dinsdag 25 juni 2013

Aurelius Augustinus. Geef mij te drinken. Verhandelingen 1-23 over het Johannesevangelie. [In Iohannes euangelium tractatus]

De laatste jaren is uitgeverij Damon druk bezig om de vele werken van Aurelius Augustinus (354-430) voor het Nederlands taalgebied toegankelijk te maken. Een belangrijk onderdeel daarvan zijn de verschillende verhandelingen naar aanleiding van Bijbelgedeelten. Het boek dat we voor ons hebben handelt over de eerste vijf hoofdstukken van het Johannesevangelie, verhandeling 1 tot 23 van de in totaal 124 verhandelingen. Het boek concentreert zich rondom de evangelist welke Jezus liefhad. En tussen de regels door proeven we, dat dit ook voor Augustinus zelf gold. Hij heeft een bijzondere liefde voor het evangelie naar de beschrijving van Johannes. Johannes, de arend. 'Hij was uitgestegen boven alle toppen van de aarde, boven alle lagen van de lucht, boven alle sterren in hun banen, boven alle koren en legerscharen van engelen' (54). En zo heeft hij de woorden van de Heere Jezus ingedronken. Dit boek cirkelt dan ook rond het centrale thema: Jezus Christus als de bron van leven. Daar vind een mens zijn uiteindelijke geluk. 


Allegorie
Dit laatste komt prachtig tot uitdrukking in verhandeling 15, over de ontmoeting van Jezus met de Samaritaanse vrouw. Zij zegt: 'Geef mij te drinken.' Augustinus zegt: 'Had ze maar beter geluisterd, dan had ze gehoord hoe Jezus haar eigenlijk continu toeriep: 'Kom tot mij, u die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven.' Hier wordt de vrouw vanuit het boek Hooglied toegepast op de Kerk. De Kerk zal komen, op Jezus roepstem, 'maar ze kan dat alleen als ze begint met geloof ' (323). De roep uit Johannes 4:21 'Geloof Mij' is voor deze vrouw, en in haar voor allen die deze roep verstaan, de redding van haar leven. De vijf mannen die de vrouw gehad heeft, zijn de vijf zintuigen waarmee de mensheid God tevergeefs tracht te zoeken. Maar die zijn haar man niet. Voor haar staat haar Man, Jezus. En Hij zegt: 'Geloof Mij.' Nog een voorbeeld van een allegorie vinden we in het gedeelte over de verlamde man, die al 38 jaar ziek op bed ligt. Waarom, zo vraagt Augustinus zich daar af, dat getal 38? Waarom ligt de man nu uitgerekend 38 jaar op bed? Hij zegt: Het getal 40 wordt ons aanbevolen als een getal dat heilig is vanwege een zekere volmaaktheid. Mozes vastte 40 dagen, Elia ook, en van de Heere Jezus lezen we het eveneens. Met Mozes wordt naar de wet gewezen, met Elia naar de profeten en met Jezus naar het evangelie (bijvoorbeeld de verschijning op de berg). Of de aarde kent vier windstreken, vermenigvuldig dat met tien van de denarie, dan heb je ook 40. Hoe komt hij dan bij 38? Hij zegt: Het getal 40 staat dus voor een periode van onthouding, goede werken dus. Maar Paulus zegt dat de wet zich vervult in de liefde, waarmee hij verwijst naar het dubbele liefdesgebod. Wat doet Augustinus? Hij haalt de twee hoofd geboden van 40 af en komt op 38! Waarom was deze man 38 jaar ziek? 'Het getal 40 komt dus neer op de vervulling van de wet en de wet wordt slechts vervuld door het tweevoudige liefdesgebod. Waarom verbaast u zich dat deze man ziek was? Hij kwam er twee tekort voor 40' (345). 

De bron
Soms gaan de getalberekeningen van Augustinus ver. Dan voel je bij het lezen een kloof van 1600 jaar, waarbij wij toch na de Reformatie staan, met haar zeer kritische houding ten opzichte van allegorie. Maar meestal zien we in deze 1600 jaar oude schrijver een tijdgenoot van iedere generatie. Ik denk dat het komt door een innerlijke vroomheid die samengaat met een scherpe geest. Een eerbiedige houding die voortkomt uit een oprecht gelovig hart, dat rust heeft gevonden in Christus. Een basiskenmerk van alle gelovigen. De Kerk kan niet anders dan drinken. Drinken van de Bron, Jezus Christus. Daar is de Kerk, die met Augustinus vers voor vers de Bijbelboeken doorleest met niets anders dan de bede in het hart: Geef mij te drinken. 

Aurelius Augustinus, Geef mij te drinken. Verhandelingen 1-23 over het Johannesevangelie. [In Iohannes euangelium tractatus], Ingeleid, vertaald en van aantekeningen voorzien door Hans Tevel en Hans van Reisen. Damon, Budel 2010. 480 blz., € 49,90.

woensdag 12 juni 2013

Johannes Calvijn, De eeuwige voorbeschikking Gods

De naam van Calvijn zal wel voor altijd verbonden blijven met de leer van de verkiezing. Het verwijt dat in zijn dagen gemaakt werd galmt nog altijd na. Zijn leer van dubbele predestinatie maakt God tot de bewerker van het kwaad en de mens tot een willoos slachtoffer van Goddelijke willekeur. Het misverstand bestaat nog steeds dat Calvijn de uitvinder zou zijn van deze leer. Niets is minder waar. De Reformator staat in een lange traditie die begint in de Vroege Kerk en vertelt derhalve niets nieuws. In de Reformatie kwam deze leer weer in de belangstelling te staan. Het vormde het fundament voor die andere Reformatorische ontdekking, de leer van vrije genade. Om deze reden stelt ook Calvijn deze leer in zijn Institutie aan de orde. Juist hier werd hij echter hard op aangevallen. 

Strijd om de leer van de verkiezing
Zijn belangrijkste tegenstrever is Jérôme Bolsec. Op 16 oktober 1551, onderbreekt deze plotseling een congegration (een bijeenkomst van alle predikanten uit Geneve) en begint de verkiezingsleer van Calvijn aan te vallen. Calvijn, die niet aanwezig is, wordt opgeroepen en dient hem van repliek. Bolsec wordt eerst gearresteerd en later uit de stad verbannen. In reactie op zijn aantijgingen wordt in de congregation van 18 december 1551, door Calvijn zijn leer van de verkiezing uiteengezet en verdedigd. De hier uitgesproken tekst diende als de Consensus Genevensis (de Consensus van Genève) en werd in 1562 uitgegeven. In 1552 werd De Aeterna Dei Praedestinatione (De eeuwige voorbeschikking Gods) uitgegeven. Opnieuw verdedigt Calvijn hierin zijn zienswijze, ditmaal met een meer polemische toonzetting. Ook in de verschillende edities van de Institutie bleven de hoofdstukken over de verkiezing uitdijen. Steeds meer wordt Calvijn gedwongen zich uit te spreken over het mysterie van de verkiezing. Onbedoeld werd Calvijn zo de man van de verkiezingsleer en blijft zijn naam voor altijd hiermee verbonden. Wie de vraag stelt naar de verkiezing kan dan ook niet om Calvijn heen.

Aanvulling
De doorgaande belangstelling voor de vraag naar de verkiezing zal ongetwijfeld de reden geweest zijn voor uitgeverij Boom om De eeuwige voorbeschikking Gods uit te geven. In de meeste gevallen kennen we de leer van de verkiezing van Calvijn alleen uit de Institutie. In vier hoofdstukken spreekt hij daar over de verkiezing. In deze nieuwe uitgave wordt Calvijn echter opnieuw aan het woord gelaten. De uitgave zelf is, zoals we van Boom gewend zijn, prachtig uitgegeven. In harde kaft, met een mooie bladspiegel en een leeslint. Na een historische inleiding door dr. W. Balke, komt Calvijn zelf in drie, of eigenlijk vier, bijdragen aan het woord. Allereerst vinden we een Nederlandse vertaling van de bovengenoemde Consensus van Genève. Gevolgd door 'de eeuwige voorbeschikking Gods' uit 1552. Dit traktaat is nu voor het eerst in het Nederlands vertaald vormt de hoofdmoot van het boek. Tenslotte zijn er ook nog twee preken opgenomen over 2 Tim. 1: 8-10, beiden gehouden op 5 mei 1555. De vertaling is gebaseerd op de kritische uitgave en de originele paginanummering is in de kantlijn opgenomen. Ook vinden we een tekstregister. De waarde van deze uitgave ligt er vooral in dat ze een aanvulling is op wat we van Calvijn kennen in de Institutie.

Verkiezing als houvast
Wie het leest moet echter niet verwachten een andere Calvijn aan te treffen dan in de Institutie. Ook hier komen we, de leer van de dubbele predestinatie tegen, waarbij hij neigt naar een gelijkstelling van verkiezing en verwerping. Aldus dr. W. Balke in de inleiding, is Calvijn hierbij 'wellicht' een theologische grens overgegaan. Gedwongen door de polemiek heeft hij zich 'wellicht' meer ingedrongen in het mysterie van de verkiezing dan gewenst. Direct wijst Balke erop dat verkiezing voor Calvijn echter nooit een kille rekensom is, maar vooral teken van Gods trouw. Hij is de eerste die de verkiezing niet vanuit de Godsleer, maar vanuit de christologie ontvouwt. Centraal in het denken van Calvijn staat de verwondering en dankbaarheid dat God, ondanks de zonde, de mens redt en zalig maakt. Juist hier kan de nieuwe uitgave als een belangrijke aanvulling dienen. In de consensus van Genève, daterend uit 1551, zien we hoe het mysterie nog veel meer een mysterie wordt gelaten. Hoe het draait om de trouw van God en de fundering van de leer van vrije genade. Vergeleken met de Institutie is het een kort en krachtig betoog. Ook de twee preken die opgenomen zijn vormen een nuttige aanvulling. In de beide preken zien de pastorale spits en praktische inbedding van de verkiezingsleer van Calvijn. Hier wordt de theorie van de verkiezing geplaatst in de praktijk van een vluchtelingengemeente. Het leert dat het in de verkiezingsleer niet gaat om nodeloos speculeren of indringen in Gods mysteries. Het gaat om de waarborging van Gods vrije genade. Het gaat om geloofszekerheid te midden van veel aanvechting. Waar het hele bestaan op losse schroeven komt te staan, daar is de verkiezende God het laatste houvast.

Tenslotte
Over de verkiezing zal voorlopig nog niet het laatste woord gezegd zijn. Ook over de vraag naar Calvijn en de verkiezing zal nog vaak worden gesproken. Wie zich een mening hierover wil vormen kan niet om deze uitgave heen. Calvijns werken over de verkiezing verdienen het om niet zomaar aan de kant te worden gelegd. De vragen die hij stelt kunnen niet genegeerd worden. De argumenten niet zomaar terzijde worden gelegd. Wie zich enigszins in Calvijn verdiept zal al snel zien dat het verwijt van Goddelijke willekeur in ieder geval onterecht is. In lijn met de kerk der eeuwen is het hem te doen om de trouw van God en het heil van de mens. Calvijn was ervan overtuigd: 'als men de uitverkiezing door God tenietdoet, dan kan het evangelie niet worden gepredikt.'

Johannes Calvijn, De eeuwige voorbeschikking Gods, Uitgeverij Boom: Amsterdam 2009. 222 blz. € 38,00