vrijdag 15 april 2016

K.H. Miskotte. Mystiek en bevinding. Verzameld werk 14

Het dacht de redactie van het Verzameld Werk van K.H. Miskotte (1894-1976) goed om een apart deel uit te geven onder de titel mystiek en bevinding. Dat eerste woord bevreemdt enigszins. Mystiek heeft de klank van contemplatie. Het individu dat de wereld ontvlucht in het diepst van zijn ziel. Dan liever bevinding. Dat oerhollandse, robuuste woord.

In zijn Bijbels ABC spreekt Miskotte over de Naam die zich in deze wereld van deze wereld onderscheidt. Kort en bondig brengt Miskotte in deze uitspraak zijn theologie onder woorden. Zijn spiritualiteit zou ook op deze noemer gebracht kunnen worden. De gelovige onderscheidt zich in deze wereld van deze wereld. Het maakt duidelijk dat bevinding voor Miskotte geen plus was. Iets dat er ook nog bij kan komen. Over het geheel van diens theologie ligt een bevindelijke gloed. Geen vroomheid los van het alledaagse bestaan. Het is veeleer omgekeerd. Juist in het alledaagse leven wordt de gelovige Gods bemoeienis met hem gewaar.

Ethische theologie
Vanuit het ouderlijk huis onderging Miskotte een tweeërlei invloed. Allereerst was daar de ethische theologie, zoals die werd voorgestaan door D. Chantepie de la Saussaye (1818-1874) en J.H. Gunning jr. (1829-1905). Christus voor en in de mens gekruisigd, bepaalden hun vroomheid. Miskotte onderging, zoals velen van zijn generatie, hun invloed. Met name in zijn vroege periode, de periode dat Miskotte predikant was in Kortgene, klinkt de stem van de ethische theologie door. Boeiend is de serie ‘Zienlijk en onzienlijk’. Een serie artikelen in het Gemeenteblaadje waarin op een vrij rationele wijze wordt gesproken over God en het bestaan van God. Vanuit de werkelijkheid, wellicht zou gezegd kunnen worden; vanuit de fenomenen, denkt Miskotte tot het wezen van God. Zoals de kus een uiting is van liefde, zo is de wereld een uiting van Gods openbaring. Daarom is het niet zo vreemd dat God onzienlijk is. „Integendeel, zou hij zichtbaar zijn, dan zou hij zelf een ding zijn, een uiting, een openbaring en geen wezen.” (53) Miskotte komt tot een soort godsbewijs dat welhaast Kantiaans aandoet, al is de categorie van de zonde doorslaggevend in het kennen van de onzienlijke God. Cruciaal in dezen is de vraag: wie krijgt zekerheid aangaande God? Een tweeërlei antwoord wordt hierop gegeven: wie heiligheid zoekt en meer nog: wie in dat zoeken vastliep. In het zoeken naar heiligheid is het geestelijk-zedelijk besef van doorslaggevend belang: „De eis van de in ons geschreven wet. […] Wie heiligheid zoekt kan niet ontkomen aan de idee: God. Deze alleen geeft het leven blijvende waarde, evenwicht en richting.” (58) In zoeken naar heiligheid vindt men God. Wie echter vastloopt vindt Hem beter, namelijk in zijn vergevende liefde voor mensen.

De tweede invloed die Miskotte onderging, was die van H.F. Kohlbrugge (1801-1875). Blijvend door hem geboeid had Miskotte zelfs het plan om op de heiligingsleer van deze negentiende-eeuwse prediker te promoveren. Het werd uiteindelijk een dissertatie over het wezen van de Joodse religie. Kohlbrugge bleef echter niet onbesproken, want de thematiek van Miskottes proefschrift raakte aan Kohlbrugges opvattingen aangaande de heiliging. Zij het diametraal tegenovergesteld. Verkiezing versus correlatie. Heiliging versus ethiek. In Miskottes vroomheid is de stem van Kohlbrugge blijvend aanwezig. Niet altijd even gearticuleerd. Veeleer klinkt deze stem door in zijn gehele spreken over de omgang tussen God en mens. Het absolute genadekarakter van Gods openbaring in Jezus Christus staat bij Miskotte voorop. Men kiest  niet voor God, maar wordt verkoren. Er is heel wat voor nodig om de mens in te laten zien wie hij is. Miskotte: „Wij willen van nature niet van God weten en Hij moet ons overweldigen, door de Heilige Geest, dat wij zeggen, zo zijn wij!” (371) Kohlbrugges spiritualiteit kan gevat worden in het nochtans van het geloof. Al valt het woord niet dikwijls in Miskottes teksten, toch wordt ook zijn spiritualiteit gekenmerkt door de paradox.  Dat is wat Miskotte in zijn De enkeling en zijn strijd noemt; de zin van de bevinding. Het gaat daarin niet om „[…] mystieke ervaringen, religieuze experimenten, dalingen en heffingen van het zelfbewustzijn ten opzicht van een buitenwereld die niet meespreekt, die nauwelijks bestaan zou.” (320) Het gaat ook niet om mystiek en bevinding als de grond waarop het geloof gefundeerd zou kunnen worden. Het gaat om de bijzonder tastbare toepassing van Gods apriori. Miskotte: „Midden in de strijd, plotseling was er een veiligheid boven alle maten van de dagelijkse ervaring  te ervaren. En die veiligheid is in wezen niet anders dan de actualiteit van het apriori: de Heer is mijn licht en mijn bevrijding, de Heer is mijn vesting, waarom zou ik beven in de strijd waarin ik gewikkeld ben om Zijnentwil?” (320-321) Alles spreekt de gelovige tegen. Het kan zelfs schijnen dat God hem verworpen heeft. Dan verlaat de mens zich niet meer op de geproefde en genoten genade, maar op de genade die is. Dan pas wordt God liefgehad om Wie Hij is.  (Vgl. ‘Verborgen Omgang’, p. 83)

Verborgen omgang
Wat deze strijd om Zijnentwil behelst, wordt duidelijk in dat kleine, maar grootse geschrift Verborgen Omgang. Daar wordt duidelijk waarom de mens vraagt, zoekt, lijdt en strijdt. Immers zou God niet bestaan, dan zou de mens zich allang geschikt hebben in deze werkelijkheid. Hij zou zich hebben neergelegd en al zijn vragen, lijden en strijden achterwegen hebben gelaten. De gedachte dat God bemoeienis wil hebben met onze werkelijkheid. Dat deze werkelijkheid er überhaupt is en dat deze werkelijkheid ten diepste Gods werkelijkheid is, brengt de mens tot geestdrift en vervoering. Anderzijds brengt het de mens tot onrust. Gods verborgenheid en nabijheid. Dat is de strijd die in de verborgen omgang wordt gestreden. Door Miskotte schitterend verwoord: „Waarom zijn wij wanhopig? Omdat wij de hoop niet kunnen laten varen! Waarom voelen wij ons zo ver van God! Omdat Hij ons zo verschrikkelijk nabij is! Waarom is ons hart één vraag? Omdat God is het ene antwoord, dat wij vermoeden! Waarom zijn wij zondaren? Omdat Gods heiligheid ons aan de ziel brandt! Waarom zijn wij vol verlangens? Omdat de Minnaar ons wekt met de zwervende stem vlak langs ons wezen! Waarom zoeken wij? Omdat wij gevonden worden!” (62-63)

De mens zoekt, omdat hij gevonden wordt. Kent de mens God? Of moet veeleer gezegd worden dat de mens door God wordt gekend? De verhouding tussen het gelovend subject en het object waarnaar de mens zich richt is spanningsvol in Miskottes mystiek. Hoe verhoudt zich de mens tot de genadige God? Voor Miskotte is het duidelijk dat de verborgen omgang is. Dat wil zeggen deze geschiedt aan de mens. Gods genade is genoeg. Miskotte: „weet nu, eens vooral, dat je het niet hoeft te weten, voel nu, eens en voorgoed, dat je het niet hoeft te voelen en dat Het er tóch is, de goddelijke tegenwoordigheid en dat Zijn trouw en Zijn erbarmen zo eeuwig is als Zijn wezen.” (65) Het is als lentezaad in bevroren bodem. Niet de geproefde en de genoten genade, nee de genade die is. Genade die nooit bezit kan zijn, omdat God Gód is. Buitengewoon boeiend is de vraag naar het waarom van deze objectivering van het heil. Wederom komt de theologie van H.F. Kohlbrugge boven. Zijn verzet tegen het piëtisme en haar gevoeligheden. Tevens moet in dezen de theologie van Karl Barth (1886-1968) genoemd worden. In hun verzet geleken zij op elkaar. Toch zijn hun motieven niet identiek. Was het Kohlbrugge die de tobbende mens zekerheid wilde bieden in het objectieve heil in Christus. „Ik ben op Golgotha bekeerd” , is een gevleugeld woord van Kohlbrugge. Barth was het veeleer te doen om de theologische positie van de mens. God God te laten zijn en de mens mens. Is de mens wel in staat om te geloven? Gaat het in het geloof, aldus Miskotte, niet ten diepste om het onbegrepen heilsgeheim dat de mens heeft gegrepen en van alle zijden heeft omringt?

Noblesse olbige
Toch leidt deze objectivering niet tot passiviteit. Allereerst is er het beamen van het wonder dat het mens met en naast God bestaat. Dan kan de mens niet louter object zijn, maar dan wordt de mens mee subject van de geschiedenis. Het is God die de wereld mede door het gebed van zijn kinderen regeert, aldus J.H. Gunning door Miskotte geciteerd in zijn De weg van het gebed. Het gaat om de principiële aanspreekbaarheid van God. Terecht werd daarom Spinoza uit de synagoge gebannen, zoals Miskotte opmerkt in diens Bijbels ABC. In het gebed draagt de mens het leven op tot voor Gods aangezicht. Het leven wordt daar aangezegd en voorgelegd. Wat geenszins de mens geheel en al maakt tot recipiënt. Het gaat om woorden en handelingen beiden. Zoals het ‘Onze Vader’ vol heimelijk verzet is, zo wordt ook de gelovige opgeroepen tot non-conformisme. De paraenese beamen dat men in Israël is ingelijfd. Weg van het heidense noodlot. Geen hopeloos staren op het ‘onveranderlijke’ op de op- en ondergang van de dingen. De dankbaarheid voor deze wending in het leven, brengt de gelovige tot de daad. In De liturgie des levens spreekt Miskotte over adeldom dat verplicht. Een gedachte die overigens sterk doet denken aan J.H. Gunnings’ Noblesse Oblige. De Zwitserse heeft de ethische theologie niet geheel verbannen. Miskotte beoogt echter geen activisme. Maar leven naar de stand waarin de heiden-christen is verheven, namelijk in Israël ingelijfd. De goddelijke beweging die de mens omvat en meeneemt op weg naar het komende Godsrijk. Dat is de grote troost die de gelovige in deze wereld onderscheidt van deze soms onzinnige en onverbeterlijke wereld: in het gebed gewaar worden dat God voorop gaat en dat Hij aan de kant van de gelovige strijdt.

K.H. Miskotte, Mystiek en bevinding. Verzameld werk 14. Kok: Utrecht (2015). 448 blz. € 29,90.