dinsdag 11 december 2012

Eric Metaxas, Bonhoeffer, Pastor, martelaar, profeet, spion


"Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht”. Deze dichtregels van H.M. van Randwijk hadden van Dietrich Bonhoeffer kunnen zijn. Voor ons ligt de lijvige biografie van Eric Metaxas over de bekende Duitse pastor, martelaar, profeet en spion. Het leest als een spannende roman. Het is bijzonder goed geschreven, een aanrader voor een ieder die zich wil verdiepen in de geschiedenis van Bonhoeffer, en daarmee de geschiedenis van Nazi-Duitsland.

Nachfolge
Dit indrukwekkende verslag gaat over een man die meer dan iemand anders beseft heeft wat het is om een navolger van Christus te zijn. Pas op de laatste bladzijden proef je de diepte van het “doven van het licht”. Bonhoeffer zit aan het eind van de oorlog gevangen met zestien anderen. Twee van de andere gevangen zijn oud-artsen van concentratiekampen, dr. Rascher en dr. Hoven, die op de een of andere manier toch zijn opgepakt. Door deze artsen werden de meest gruwelijke medische experimenten uitgevoerd. Gevangenen die buiten naakt moesten slapen in de vrieskou om te zien hoe lang het duurt voor een mens bevriest. Of gevangenen die een vacuüm ondergingen om te zien hoeveel druk een mens kan hebben. Te afschuwelijk voor woorden. Het is Bonhoeffer geweest die al lang voor de oorlog met een profetisch inzicht zag waarop het bewind van Hitler zou uitlopen. Dat het volgen van een man als Hitler uiteindelijk zou leiden tot een demonische wereld. Dit boek voert ons langs tal van plaatsen en personen. Ontmoetingen die Bonhoeffer hebben gevormd en beïnvloed. Allereerst is daar het gezin Bonhoeffer. Een aristocratische familie met vele contacten in de wereld van de wetenschap, de politiek en de kunst. Echter, met de kerk heeft de christelijke familie niet veel op. Het is opvallend dat Bonhoeffer er voor kiest om predikant te worden. Op universiteiten waar de Schriftkritische theologie wordt gedoceerd gaat Bonhoeffer onder invloed van Barth toch niet mee met de liberale theologie.

Wereldkerk
Twee reizen wil ik er in deze recensie uitlichten, omdat die een belangrijke wissel hebben gezet op het leven van Bonhoeffer. De eerste is een reis naar Rome. Hier ontmoet Bonhoeffer de wereldkerk. Hij is onder de indruk van de vele verschillende volken die zich verenigen in deze ene kerk. Hoewel hij later kritisch is op de leer van de Rooms Katholieke Kerk, zien we hier zijn belangstelling voor de oecumene toenemen. Bonhoeffer ziet in dit vroege stadium namelijk dat een volkskerk als in Duitsland een groot gevaar in zich heeft: Men kan een rassenkerk worden. Hier zien we het begin van het denken over de Bekennende Kirche. Een kerk van belijdende leden, die bereid  is het offer van de navolging te dragen. Bonhoeffer zei in een toespraak: “Vrede betekent dat men zich totaal onderwerpt aan Gods geboden. (…) Veldslagen worden gewonnen, niet met wapens, maar met God. Ze worden gewonnen als de weg naar het kruis leidt” (256). Niet iedereen in de Bekennende Kirche ging zo ver met hem mee. Later komt er ook verwijdering tussen hen en Bonhoeffer.
De tweede reis is die naar de Verenigde Staten. Hier komt hij in aanraking met de leegte van het vrijzinnig christendom. Hij verlangt naar diepgang, naar voeding voor zijn hart. Dan komt hij ds. Powell tegen. Deze zwarte opwekkingsprediker was actief tegen racisme en sprak vrijuit over de reddende kracht van Jezus Christus. Bonhoeffer ging negerliteratuur lezen en kwam onder de indruk van hun inbreng. Tegelijk verbaasde hij zich in de VS over het standsverschil tussen zwarten en blanken.

Theologisch
Onze waardering voor de biografie is groot. In heldere en prettig leesbare hoofdstukken ontmoeten we deze boeidende man. Echter, een vraag die bij het lezen naar boven kwam is de volgende: Waar staat Bonhoeffer theologisch? Deze biografie laat dit aspect onderbelicht. Hoe staat hij bijvoorbeeld ten opzichte van de Joden? Hier wordt heel kort op ingegaan. Ook de verhouding met Barths denken is niet duidelijk uitgediept. Het lijkt er op dat Bonhoeffer God en de geschiedenis als een eenheid wil beschouwen, zoals Pannenberg later zou uitwerken. Van het dualisme van Barth vinden we weinig terug. De fout die mensen vaak maken is: “We willen Christus zonder de wereld of de wereld zonder Christus. En in beide gevallen houden we onszelf voor de gek. Er zijn geen twee werkelijkheden, maar slechts één werkelijkheid van de wereld” (496). En waar is bij Bonhoeffer de notie van Christus' verzoenend lijden en sterven? Het had de biografie completer gemaakt wanneer hier meer aandacht voor was geweest.
Een ding komt in dit boek in ieder geval op indrukwekkende wijze naar voren. Dat is de radicaliteit van de navolging van Christus. Tot op de dood. Door het reislustige leven van Bonhoeffer heen zien we de onrust van zijn hart. Een demonische macht moet tot stoppen worden gebracht! Dat lukt uiteindelijk. Helaas niet door de pogingen van Bonhoeffer. Hitler pleegt zelfmoord. Maar het offer van Bonhoeffer wordt paradoxaal genoeg zijn weg naar vrijheid. De eeuwige vrijheid. Tijdens de rouwdienst onder leiding van zijn vriend Bell zingt de gemeente:
            For all te saints who from their labours rest,
            Who thee bij faith before the world confest,
            Thy Name, O Jesu, be forever blest.
            Alleluya! Alleluya!
Wie deze biografie zó leest, kan daar alleen maar verrijkt door worden.

Eric Metaxas, Bonhoeffer, Pastor, martelaar, profeet, spion, Uitgeverij Boekencentrum, 608 blz., € 32,50

maandag 19 november 2012

Huib de Vries, Eredienst aan huis

Een oud gezegde luidt als volgt: ‘Één Nederlander een theoloog, twee Nederlanders een kerk, drie Nederlanders een schisma.’ In de jongste pennenvrucht van Huib de Vries wordt de waarheid van dit gezegde opnieuw bevestigd. Echter ditmaal vanuit een verrassende hoek. Niet alleen bestaat er in kerkelijk Nederland een grote verdeeldheid. Ook onder hen die de eredienst thuis proberen vorm te geven is er grote verdeeldheid. Een thuislezer, die aan bod komt in het boek, verwoordt het als volgt: ‘Er kunnen er bijna geen twee samengaan. Door de hoogmoed, daar komt sinds het paradijs alle narigheid uit voort.’ (86) Deze weerbarstige werkelijkheid komt goed uit de verf in het boek. Thuislezers en gezelschapsmensen vertellen openhartig over hun eigen ervaringen, worstelingen, vreugde en verdriet. Het doel van dit boek is tweeërlei. Allereerst wil de auteur een platform bieden voor mensen die normaliter voor de (kerkelijke) buitenwereld geen stem hebben. Ten tweede stelt de auteur de eerlijke vraag wat wij kunnen leren van thuislezers en gezelschapsmensen. Deze benadering is zeker niet vanzelfsprekend gezien de bejegening waar sommige thuislezers in het verleden mee te maken hebben gehad. Dit wil echter niet zeggen dat de auteur zich bewust afzijdig houdt. In zijn woord vooraf schetst hij in het kort hoe hij zijn ontmoeting met thuislezers ervaren heeft en hoe hij zelf in deze materie staat. Zijn openheid en het vermelden van ‘zijn agenda’ is prijzenswaardig. 

Een groot pluspunt van dit boek is de heldere opzet en structuur. Zo wordt de lezer meegenomen van thuislezers die dit nog steeds praktiseren naar hen die zijn teruggekeerd naar de kerk. Vervolgens wordt het gezelschapsleven uit de doeken gedaan en is er een evaluerend gesprek met een drietal hervormde predikanten. Voor hen die weinig kennis hebben van de kerkgeschiedenis biedt het laatste hoofdstuk uitkomst. Hier wordt in het kort uiteen gezet waar de thuislezers en gezelschapsmensen vandaan komen. Dit maakt het boek voor een breed publiek toegankelijk. 

Het voordeel van dit boek, namelijk dat ervaringsdeskundigen aan het woord komen, is tevens het nadeel. De auteur heeft een selectie moeten maken uit het materiaal wat hij heeft verzamelt. Dit levert zo nu en dan vragen op. Als lezer vraag je je bijvoorbeeld af waar bepaalde gebruiken en uitdrukkingen vandaan komen. Omwille van de ruimte gaat het boek daar niet verder op in. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de auteur geen (kritische) vragen heeft gesteld bij sommige inzichten van de thuislezers. Het had interessant geweest om hier een korte reflectie op te geven. Ook een systematisch ecclesiologische waardering van het fenomeen thuislezen was welkom geweest. Vanuit Godsdienstpsychologisch- en Godsdienstwetenschappelijk oogpunt is dit boek zeer interessant en zeker een aanwinst. Er ligt hier nog veel onontgonnen terrein wat het waard is om onderzocht te worden. Aangezien de auteur blijk heeft gegeven ‘thuis’ te zijn in de wereld van de thuislezers, zouden wij een tweede, verdiepend deel van harte toejuichen! Het is hem in dit boek gelukt om uit een wirwar van meningen toch een duidelijk beeld over hedendaagse thuislezers en gezelschapsmensen te schetsen. En dat is een prestatie op zich! 

Huib de Vries, Eredienst aan huis, De verrassende wereld van thuislezers en gezelschapsmensen, Uitgeverij De Banier, 2012, 239 blz., €14,90, paperback.

dinsdag 30 oktober 2012

G. van den Brink & C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek


Op donderdag 18 oktober 2012 werd in Amsterdam de nieuwe Christelijke Dogmatiek gepresenteerd. Dit werk, van de hand van prof. dr. C. van der Kooi en prof. dr. G van den Brink, heeft de ambitie voor de komende jaren het dogmatisch standaardwerk in theologisch Nederland te worden. Of dit ook gaat lukken valt nog te bezien, maar de kans is vrij groot. Op het moment van schrijven is het boek reeds in herdruk. Wat duidelijk is, is dat we hier te maken hebben met een van de belangrijkste Nederlandstalige uitgaven op het gebied van theologie van de komende jaren. De titel van het boek maakt zijn belofte waar. Wie het boek openslaat vindt bijna zevenhonderd pagina's aan tekst, samen geven ze een overzicht van het gehele terrein van de dogmatiek. Over een boek als dit valt veel te zeggen en het zal lang duren voor men erover is uitgepraat. Hieronder enkele waarnemingen. 

Voor wie en wat? 
Allereerst wil ik de vraag stelen voor wie dit boek nu eigenlijk bedoeld is. De auteurs zelf beantwoorden deze vraag in hun woord vooraf en geven aan dat de primaire doelgroep de bachelorstudent theologie is. Het boek is in de eerste plaats geschreven om gebruikt te worden binnen het bacheloronderwijs aan de universiteit. Het niveau is afgestemd op dat wat men aan intellectuele bagage en vaardigheden van de huidige student mag verwachten (12). De auteurs schrijven dat ze breder ook andere studenten, academici, predikanten, geïnteresseerden, journalisten en critici op het oog hebben. Met name die laatste twee categorieën zijn interessant en geven aan dat de auteurs zeker niet alleen voor eigen parochie willen preken. Het boek is dan ook geen verdediging van het eigen gelijk voor intern publiek, maar een open uiteenzetting en verdediging van het geloof. Men schrijft de dogmatiek ten overstaan van, zoals zij zeggen, de drie fora van academie, geloofsgemeenschap en samenleving. Wat men wil is op een academisch niveau, met de open blik naar de samenleving beschrijven wat er wordt geloofd. 
De titel van het boek luidt Christelijke Dogmatiek. Een titel met pretentie, zoals ook de auteurs erkennen. Ze geven aan dat ze specifiek schrijven vanuit de gereformeerde geloofsstroom, maar wel voorstellen doen voor het geheel van de geloofsgemeenschap (11). Om deze reden achten ze de titel niet te pretentieus. Het lidwoord is overigens bewust weggelaten. Inhoudelijk typeren ze het werk als 'loyale orthodoxie'. 'Dat wil zeggen dat we ons aansluiten bij de leertraditie der eeuwen, maar tegelijk streven naar een open houding jegens hen die op enig punt beweren het beter te weten' (13). De ondertitel van het boek luidt 'een inleiding' en dat is dan ook precies wat het is. Een inleiding in de dogmatiek. De auteurs hebben zich de vraag gesteld 'wat ze willen dat een beginnende theologiestudent in de eerste instantie aan kennis en inzicht verwerft' (12). Dit betekent dat er aan veel discussies voorbij wordt gegaan en het vooral een samenvattend overzicht biedt van de geloofsleer. Wie geïnteresseerd is in gedetailleerde discussies zal aan dit werk dan ook niet genoeg hebben. Buiten het gebruik in het onderwijs zal het dan ook in de praktijk vooral gebruikt worden als naslagwerk. Dit wordt vergemakkelijkt door een uitgebreide inhoudsopgave, heldere paragraafindeling en een tekst-, zaak- en naamregister. Verder kan het dienen als beginpunt van verdere studie. Hiervoor is achter elk hoofdstuk een literatuurlijst opgenomen. In de tekst zelf wordt met grote regelmaat naar deze literatuur gewezen en door de auteurs in hun context geplaatst. 

Relevant en hedendaags 
Ten tweede iets over de toon van het boek. Deze kan kort gekenschetst worden als relevant en hedendaags. Dogmatiek, zo erkennen ook de auteurs, heeft het imago stoffig, onbegrijpelijk en vooral irrelevant te zijn. Dogmatiek lijkt weinig te maken te hebben met het echte leven. Op allerlei wijze doen de auteurs moeite om dit beeld te keren. 
Zo begint elk hoofdstuk met een rubriek om erin te komen. Deze rubriek bestaat uit enkele vragen of opdrachten. Het doel hiervan is om, zoals ze zelf zeggen, 'de betreffende locus te verbinden aan wat er gaande is in de hedendaagse cultuur en samenleving, zodat duidelijk wordt hoezeer dogmatiek geen abstracte bezigheid is, maar met duizend draden vastzit aan het leven van elke dag' (14). Het is echter de vraag wat het nut hiervan is. Hoeveel mensen zullen alvorens het hoofdstuk over vernieuwing van de wereld te lezen, eerst de film Left Behind of Melancholia kijken? 
De hoofdstukken zelf zijn geschreven in wat ik zou willen noemen een 'conversatietoon'. De auteurs gaan het gesprek aan met de lezer en de samenleving en proberen zo de relevantie van de onderwerpen aan te tonen. Vaktaal wordt meestal uitgelegd en men zal geen Latijnse of Griekse citaten aantreffen. Ook de Engelse en Duitse citaten zijn tot een minimum beperkt. Het geheel wordt hierdoor verassend leesbaar. Wie het op dit gebied vergelijkt met de Gereformeerde Dogmatiek van Bavinck zal zich afvragen of toch wel echt om hetzelfde genre gaat. Nadeel hiervan is wel dat het soms ten koste gaat van de informatiedichtheid. Het grote winstpunt is dat ook minder geïnformeerde en geïnteresseerde lezers niet al na de eerste bladzijde zullen afhaken. 
Al met al spreekt er een sfeer van persoonlijke betrokkenheid uit dit boek. Het wil op hedendaagse wijze het verhaal van de dogmatiek vertellen en de relevantie hiervan laten zien. Dit alles doet wel de vraag rijzen in hoeverre het eerste beoogde lezerspubliek nu werkelijk de (gelovige) theologiestudent is of dat ze misschien toch vooral de journalist en criticaster, ofwel de buitenstaander, op het oog gehad hebben? 

Methode en structuur 
Nu iets over de methode en structuur. De auteurs schrijven in hun inleiding dat de hoofdstukken van de dogmatiek zo geschreven zijn dat ze afzonderlijk te lezen zijn. Dit gegeven laat direct iets zien van de methode van deze christelijke dogmatiek. Elk hoofdstuk bespreekt en zet uit een dat wat er rondom een bepaald thema geloofd wordt. Het is niet zo dat er vanuit één bepaald fundament vanaf het eerste hoofdstuk een rationeel gebouw wordt opgetrokken dat methodisch elk voorgaande onderdeel veronderstelt. Men beschrijft wat geloofd wordt, dat wat de christelijke traditie onopgeefbaar acht en deel uitmaakt van haar belijden. Deze zogenaamde loci methode is kenmerkend voor de Gereformeerde dogmatiek en gaat terug tot op de loci communes van Melancton. 
Wat de structuur betreft beginnen ze, eveneens in lijn met de klassieke dogmatische werken, met de zogenaamde prolegomena. Over de functie en rol van prolegomena valt veel te zeggen, maar normaal gesproken dienden ze ten eerste om duidelijk te maken wat dogmatiek nu precies is en ten tweede om uit te maken op welke gronden men zich in het dogmatisch spreken baseert. Het eerste gebeurt inderdaad. In hoofdstuk 1 wordt de vraag gesteld wat dogmatiek en theologie nu eigenlijk is. Het tweede gebeurt echter niet. De openbaringsleer en Schriftleer die traditioneel op deze plaats behandeld werden (zo ook Turretini, Bavinck en Berkhof) moeten we in de Christelijke dogmatiek elders zoeken. De openbaringsleer vinden we pas na de Godsleer en de Schriftleer vinden we nog later, pas in hoofdstuk 13. In plaats van een openbaringsleer vinden we een hoofdstuk met de titel 'waarom geloven.' Hierin wordt vooral de vraag gesteld naar het geloof. Wat is dit? Waarom zou je geloven en hoe kom je aan geloof? Het begrip openbaring als de finale grond van het geloof valt wel, maar wordt nog niet uitgewerkt. 
Na deze eerste twee inleidende hoofdstukken begint in hoofdstuk 3 de 'eigenlijke' dogmatiek. Traditioneel is de eerste locus dan de Godsleer, zo ook hier. Opvallend is hierbij dat de leer van de Drie-eenheid vooraf gaat aan de eigenschappenleer. Traditioneel is dit andersom. De auteurs geven hiervoor een overtuigende verantwoording. Na het spreken over God zelf zijn de verdere onderwerpen geordend volgens wat men de heilshistorische orde noemt. De traditionele orde van schepping, val, verlossing en voleinding wordt hier gevolgd (zie verder de hoofdstukindeling hieronder). In navolging van Berkhof (en anderen) eindigt het werk met een hoofdstuk over de vernieuwing van de mens en van de wereld. Opvallend is de aparte thematisering van de Heilige Geest. 

Beperkingen 
Een boek als dit kent natuurlijk ook zijn beperkingen. De belangrijkste beperking is gegeven met de dikte. De dikte van het boek valt ongeveer samen met dat wat men tegenwoordig in de bachelorfase binnen één blok aan literatuur op mag geven. Wie in 680 pagina's de complete dogmatiek wil beschrijven stuit op grenzen. Het nadeel is dat men soms snel aan zaken voorbijgaat. Discussies op deelgebieden worden soms summier behandeld. Dat men hierin in keuzes moet maken is uiteraard niet te voorkomen. Welke keuzes men maakt is echter wel veelzeggend. Zo spreken de auteurs zich in het hoofdstuk over de schepping uit voor een oude aarde en het evolutiemodel 'ontdaan van alle (anti-)religieuze lading'. Ze spreken zich expliciet uit tegen het jonge aarde creationisme en de zesdaagse schepping. Ze doen dit echter, zonder zich hiervoor (uitgebreid) te verantwoorden. Iets wat wel wenselijk was geweest, zeker aangezien hier binnen de breedte van de gereformeerde en evangelische christenheid zeker geen consensus over is. De dogmatische vragen die deze keuze oproepen worden wel genoemd, de antwoorden echter niet gegeven. Soms wordt er voor mijn idee ook weer meer dan nodig uitgewijd. Zo wordt in hoofdstuk 5.1 uitgebreid iemands 'ontmoeting met God' beschreven (152-154). De auteurs geven aan dat dit met opzet gebeurd is, maar dit had mijns inziens korter gekund, zo komt er immers weer ruimte voor andere zaken. Ook andere onderwerpen worden summier behandeld. Zo moet de doop het doen met vijf bladzijden en waren er voor de leer van het avondmaal zelfs maar vier bladzijden beschikbaar. 

Goodwill 
De keuzes die gemaakt zijn lijken vooral ingegeven door de vraag van de samenleving. Die zaken die vandaag de dag minder spelen krijgen minder aandacht, die zaken die ter discussie staan worden breder uitgemeten. Een ieder zal op zijn eigen gebied wel iets kunnen vinden waar het uitgebreider had gekund, het geheel is echter evenwichtig te noemen. De keuzes die hierin gemaakt worden kenmerken misschien ook wel het geheel van deze dogmatiek. Het lijkt erop alsof er soms meer apologetisch dan dogmatisch geprobeerd wordt goodwill te kweken voor het christelijk geloof voor het forum van de samenleving. Het wil laten zien 'wij christenen zijn niet gek.' Dit is mijns inziens een loffelijk streven en is op zich niet wezensvreemd aan de dogmatiek. Juist een dogmatiek als deze is ook een middel waarmee de christenheid zich presenteert aan de samenleving. 
Soms gaat men hierin echter wel ver. Kenmerkend is de 'excuusalinea' uit het voorwoord voor het mannelijk vrouwelijk spraakgebruik. Men benadrukt het feit dat God 'het schepselmatige sekseverschil overstijgt' (14) en schrijft hoe men het mannelijk voornaam woord wil beperken. 
Ook bij de hierboven genoemde vraag naar schepping of evolutie lijkt iets dergelijks een rol te spelen. Men heeft, zo schrijven de auteurs, 'nog altijd de opdracht het evangelie zo te vertolken dat het kan landen in de leefwereld van de velen voor wie het eenvoudig geen vraag is of er op allerlei manieren evolutie heeft plaatsgevonden' (212). 
Het is de vraag in hoeverre deze gedachte ook heeft meegespeeld in het hoofdstuk over de eeuwige straf. Tegenwoordig is dit een van de delen van de dogmatiek die het moeilijkst te verkopen is. Hoewel men wel spreekt over het feit dat het besef verloren te kunnen gaan altijd deel heeft uitgemaakt van de christelijke verkondiging, laten ze de uiteindelijke vraag naar de eeuwige straf bewust in het midden. 'Het bestand van Bijbelse gegevens maakt het moeilijk om op deze vragen een definitief uitsluitsel te geven' (672). Opnieuw wordt benadrukt dat de verkondiging vooral betrokken is op het heden en niet over Gods schouders wil meekijken. Het lijkt erop alsof de scherpe kantjes er zo iets vanaf worden gehaald. Persoonlijk denk ik dat hier wel wat meer over gezegd kan en moet worden. In hoeverre een en ander ook daadwerkelijk meer goodwill oplevert valt nog te bezien. Is belijden niet juist een uitspreken van de waarheid op het punt waar de tijdgeest bezwaar maakt? 

Ten slotte 
Zoals ik in de eerste alinea al zei valt er over dit boek veel te zeggen. Voorlopig zal het laatste woord dan ook nog niet gezegd zijn. De hierboven besproken thema's kunnen uitgebreid en aangevuld worden met vele andere. In de komende tijd zal dit ook zeker gebeuren. We kunnen concluderen dat beide auteurs een geweldig mooi werk hebben neergezet. Een samenvattend overzicht van de gehele geloofsleer schrijven is geen kleinigheid en de kundigheid waarmee het is gebeurd kunnen we bewonderen. De 'loyaal orthodoxe' insteek die men heeft genomen is te bewonderen. Voor vele theologen zal het boek daarom te orthodox zijn. Voor anderen zal het werk net niet orthodox genoeg zijn. Wat duidelijk is, is dat dit een boek is waar geen enkele theoloog om heen kan. Het boek daagt uit en zet aan tot denken. Zorgvuldig en goed nadenken over de meest existentiële zaken van het leven, namelijk het geloof in God. En misschien is dit laatste nog wel het grootste winstpunt van het boek. 

Dr. G. van den Brink & Dr. C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek, Boekencentrum, Zoetermeer, 722 blz., € 65,= (tot 1-12 € 55,=).

------------------------------------------------- 

Inhoudsopgave 
Hoofdstuk 1 Dogmatiek als fatsoenlijk nadenken over God, mens en wereld 
Hoofdstuk 2 Waarom geloven we? Prolegomena 
Hoofdstuk 3 De drie-ene God 
Hoofdstuk 4 De eeuwig rijke God: namen, eigenschappen, wezen 
Hoofdstuk 5 Waarom komt u ons hinderen? Over openbaring 
Hoofdstuk 6 Het geschonken bestaan. Scheppingsleer 
Hoofdstuk 7 De mens als beeld van God. Theologische antropologie 
Hoofdstuk 8 Het geschonden bestaan. Over zonde en kwaad 
Hoofdstuk 9 Israël en het verbond 
Hoofdstuk 10 Wie is Hij toch? Over de persoon van Jezus Christus 
Hoofdstuk 11 Jezus Christus Triomfator, mijn Verlosser, Middelaar - ofwel: de soteriologie 
Hoofdstuk 12 De Heilige Geest die levend maakt 
Hoofdstuk 13 De Bijbel - het boek van God en mensen 
Hoofdstuk 14 Kerk - sacrament - Ambt 
Hoofdstuk 15 De vernieuwing van de mens 
Hoofdstuk 16 De vernieuwing van de wereld 

donderdag 20 september 2012

A.A. van Ruler, Christus, de Geest en het heil, Verzameld Werk IVA & IVB

Van tevoren hadden dr. Van Keulen en de begeleidingscommissie verwacht dat deel IV zou verschijnen als één band. Waarschijnlijk had niemand verwacht dat het deel dat Van Rulers werk over Christus, de Geest en het heil zou dekken even veel ruimte in de boekenkast inneemt als de eerste drie delen samen. We hebben zo twee forse boekwerken voor ons liggen, die veel te bieden hebben. 

Inhoud 
Zoveel pagina’s, je kunt verdwalen. Ik zal daarom eerst maar meedelen wat u kunt verwachten van beide delen vier. Deel IVA start met de christologie. Het eerste gedeelte betreft ‘Over Jezus Christus’, ten opzichte van de volgende gedeeltes staan hier de wat meer academische teksten. Het tweede gedeelte handelt namelijk over ‘De vleeswording van het Woord’ en het derde over ‘Kruis, opstanding, hemelvaart’. Hierin vinden we veel meditaties, voor diverse media, zowel voor de AVRO als Weekblad Elsevier. Deze drie gedeeltes beslaan bij elkaar ongeveer 120 pagina's. Het vierde gedeelte beslaat Van Rulers werk ‘Over de Heilige Geest’, dit telt iets meer dan 200 pagina's. Deel IVA eindigt met ‘De uitverkiezing’, wat we onder kunnen brengen onder de leer van de Heilige Geest, zoals Van Ruler dit doet. (IVA 767, dit is trouwens wel de latere Van Ruler, PW) Dit gedeelte beslaat bijna 300 pagina’s, het is dus ruimschoots het grootste. De verkiezing is een belangrijke zaak voor Van Ruler. Van Keulen illustreert dit met het volgende citaat: “Wanneer ik nadenk over de ware structuur van de theologie, kom ik tot drie disparate gezichtspunten: de triniteit, het Rijk en de predestinatie.”. (IVA 99) Vrij bizar is dat tot de verschijning van deze band nooit een afzonderlijke tekst over de predestinatie van Van Rulers hand verschenen is! (IVA 100) 

Deel IVB staat in het teken van het heil. Bijna 300 pagina’s is gevuld onder de titel ‘De realisering van het heil’. Ruim 200 pagina’s zijn er gereserveerd voor Van Rulers teksten die betrekking hebben op het ‘Leven vanuit het heil’. Enkele korten teksten maken hier deel vanuit en een grote tekst die Van Ruler schreef met het oog op zijn colleges ethiek. Het derde gedeelte van dit deel gaat over ‘De ervaring van het heil’. Ook hier kunnen we 300 pagina’s vinden, en met ervaring wordt dan de bevinding bedoeld. 

Het is niet alleen Van Ruler die deze banden vult. Veel werk is wederom verricht door dr. Van Keulen en zijn begeleidingscommissie. De gecombineerde inleiding op deze twee delen hebben al de omvang van een heel boek. Van Keulen beschrijft hierin wederom de inhoud van de delen, met veel aandacht voor achtergrond, gesprekspartners en receptie. Ditmaal viel het mij ook op dat er veel gebruik is gemaakt van archiefmateriaal. Verschillende opzetten voor bijvoorbeeld monografieën worden besproken. Dit is bijzonder interessant, omdat we zo snel een overzicht krijgen over hoe Van Ruler over de besproken onderwerpen dacht. Verdere lof wil ik geven voor de uitvoerige annotatie die rijkelijk aan het papier is toevertrouwd. Dit moet echt ontzettend veel werk zijn geweest. Het is haast teveel eer voor Van Ruler! 

Voor het voetlicht brengen 
Van Ruler kwam ik weer als nieuw tegen in dit vierde deel van het verzameld werk. Naast verschillende van zijn bekende teksten te hebben gelezen, heb ik namelijk ook kanten van Van Ruler ontdekt die ik nog niet kende. Iets van de doortocht door deze twee banden wil ik in wat volgt beschrijven, zodat u weet wat u kunt verwachten. In de eerste plaats zijn er in deze delen twee artikelen opgenomen die vriend en vijand hebben verbaasd. Beide heeft Van Ruler geschreven aan het einde van zijn leven, en beide hebben aan relevantie nimmer ingeboet. Ik heb het over “Ultragereformeerd en vrijzinnig” (IVB 721-801) en “Structuurverschillen tussen het christologische en pneumatologische gezichtspunt” (IVA 369-391). 

“Ultragereformeerd en vrijzinnig” werd postuum gepubliceerd in Wapenveld, Van Ruler had het nog geen week voor hij overleed af. De redactie van het blad had hem hiertoe gevraagd, omdat hij zich had laten ontvallen dat de ketterijen aan de rechterkant van de kerk veel ernstiger waren, dan die aan de linkerkant. Het pamflet is groots, niet alleen qua omvang, maar vooral qua inhoud. In liefde wijst Van Ruler de ultragereformeerden terecht, door ze te wijzen op hun standpunten waarin ten diepste het heil wordt aangetast. Met hierbij dan ook de gedachte dat ook in de geschiedenis de ketterijen aan de rechterkant van de kerk veel erger waren. De kerk had meer problemen met de gnostiek, dan met het arianisme. Dit temeer omdat “Het (rechtse, PW) wil steeds rechtser worden. Het is nooit rechts genoeg. Hoe rechtser hoe mooier. Dat wil zeggen: hoe rechtser men denkt en leeft, des te beter rechts lijkt men te zijn.” (IVB 722) Het aardige van dit artikel is, is dat het niet zozeer polemiek is, als wel positiebepaling van Van Ruler zelf. Hij geeft ook aan wat dan wel bijbels en katholiek is, ofwel gereformeerd. Zie hiervoor bijvoorbeeld het avondmaal. Voor Van Ruler is het sacrament het volgende, waaruit hij dan vijf kritiekpunten afleid. “Het sacrament is het verborgen eschaton. Dat houdt enerzijds in, dat het het eschaton is. Het is het einde. We zijn aan alle bemiddeling en toe-eigening voorbij. We staan in de volle realiteit. Anderszijds houdt het in, dat het het verhulde eschaton is.” (IVB 742) 

“Structuurverschillen” werd in eerste instantie door Van Ruler uitgesproken aan VU als lezing in 1961. Nederlandse theologen zijn misschien wel de meest calvinistische theologen, omdat ze zo’n nadruk leggen op de Heilige Geest. Van Ruler is hierin een van de grote voorbeelden. Hij hield deze lezing om het goed recht van de pneumatologie te verdedigen ten opzichte van de grote nadruk op de christologie. (IVA 371) Het aardige aan deze tekst is dat Van Ruler niet zomaar ruimte claimt voor de Geest, maar dat hij helemaal opklimt naar het heil in zijn geheel en dan stelt dat dit in het geheel vanuit twee gezichtspunten moet worden gezien. “Het heil is ten volle, zonder rest en zonder voorbehoud, in Christus gegeven. Maar elk nieuw mens is een nieuwe realiteit, aan wie dat heil ten eerste bemiddeld en ten tweede toegeëigend en toegepast en in wie het ten derde uitgewerkt moet worden. Kort gezegd: Christus moet geprédikt en Christus moet gelóófd worden.” (IVA 369) De structuurverschillen liggen hierin, Christus en de Geest verschillen als persoon, en zo ook in hun werk. Bijvoorbeeld, in het christologische dogma is de enhypostasie van fundamenteel belang, in de pneumatologie zou men hiermee ‘alles bederven’. (IVA 371) Fundamenteel is immers dat het ‘ik’ van Jezus met zijn twee naturen van Gods kant komt: er is geen meneer Jezus. Vanuit de pneumatologie zou dit bizar zijn. Wij vinden onze hypostasis niet in God, wij zijn een tegenover die verlost moeten worden! 

Ten tweede wil ik u wijzen op de bevinding bij Van Ruler. Dit trof mij erg, en het verraste mij ook dat dit bij hem zo’n grote rol speelt. Daarmee bedoel ik dan bevinding vanuit historisch perspectief. Want Van Ruler is hierin sterk afhankelijk van de Nadere Reformatie. Ik zal het houden bij de bespreking van een artikel uit 1950, geschreven voor Kerk en Theologie, onder de naam “De bevinding, proeve van een theologische benadering” (IVB 536-561). Volgens Van Ruler ligt de toekomst van de kerk erin dat ze de bevinding bewaart en verbreidt. “Alles in de kerk en álles in de theologie zal een bevindelijke gloed en glans moeten hebben.” (536) Als het zicht op de bevindelijke ontmoeting met God verdwijnt, ziet Van Ruler het volgende gebeuren. “De leertucht leidt dan tot versplintering, de zending wordt propaganda, het avondmaal verdicht zich tot ‘mysterie’, de kerstening verloopt in activisme.” (IVB 537) Opmerkelijk hierbij is dat hij hierin de Gereformeerde Bond c.a. positief waardeert in haar vasthouden hieraan, evenals aan de andere allerbeste elementen van de Reformatie. Zij het dan “vaak wanhopig bedolven onder partijfanatisme, kortzichtigheid, cultuurschuwheid en verwringing van de waarheid”. (IVB 536) Bevinding, dat zijn dan onder andere de volgende elementen. De Nadere Reformatie als geestelijke consequentie en noodzaak van de Hervorming. De Dordtse Synode; “Naar mijn inzicht heeft de Dordtse synode in haar vormen de bijbelse leer dieper gevat dan de oude concilies in de hare.” (IVB 540) De psalmen; “Voor de zuiverheid van de Godsvrucht is het echter van belang, dat de psalmen de overhand hebben over de gezangen: het christendom moet de bijbel niet overwoekeren.” (IVB 542) En ten slotte de grondstelling van de gereformeerde mystiek; “(…) deze God staat buiten, boven en tegenover ons. Hij handelt – en heeft gehandeld – in de geschiedenis. Hij gaat verkiezend en verwerpend zijn eigen gang. Hij is in het gewaad der oudtestamentische Schrift het meest zichzelf; Hij heeft zichzelf ook in de incarnatie niet uit handen gegeven; het Nieuwe Testament zal derhalve vanuit het Oude Testament geïnterpreteerd moeten worden. Wij kunnen dit samenvatten in de formule: God – deze God – is vréémd aan het diepste van onze ziel. In de taal van de bezettingstijd: wij ontmoeten meer van God, wanneer wij op straat een jood tegenkomen, dan wanneer wij inkeren in onze Germaanse rasziel.” (IVB 542-3) 

Slotwoord 
Ik kan in deze recensie slechts onderbelichten wat we in handen hebben in deze twee kloeke delen die verschenen zijn in het Verzameld werk van Van Ruler. Ik hoop daarom van harte dat ze ook gelezen zullen worden! 

A.A. van Ruler, Christus, de Geest en het heil. Verzameld werk deel IVA. Zoetermeer 2011, 792 blz. €59,50. & A.A. van Ruler, Christus, de Geest en het heil. Verzameld werk deel IVB. Zoetermeer 2011, 825 blz. €59,50. 

zaterdag 15 september 2012

H.J. de Bie, Bijbelse theologie van het OT vanuit de gereformeerde traditie.

Laat ik direct maar beginnen bij wat voor mij de grootste waarde is van dit boek. Dat is de methode van bijbelse theologie die De Bie opzet en uitwerkt. Hoewel bescheidenheid het boek kenmerkt, zoals we dat in de titel lezen, mag dit toch wel een grote winst genoemd worden voor de wetenschap van de bijbelse theologie. 

Bijbelse theologie 
Een groot gedeelte van de bijbelse theologie heeft zich immers qua methodologie sterk laten beïnvloeden door een opvatting van de geschiedenis, die de theologie van de Bijbel in een strakke mal heeft gestopt. Om niet dogmatisch bezig te zijn gingen bijbelse theologen op zoek naar een meer wetenschappelijke methode. Deze vonden ze in de geschiedenisopvatting zoals die al te vinden is bij vroege denkers uit de Verlichting, en wel het meest invloedrijk is uitgewerkt door Hegel. Haar axioma is dat we te doen hebben met ontwikkeling, niet zomaar, maar een positieve ontwikkeling. De Bie merkt dan ook op dat men geen oog had voor de tekst, maar slechts voor de historische ontwikkeling van de godsdienst van Israël. (23) Waar het christendom gezien werd als de hoogste vorm van godsdienst, werd dit idee ook gebruikt voor de bijbelse theologie. Binnen de Bijbel zag men ook een ontwikkeling Abraham met zijn nomadengodsdienst, tot Jezus als de grote openbaarder, waar de ethiek zijn hoogtepunt bereikt. Ontwikkeling als grondlijn lijkt haast niet weg te denken. Vandaag de dag zien we dat nog steeds bij iemand als Brueggemann. Hij legt veel nadruk op de tekstanalyse, maar uiteindelijk is de ontwikkeling de grondlijn. Het getuigenis ontwikkelt zich bijvoorbeeld van werkwoord tot zelfstandig naamwoord. Er is veel reden om kritisch te kijken naar dit centraal stellen van de historische ontwikkeling van de godsdienst. Op zijn minst vanwege de grote vooronderstelling van de progressiviteit. 
De Bie komt dan ook met een andere methode om de Bijbel te lezen. Hij wil zich concentreren op de tekst. Juist deze beweging naar de tekst van de Bijbel waardeer ik. Hoewel ik hierbij ook nog wel enkele vragen heb, maar die volgen hieronder. Eerst wil ik laten zien hoe De Bie de tekst als uitgangspunt neemt. In de eerste plaats kiest hij fundamenteel voor de synchrone exegese. In dat opzicht is zijn benadering dan ook canoniek te noemen. Dat blijkt ook uit de opmerkingen die hij vooraf maakt. Hij gaat uit van de eenheid van de canon en het gezag van de Tenach in plaats van de Septuagint. (15) Dit betekent dus dat De Bie zowel kan ingaan op de theologie van bijbelverzen, op de theologie van bijbelboeken, de theologie van het Oude Testament, als ook op de theologie van de Bijbel als geheel. De eenheid staat bij hem voorop. Dit is een bijzonder grote vooronderstelling waar zijn verdere methode dan ook op stoelt. 
De Bie biedt een ‘wegennet’ aan om zo de route te doorlopen naar een bijbelse theologie. Zoals gezegd is de tekst van de Bijbel het uitgangspunt en hij tracht dan ook zijn methode hieraan te ontlenen. Dit betekent dat hij gebruik maakt van zeven perspectieven waarmee hij verschillende facetten van de tekst voor het voetlicht plaatst. Dit zijn zowel perspectieven met een hele brede blik, als perspectieven die zich richten op kleinere onderdelen van de Bijbel. Het zijn de grondstructuren (samenhang OT en NT); koppelingen (verbindingen tussen bijbelgedeelten); associatie in woordgebruik; assonantie; tekstpatronen (theologische structuren); speerpunten (de toespitsing van de Tenach op een punt); en als zevende, kernwoorden (woorden die bijbelse verbanden laten zien). (25) 
Met deze perspectieven benadert De Bie vervolgens alle boeken van de Bijbel, daarbij de kleine profeten gezamenlijk. Het aantal pagina’s laat al zien dat het boek voor een bijbelse theologie wat dunnetjes is. De Bie geeft een uitvoerige analyse van drie belangrijke boeken uit het OT, namelijk Genesis, Leviticus en Jesaja. Alle perspectieven werkt hij uit om de theologie van de boeken duidelijk te maken. Zo komen bij het punt grondstructuren van Jesaja de citaten van het bijbelboek in het NT aan de orde. (59-67) Het mag duidelijk zijn dat de hoeveelheid informatie die naar boven komt teveel zou zijn om bij elk bijbelboek allemaal te noteren. Vandaar dat De Bie bij de andere boeken slechts de belangrijkste uitkomsten noemt. In dat opzicht blijft het boek natuurlijk ook een uitnodiging. We krijgen gereedschap aangereikt om vervolgens ook zelf te gaan schatgraven! 

Vanuit de gereformeerde traditie 
Zoals de titel aangeeft wil De Bie theologie bedrijven uit de gereformeerd perspectief. Dit impliceert immers ook zijn canonieke benadering. De Tenach is OT omdat de Heere Jezus dit heeft aangegeven. (15) Het gehele onderzoek is dan ook specifiek gericht op de wijze hoe het OT verbonden is met Jezus. Vandaar ook een keuze voor Jesaja, die niet voor niets de vijfde evangelist wordt genoemd. 
Enkele oergereformeerde thema’s komen terug in de analyse die De Bie geeft van het OT. Belangrijk is natuurlijk de heilsgeschiedenis. (269v) Juist het OT laat zien dat God telkens weer verder gaat en uiteindelijk in Jezus al het heil geeft. Dit heeft natuurlijk ook alles te maken met verbond. (271v) Het verbond is zo ook een sterke lijn die aangeeft hoe het OT vervulling vindt in Jezus. Bijvoorbeeld omtrent de heilsteksten van Jeremia, als God spreekt over het vergeven van de ongerechtigheden en het niet meer denken aan de zonden. Zo wordt het spreken over het verbond ook een van de grote lijnen tussen OT en NT. 
In het bijzonder is het gereformeerde aspect te vinden in de slotwoorden die De Bie schrijft. “In Tenach structureert de heilsgeschiedenis het geloof in drie hoofdmomenten: ellende, verlossing en dankbaarheid (…). Tenach is open, niet alleen naar Israël, ook naar de ‘heidenvolken’. Het biedt in vogelvlucht nu al een groots panorama. Dat belooft wat voor de toekomst!” (280) Juist deze drie stukken van de Heidelberger ziet De Bie telkens weer terug in het OT, juist ook in haar verbinding met het NT. 

Een aanzet en uitnodiging 
Zoals boven al geschreven wil het boek niet compleet zijn en heeft De Bie hiermee ook niet alles gezegd. Het is in dat opzicht slechts een aanzet en uitnodiging. Het zou ook mooi zijn als wat hier voor ons ligt verder wordt uitgewerkt. Misschien er dan ook antwoord gegeven kan worden op enkele vragen die ik nog had na het lezen van BTOT. De vragen die ik wil noemen hebben betrekking op het begin van het boek, en zo op haar beginselen. 
In de eerste plaats vraag ik me af of een canonieke positie gereformeerd kan zijn. De Bie zelf bezigt deze term niet, maar het lijkt er wel op. Voor hem is Jezus Degene Die de canonieke status van het Oude Testament laat zien. “Voor Hem is de canon een gesloten eenheid.” (15) Hij spreekt namelijk over de Wet en de Profeten. Hier is veel mee gezegd, maar in ieder geval ook dat het niet langer gaat om de joodse Bijbel, maar de christelijke, dus een canonieke benadering vanuit de geloofsgemeenschap. Moet de Bijbel, in dit geval het OT, niet eerst voor zichzelf spreken? Om het met Graafland te zeggen, de volgorde is toch: Bijbels en daarom gereformeerd? Dan is er ook ruimte voor het tegoed van het OT. Daarbij, juist de vraag naar wat de canon inhoudt is volgens Childs de hoofdvraag van de bijbelse theologie. 
Ten tweede vraag ik me af waarom de verwijzing van Jezus, als van de brieven, naar de ‘Schriften’ doorslaggevend is om de Septuagint niet als uitgangspunt te nemen. Juist in de brieven wordt overvloedig verwezen naar de Septuagint. In het bijzonder ook als het gaat om dat vijfde evangelie van Jesaja. Het is niet voor niets dat een van de hoofdconclusies van Stuhlmachers bijbelse theologie luidt dat de Septuagint bij de canon zou moeten horen. 
Ten derde vraag ik me af of de eenheid niet veel te veel overheerst. Niet alleen van het OT, maar ook in haar verbinding met het NT. Om nog een nieuwtestamenticus erbij te halen, Matera neemt juist de spanning tussen eenheid en diversiteit als de leidraad voor zijn bijbelse theologie. Wat die diversiteit betekent wordt helaas niet uitgewerkt. Daar komt dan nog de spanning van continuïteit en discontinuïteit van OT en NT bij. 
Dit zijn zo enkele vragen waar wat mijn betreft de uitnodiging van de titel naar mag uitgaan. Andere bijbels theologen laten zien dat deze keuzes lang niet vanzelfsprekend zijn. 

Slotbeschouwing 
Het is goed om ten slotte stil te staan bij de waarde van dit boek. Ik denk dat dit juist voor iedereen een aanwinst kan zijn. De Bie geeft ons vergezichten in de Bijbel, diept de grote verbanden uit en zet het OT in het perspectief van Jezus Christus. Voor meditatief bijbellezen is dit van groot belang. Het is allemaal informatie die je niet vindt in commentaren en waar jezelf ook niet zo snel opkomt. Maar voor een serieuze omgang met de Bijbel mag deze informatie natuurlijk niet ontbreken. 
Het gaat hierbij niet alleen om de grote lijnen. Ook van de losse, maar rake, opmerkingen kunnen we veel leren. Dit is hierboven wat ondergesneeuwd, dus nog twee voorbeelden. “Christus is niet gekomen om de Wet ‘af te schaffen’ (…), maar om te vervullen, dat is van kracht te verklaren voor de hele wereld (Matth. 5:17).” (103) “Het ‘Ik’-woord van God domineert de ‘Tien Woorden’ (…). Hoor je echt Zijn stem ‘Ik ben er’, dan doe je gewoon wat Hij zegt (…).” (112) Een goede aanrader voor wie zich in de Bijbel wil verdiepen! 

H.J. de Bie, Bijbelse theologie van het Oude Testament vanuit de gereformeerde traditie. Een aanzet en uitnodiging. Groen, Heereveen 2011, 352 blz. €39,95.

donderdag 6 september 2012

Rob Bell, En de meeste van deze is… liefde

De afgelopen tijd is wel gebleken dat mensen aardig verhit kunnen raken door te praten over de hel. Deze discussie, die uit de VS is komen overwaaien, is nu ook in Nederland losgebarsten. In ieder geval wordt ze flink gestimuleerd door enkele mediabedrijven. Het ND organiseerde een debat. Kok, Vuurbaak en Medema geven vertalingen uit van de drie Amerikaanse posities. Ik beperk me in deze recensie tot de aanstichter van deze polemiek. Rob Bell met zijn boek Love Wins. 

Populair 
Bells standpunt is dat de hel als eeuwige straf een misleidend en giftig geloof is. In zijn boek wil hij laten zien dat dit niet Bijbels verantwoord is. De omslag van dit net verzorgde boek wijst ons erop dat het een toegankelijk en overtuigend boek is. Dat eerste kenmerk klopt zeker. Bells toegankelijkheid is zijn grote kracht en waarschijnlijk de reden waarom hij zoveel discussie heeft weten te ontlokken. De boodschap op zich is natuurlijk niet nieuw. Volstrekt anders dan de meeste theologische boeken is dit boek primair gericht op toegankelijkheid. Ik zal ter illustratie het begin van het eerste hoofdstuk citeren. Hier zet Bell het probleem neer, op overtuigende wijze. Hij begint met een verhaal over een kunstexpositie in zijn kerk. Daar was ook een uitspraak van Gandhi te lezen, die fascineerde vele mensen. 

“Maar dat gold niet voor iedereen. 

Iemand had er een velletje papier aan vastgehecht. Daarop stond geschreven: ‘Herinnering: hij zit in de hel.’ 

O ja? 

Zit Ghandi in de hel? 

Echt waar? 

Staat dat zwart op wit? 

Is er iemand die dat weet? 

Zonder enige twijfel? 

En nam diegene de taak op zich om dat aan anderen door te geven?” (11) 

Hierbij moet u zich voorstellen dat er gebruik wordt gemaakt van een open lettertype, grote 12, regelafstand anderhalf en heel veel witregels. In de komende citaten laat ik die maar achterwege. Dit citaat vult dus een halve bladzijde in het boek! Het is dan ook niet zo vreemd dat ik het boek heb gelezen tijdens een middagje genietend van de zon in de tuin. 

Het citaat laat ons ook zien hoe Bell redeneert. Hij geeft in dit boek niet zozeer een argumentatie voor een stelling. Dat is niet de rode draad. Hij wil ons eerder laten voelen wat er op het spel staat. En wat mogelijke andere manieren zijn om er over na te denken. Hijzelf geeft de beste typering: “Als je dankzij dit boek in aanraking komt met de levendige, gevarieerde, rommelige en veelstemmige complexiteit van de historische, voortgaande dialoog over de opgestane Jezus – dan ben ik meer dan gelukkig.” (10) Het is eigenlijk lekker postmodern, in die zin dat je er gewoon lekker bij mag voelen. We doen het in verbondenheid met de opgestane Jezus, dat is de identity marker. Maar voor rest is er niet iets van traditie of gezag. Het is telkens een opnieuw uitvinden, het evangelie komt tot ons als nieuw. Dus we moeten er ook weer over naar gaan denken. Ik voel mee dat dit aanspreekt. 

Keerzijde 
Echter, deze insteek vind ik, om maar een understatement te gebruiken, niet helemaal bevredigend. Misschien doe ik wel moeilijk, maar ach, ik denk dat we vaak toch wel meer bepaald zijn dan we denken. Het lijkt me wat paradoxaal om te denken dat mijn probleem enerzijds heel erg herkenbaar is en dat iedereen er mee worstelt in mijn tijd. En anderzijds er van uitgaan dat mijn probleem (of ikzelf, of mijn zoektocht) zo uniek is, dat ik denk dat ik de geschiedenis links kan laten liggen en mijn keuzes niet hoef te verantwoorden. 
Bell neemt namelijk aardig wat aannames mee in de wijze waarop hij zijn oplossing poneert. Ik zal er een paar noemen. Het evangelie gaat er niet om dat je ‘ergens anders heen wordt gebracht.’ “(…) [H]et enige wat telt is wat je met Jezus’ woorden doet.” (17) “Door je in te zetten voor schoon water, draag je nu al bij aan het leven in de komende wereld. (…) [E]en eigen plek creëren, een tuin onderhouden, het zijn allemaal geheiligde taken voor nu, voor partners (!) van God, omdat ze in de komende wereld door zullen gaan." (55) 
In deze citaten worden al aardig wat beslissingen gemaakt die Bell gebruikt om zijn lijn van betoog uit te werken. Al met al kiest hij voor een vrijzinnig discours. Los van de vraag of dit verkeerd zou zijn, ik constateer slechts wat niet wordt verwoord of verantwoord. Bell legt een nadruk op de continuïteit van deze wereld en de toekomende. We bouwen er aan. Door in de tuin te spitten helpen we God een handje mee. En christen-zijn betekent wat doen met Zijn woorden. Ofwel een goed leven leiden. De vrouw die in haar eentje zwoegt voor de opvoeding van haar kinderen is vanwege haar deugden het ideaal. Voor Bell is dit slechts een retorische vraag. “Zegt God tegen haar: ‘Jij bent het type mens met wie Ik de wereld draaiende kan houden’?” (63) 

Hoe zit het dan met redding en de hel? In de eerste plaats wil God alle mensen zalig hebben. (107) Belangrijker dan de vraag of God krijgt wat Hij wil, is de volgende. Krijgen wij wat we willen? “Ja; we krijgen wat we willen. Zo liefdevol is God.” (126, sic) Er bestaat natuurlijk een kansje dat een mens toch niet met God verder wil. Hoewel dat niet iets is wat vast staat en blijft staan voor altijd, het kan altijd nog veranderen. Anders is het zielig voor de mensen die nu net als atheïst zijn opgevoed. De hel is zo ook nog wel nodig. Je hebt een woord nodig om het gemis van die grote liefde te duiden. (103) Maar deze is op dezelfde plek als de hemel. “In de hel zijn betekent op het feest zijn. Dat maakt het zo hels. Het is geen beeld van scheiding, maar van samenvoegen.” (175) 

Hoe zit het dan met Jezus? In de eerste plaats is het kruis multi-metaforisch. (137) Het oude idee is maar een van de ideeën, en zeker niet de beste. Bell gaat uit van Jezus Christus Die overal is. Net als het wereldbeeld van de eerste christenen. (?) “Er is in de wereld een energie, een vonk, een lading, waar alles op aangesloten is. De Grieken noemden dit zoe, de mystici ‘Geest’ en Obi-Wan had het over ‘De Kracht’.” (152) En Bell noemt de Kracht uit Star Wars het Woord van God. Als ook Obi-Wan onder de profeten is, is het natuurlijk lastig om over Jezus Christus te spreken als de Enige weg. Echter, zegt Bell dan, deze exclusiviteit heeft inclusiviteit als de andere kant van de medaille. (161) “Inclusiviteit van het soort dat openstaat voor alle godsdiensten, het soort dat er vertrouwen in heeft dat goede mensen binnen zullen komen; dat er maar één stad is, maar dat daar vele wegen naartoe leiden. Deze inclusiviteit gaat ervan uit dat je wel goed zit als je met een oprecht hart leeft en je daden door de beugel kunnen. (…) En dan laat Hij de deur open. Wijd open. Hij laat de deur wijd open voor alle mogelijke mogelijkheden. Jezus is zo beperkt als Jezus en zo alomvattend als het universum.” (162) 

De kernvraag die ook al aan het begin van het boek werd gesteld is: over welke Jezus heeft men het!! Na bovenstaande redenering komt Bell op zijn antwoord. Mijn dunkt een samenvatting van zijn theologie, het is zijn christologie kort samengevat. “Of bedoelen ze de levensbron van het universum, die onder ons heeft gewoond en alles nog steeds onderhoudt met zijn liefde, kracht, genade en energie?” (163) Immers, “(…) de uitdrukking ‘persoonlijke relatie’ [staat] nergens in de Bijbel.” (20) Tja, zo zien we dat je niet louter kunt spreken over de hemel op zichzelf. De Godsleer bepaalt de rest van onze theologie. 

Niet altijd sterk 
Wie het boek leest zal best onder de indruk zijn. Bell weet zijn gedachten goed over te brengen. Hij is retorisch heel erg sterk. Het zijn niet zomaar problemen waar hij mee worstelt in het boek. Je voelt ze daadwerkelijk aan bij het lezen. Maar als we dan zo het een en ander samenvatten, zoals ik hierboven heb gedaan blijkt ook de zwakte van het boek. Het boek blijft vooral op gevoelsniveau steken. Argumentatief vind ik zijn betoog niet zo sterk. 
Bell heeft er zelf niet zoveel mee, maar ik denk dat hij beter zijn uitgangspunt had kunnen nemen in Gods verkiezend handelen. Aan het begin van het boek komt hij hiermee wel op de proppen, maar laat dat direct links liggen. Wat als de evangelist een lekke band krijgt? Dan krijgen sommige mensen nooit het evangelie te horen. De insteek van de Dordtse Leerregels is nu net dat de voeten van hen die het Evangelie brengen zalig zijn. Het is God Zelf Die hier handelt. Zou dan een lekke band een probleem moeten vormen? Dat lijkt me wat klein gedacht. Het is eigenlijk noodzakelijk om de uitverkiezing als uitgangspunt te nemen in deze problematiek. De uitverkiezing heeft voor sommige mensen (waaronder Bell) de bijklank van systeem, dogmatisch, absoluut, en wat wel niet meer vervelend is. Er is dan helemaal geen ruimte meer. Maar nu blijkt dat het tegenovergestelde waar is. Bell wil juist een systeem maken waarin alles helder is. Het moet voor hem duidelijk zijn of iemand in de hemel komt. Hij wil het weten! Wij willen het weten. De uitverkiezing wil niet zo’n systeem zijn. Als we dat belijden, dan belijden we dat we lang niet alles weten, maar dat God alles in handen heeft. En dat we Hem dat ook kunnen toevertrouwen, zonder dat we precies weten hoe het zit. 

Slotbeschouwing 
Het lijkt me dat het hele debat rond hemel en hel vooral een commercieel gebeuren is. Wat aardig is aangeslagen. Het boek zelf valt me wat tegen. Wat wel aardig is en onbenoemd is gebleven zijn de exegetische inzichten van Bell. Niet die over de hel, de teksten die hierover gaan vindt hij ‘nogal vaag’. (77) In zijn boek werkt hij echter ook veel gelijkenissen uit en dat doet hij origineel. Dat maakt toch nog wat goed. 

Rob Bell, En de meeste van deze is… liefde. Een eerlijk boek over hemel en hel. VBK Media, Utrecht 2012, 206 blz. €18,50. 

woensdag 4 juli 2012

W. Verboom, Van hart tot hart


Als er één belijdenisgeschrift is waarmee de meeste mensen niet uit de voeten kunnen, dan zijn het wel de Dordste Leerregels. Met dit ‘statische’ en ‘rationele’ belijdenisgeschrift wordt geworsteld. Door een levenslange omgang heeft dr. Verboom echter geleerd „door alle weerbarstigheden, onduidelijkheden, polemieken en ook eenzijdig- heden van de Dordtse Leerregels heen te lezen.” Hij vond het ‘goud van Dordt’.

Wie enigszins vertrouwd is met dit belijdenisgeschrift zal iets herkennen van die ‘weerbarstigheden’ en ‘onduidelijkheden’. De Dordtse Leerregels zijn geen muziek om van het blad te zingen. Het is een belijdenis die uit een worsteling is ontstaan en alleen worstelend wordt verstaan.

Gereformeerd erfgoed
De Leerregels zijn opgesteld door de Synode van Dordrecht. Deze nationale synode had plaats in de jaren 1618-1619 en moest het geschil tussen de remonstranten en de contraremonstranten oplossen. Deze twee partijen hadden een heftig geschil over de uitverkiezing. De remonstranten leerden dat de mens werd uitverkoren omdat God wist dat deze mens zou (gaan) geloven. Of zoals Verboom opmerkt over de leer van de remonstranten: „Je wordt dus uitverkoren, niet opdat je gelooft, maar omdat je gelooft.” Verder dwaalden de remonstranten omdat zij leerden dat de mens het werk van de Heilige Geest kon tegenhouden en dat de mens nooit zeker kon weten of hij wel zou volharden in het geloof. De contraremonstranten weerlegden deze dwalingen in de Dordtse Leerregels. Zij kwamen tot een positieve belijdenis over de verkiezing en verwerping, over Christus’ dood, over de verdorvenheid van de mens en zijn bekering en over de volharding van de gelovigen.

De vraag is of een belijdenisgeschrift van vierhonderd jaar oud nog waarde heeft voor de hedendaagse gemeente. Verboom merkt hierover op: „het gaat niet om een privé belijdenis, maar om een belijdenis van de kerk.” In de Leerregels staat opgetekend wat het voorgeslacht beleed. Verboom wil dit ‘gereformeerde erfgoed’ doorgeven en schreef daarom dit persoonlijk getinte boekje. Wat betreft de inhoud van dit boekje, deze komt woordelijk overeen met het achtste hoofdstuk van Verbooms eerdere publicatie De belijdenis van een gebroken kerk (Zoetermeer 2005). Voor het gesprek in de gemeente zijn er echter gespreksvragen aan toegevoegd.

Glad ijs
Dat velen worstelen met Dordt heeft ongetwijfeld te maken met het leerstuk van de verkiezing en verwerping. Verboom put als pastor uit de praktijk: „Ik hoor van mensen om me heen, dat zij veel moeite hebben met de leer van verkiezing en verwerping.” Velen binnen de Reformatorische kerken vragen zich vertwijfeld af of zij wel uitverkoren zijn. Verboom geeft toe deze worsteling in zijn persoonlijk leven niet te kennen: „omdat ik niet over de verkiezing kan denken los van Jezus Christus.” Wanneer men los van Christus denkt over de verkiezing, dan begeeft men zich op glad ijs. De auteur verklaart zich nader: „Wie in Christus gelooft kan niet anders dan stamelen: God heeft voor mij gekozen, want hoe zou ik anders in Christus geloven?”

Met schroom spreekt Verboom over de schaduwzijde van de verkiezing; de verwerping. Verboom worstelt met dit leerstuk, toch geeft hij toe dat de Bijbel hierover niet onduidelijk is. Volgens de schrijver moet de verwerping, evenals de verkiezing, niet losgezien worden van Christus. In Christus is Gods liefde, buiten Christus Gods toorn. „God verwerpt niemand omdat hij van eeuwigheid af toch al door Hem verworpen is. God verwerpt alleen diegene, die Hem gedurende heel zijn leven bewust verwerpt”, zo verklaart Verboom. De vraag is echter of Verboom hiermee de Dordtse Leerregels recht doet. Haalt hij niet de scherpe kantjes van dit belijdenisgeschrift af? Verboom geeft dit toe: „Ik weet wel dat er in de Dordtse Leerregels rationeler en statischer en ook iets anders over de verkiezing en verwerping wordt gesproken dan ik nu doe.” De schrijver leest Dordt in het weefsel van de hele belijdenis, anders „worden bepaalde dingen te veel uitvergroot.” De worsteling met de verwerping wordt niet opgelost, desondanks laat Verboom het goud van Dordt schitteren. „Het goud van Gods verkiezende liefde, van Zijn genade in Christus, van Zijn trouw tot het einde.” Een warm getuigenis van een zeer betrokken auteur, dat uitnodigt tot gesprek in de gemeente.

Dr. W. Verboom, Van hart tot hart. Over de Dordtse Leerregels. Voor het gesprek in de gemeente, Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer 2009. 80 blz. € 8,50