaders Athanasius en Augustinus. Onder redactie van de christelijk gereformeerde hoogleraar H.J. Selderhuis verscheen er in 2009 een handboek over de Geneefse reformator Calvijn. Van dit werk gaf uitgeverij Kok een Nederlandse vertaling uit. Een handboek over Martin Luther verscheen er onder de redactie van Albrecht Beutel (1957), hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Universiteit van Münster. Naast Beutel hebben er nog een vijfentwintigtal auteurs meegewerkt. Samen hebben zij in zestig bondige artikelen een heel compleet beeld gegeven van de Wittenbergse reformator.

Het handboek is ingedeeld in vier afdelingen. Allereerst wordt er in het inleidende gedeelte, onder de titel Orienterung, een overzicht gegeven van de belangrijkste Luther-uitgaven, een overzicht van geschikte hulpmiddelen voor studie en wordt de stand van het Lutheronderzoek besproken. Heel aardig is het overzicht dat Volker Leppin biedt in zijn artikel ‘Lutherforschun am Beginn des 21. Jahrhunderts’ (S. 19-34). In heldere lijnen wordt uiteengezet hoe het aan het begin van deze eeuw, door onderzoek van de kerkhistoricus Karl Holl, kwam tot een Luther-renaissance. Holl is van eminent belang geweest voor het Lutheronderzoek, ook al deelde hij niet de opvattingen van de dialectische theologie die tot een andere waardering van Luthers theologie kwam.

Tendensen
Aan het einde van zijn artikel geeft Leppin een overzicht van de nieuwste tendensen in het Lutheronderzoek. Allereerst noemt hij het feit dat Luther steeds meer wordt gezien in zijn ‘collegiale context’. „Die Rückkehr zu einem auch personenorientierten Interesse hat, geschult durch die Hinweise der sozialhistorischen Forschung auf die Bedeutung der Einbinding einer Person in ihren Kontext, die Personen neben Luther neu in das Interesse gerückt” (S. 32), aldus Leppin. Vervolgens wordt ook gewezen op het feit dat er meer interesse is gekomen voor de latere Luther en (ten derde) dat er nieuwe vragen worden gesteld bij de jonge Luther en ‘seinen geistigen Wurzeln’. In dezen wordt de vraag gesteld in hoeverre scholastiek, mystiek en humanisme Luther hebben beïnvloed. Deze vragen, met name die naar Luther en de mystiek, doen het Lutheronderzoek van Gerhard Ebeling (1912-2001), onder andere uitgever van de Weimarer Ausgabe van Luthers werk, wankelen. Anders dan Ebeling stelt, zou Luther veel meer invloed hebben ondergaan van de middeleeuwse theologie en veel minder afstand hebben gedaan van de traditionele schrifthermeneutiek van de viervoudige schriftzin. Ten slotte staat in het nieuwere Lutheronderzoek de vraag centraal in hoeverre Luthers geschriften daadwerkelijk normatief zijn geweest voor het belijden van de kerk.

Zoals gezegd hebben de middeleeuwse theologie en het humanisme, volgens de nieuwe tendensen in het Lutheronderzoek, invloed uitgeoefend op de reformator. In de tweede afdeling van het handboek, waarin de persoon van Luther centraal staat, wordt hier nader op ingegaan. Allereerst wordt ingegaan op de tradities die Martin Luther beïnvloed zouden hebben. Via het humanisme, waarmee Luther al in zijn studietijd te Erfurt te maken kreeg en de mogelijkheden die de boekdrukkunst bood, kwam Luther in aanraking met de kerkvaders. Met name Augustinus (354-430) zou grote invloed op hem uitoefenen. Leppin schrijft hierover: „Luthers neue Theologie zeichnet sich dadurch aus, daβ sie das Verhältnis von menschlichen Tun und Genade neu im Sinne des antipelagianischen Augustin bestimmt.” (S. 46) Daarnaast wordt gewezen op Luthers omgaan met de mystieke theologie, een traditie die overigens ook veel invloed heeft uitgeoefend op de reformator. De naam van Bernardus van Clairvaux (1090-1153) wordt veelvuldig genoemd. In zijn Freiheitsschrift (1520) grijpt Luther terug op het beeld van de bruid (de gelovige) en de Bruidegom (Christus). Een metafoor die stevig is verankerd in de Bernardijnse bruidsmystiek. Interessant is de link die tussen de Devotio Moderna en Luther wordt gelegd: „Es ging beiden, der devotio moderna, wie auch Luther, um eine jenseits der Klostermauern lebbare Mystik.” (S. 61)

Biografie en theologie
Na deze schets van tradities, wordt vervolgens in deel twee van het handboek in een drietal artikelen op de persoon van Luther zelf ingegaan; ‘Lebenslauf’ (Hellmutt Zschoch, S. 82-91), ‘Die religiöse Leitidee (Dietrich Korsch, S. 91-97) en ‘Geschichtsbild und Selbstverständnis’ (Johannes Schilling, S. 97- 105). Daarna wordt nog stilgestaan bij Luthers verhoudingen tot andere personen en thema’s. Tenslotte wordt de invloed van Luther nagegaan op onder andere muziek, beeldende kunst en taal. Heel treffend brengt Helmut Zschoch Luthers reformerend streven onder woorden: „Der Widerspruch gegen die  scholastische Theologie und das Intresse an einer lebendigen Religiosität aller Christen kamen Ende 1517 im Ablaβstreit zusammen und führten gerade aufgrund dieser Kombinatio zu Luthers groβem Konflikt mit der Papstkirche.” (S.85). Dergelijke heldere en samenvattende zinnen kenmerken de artikelen uit het handboek. Telkens wordt de nodige informatie gegeven waaruit vervolgens duidelijke conclusies worden getrokken.

De theologische grondlijnen of ‘die religiöse Leitidee’ zoals Dietrich Korsch het verwoordt, keren voortdurend terug in verschillende artikelen. Bekende zaken worden door Korsch genoemd: Het primaat van het Woord als Woord van God. Het Woord dat de zondaar de vreemde vrijspraak verkondigt. De dialectiek van wet en evangelie. God als reddende, oordelende en handelende God. Hierover schrijft Korsch: „Einer Substantialiserierung Gottes als höchstes Wesen ist damit ebenso der Abscheid gegeben wie einer Spiritualisering Gottes im Modus negativer Theologie” (S. 95) Vervolgens worden ook de ethiek, de sacramenten en de kerk genoemd. Al deze zaken hebben doorgewerkt in Luthers denken en worden in zijn werken tot uitdrukking gebracht. In de derde afdeling genaamd werk wordt dit verder uitgewerkt. Albrecht Beutel, de hoofdredacteur van het handboek, vat de structuur van Luthers theologie vervolgens heel duidelijk samen in drie artikelen over respectievelijk Luthers theologie als ‘Schriftauslegung’, ‘Unterscheidungslehre’ en ‘Erfahrungswissenschaft’.  

Dialectiek
Tenslotte wordt in de laatste artikelen, samengebracht in de afdeling Wirkung und Rezeption, gekeken naar de doorwerking van Luthers theologie in de eeuwen na hem. Prof. Dr. Karl-Heinz zur Mühlen (1937), emeritus-hoogleraar kerkgeschiedenis aan de universiteit van Bonn, nam deze vier artikelen voor zijn rekening. Wanneer het gaat om de doorwerking van Luther tot en met de twintigste eeuw, dan valt uiteraard de naam van Karl Barth (1886-1968). De schets die van de negentiende-eeuw wordt gegeven, de eeuw van de cultuurtheologie van Ernst Troeltsch (1865-1923), gaat over in de twintigste eeuw. Wellicht dat het jaar 1914 de breuklijn tussen deze eeuwen vormt, althans zo wordt gesuggereerd door professor zur Mühlen. Theologisch gezien vormt dit jaar eveneens een breuk. De verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog leiden tot de desillusie van het cultuuroptimisme en de cultuursynthese en tot de dialectische theologie die teruggrijpt op het Woord van de God die God is en die Zich in volstrekte soevereiniteit openbaart. Noties die in band I/2 van Barths Kirchliche Dogmatik, met een beroep op Luther, aan de orde worden gesteld. Zo zijn er tal van lijnen te trekken van en naar Luther. Voor een ieder die zich professioneel of uit interesse bezig wil houden met deze reformator vormt dit handboek een onmisbaar hulpmiddel. Naast de schetsen, soms in fijne, soms in grove lijnen, vormen de literatuurverwijzingen een stimulans om verder te studeren in het werk van deze grote gestalte uit de kerk der eeuwen.

Albrecht Beutel (Hg.), Luther Handbuch. 2. Auflage. Mohr Siebeck: Tübingen 2010. 537 S. € 24,90 (Paperback) of € 109,- (Hardcover).