woensdag 29 mei 2013

Thomas a Kempis, Het leven van Jezus Christus. Gebeden en overdenkingen.


In 1906 hield de ethische hoogleraar Isaäc van Dijk (1847-1922) een lezing over Thomas a Kempis’ De Imitatione. Hij stelde zich ten doel om een aantal vragen te beantwoorden, waaronder de volgende twee: Waarin ligt de aantrekkingskracht en waar moet voor ons de grens liggen van de aantrekkingskracht van Thomas’ ‘gulden boeksken’? Deze twee vragen kunnen ook gesteld worden bij het recent heruitgegeven werk van A Kempis; Het leven van Jezus Christus.

Deze uitgave, die werd verzorgd door Jacques Koekkoek, is niet de eerste Nederlandse vertaling van Thomas’ Orationes. Dat maakt de uitgave echter niet overbodig. Deze nieuwe, frisse vertaling in een mooie band is een aanwinst voor een ieder die zich interesseert in (middeleeuwse) spiritualiteit. Het werk wordt voorafgegaan door een inleiding waarin A Kempis in zijn historische en godsdienstige context wordt geplaatst en waarin wordt ingegaan op auteurschap, stijlkenmerken en inhoud. Nu is Thomas a Kempis geen onbekende voor wie zich enigszins serieus bezighoudt met kerkgeschiedenis. Zijn werk Over de navolging van Christus wordt wereldwijd gelezen en is voor velen een inspiratiebron. A Kempis wordt wel gezien als de belangrijkste auteur van de Moderne Devotie, een religieuze vernieuwingsbeweging die zich in de veertiende en vijftiende eeuw manifesteerde in de IJsselstreek.

Geert Grote
Als grondlegger van de Moderne Devotie wordt vaak Geert Grote (1340-1384) aangewezen. De inleider geeft een aantal steekhoudende verklaringen voor de opkomst van deze hervormingsbeweging onder zijn leiding. Allereerst wijst hij op de wantoestanden binnen de katholieke kerk. In de kerkelijke hiërarchie was van alles mis. Van priesters die de hand lichtten met het celibaat tot paus en tegenpausen die elkaar bestreden om de macht. Tevens noemt Koekkoek de afstand tussen de theologie, zoals die werd onderwezen aan de universiteiten, en het geloofsleven zoals dat in het alledaagse leven werd beoefend. De moderne devotie daarentegen streefde naar de persoonlijke beleving van het geloof. Jacques Koekkoek merkt daarover op: „De Moderne Devotie wordt dan ook wel omschreven met de term vernieuwde innigheid of vernieuwende innerlijkheid.” (6) Deze ‘vernieuwde innigheid’ of ‘vernieuwende innerlijkheid’ komt tot uitdrukking in wat Johan Huizinga eens noemde een ‘nuchtere mystiek’. 

De titel van het werk dekt de lading. In het werk wordt het gehele leven én sterven van Jezus Christus overdacht. Letterlijk zijn het gebeden. Dat blijkt ook wel uit de vorm. Telkens begint de auteur met: „Ik zegen en dank U, o…”. Het overdenken van Christus' leven gaat vervolgens als vanzelf over in bidden en aanbidden. Overigens bedreef A Kempis geen nieuw genre. In de inleiding wordt een verband gelegd tussen Thomas’ werk en de middeleeuwse passieliteratuur. Een vroomheidsbeleving die met name in de twaalfde eeuw opkwam en waarvan Bernardus van Clairvaux (1090-1152) een belangrijke exponent was.

Christus Pantokrator
Door de kruistochten, waartoe ook Bernardus opriep, leerde men het heilige land kennen en kreeg men belangstelling voor het leven van Christus. Centraal stonden de menswording, het lijden en het sterven van Christus. Van de Christus Pantokrator in de tiende eeuw, verschoof het beeld naar de lijdende Christus –de Man van smarten– in twaalfde eeuw. In A Kempis' beschrijving van Christus' geboorte en naamgeving wordt dit duidelijk: „Ik loof U, beminnelijke Jezus, om uw verheven oorsprong en uw heerlijke geboorte uit de ongerepte maagd Maria. Ik loof U om uw armoede en omdat U nederig hebt willen neerliggen in een kleine onooglijke voederbak. Wie is in staat dit naar waarde te beseffen: de allerhoogste God, zo klein geworden voor de mensen?” (30) A Kempis raakt er niet over uitgedacht; de allerhoogste God werd mens. 

„Er is muziek in de Imitatie”, zo merkte I. van Dijk ooit over de aantrekkelijkheid op. Dit kan ook worden gezegd over Het leven van Jezus Christus. Het spreken van Thomas is affectief, soms lyrisch. Dan kan hij alleen maar in superlatieven spreken: „O verrukkelijke, heilbrengende naam Jezus, die alle kwalen geneest, de geest verlicht en de harten ontvlamt; die treurnis verdrijft, woede stilt, vrede en eendracht schenkt, de liefde voedt en in ellende vreugde schenkt.” (36) In dit meditatief overdenken schuilt de actualiteit van A Kempis’ werk. Waar de grens van de aantrekkelijkheid ligt, zal voor ieder verschillen. Het denken van A Kempis over verzoening, geloof en rechtvaardiging verschilt soms wezenlijk van het reformatorische denken over deze thema’s. Het aanspreken en aanbidden van Maria zal eveneens niet iedereen kunnen waarderen. Dat neemt niet weg dat er in deze uitgave een kostelijke kleinood van middeleeuwse spiritualiteit is ontsloten. 

Thomas a Kempis, Het leven van Jezus Christus. Gebeden en overdenkingen. Inleiding en moderne bewerking door Jacques Koekkoek, Kok, Kampen 2013. 261 blz., € 19,95.

woensdag 8 mei 2013

Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul, Theologie van het Oude Testament


Wat is de centrale boodschap van het Oude Testament? In de loop der tijd zijn er verschillende antwoorden gegeven op deze vraag. Ook in Theologie van het Oude Testament, verschenen onder redactie van Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul, wordt deze vraag gesteld. Het blijkt dat deze vraag nog niet zo makkelijk te beantwoorden is. In het Nederlands taalveld waren we voor deze vragen tot nu toe aangewezen op de bekende theologie van het Oude Testament van prof. dr. Th. C. Vriezen. Sinds de laatste bijgewerkte editie uit 1966 heeft het onderzoek echter niet stil gestaan. Na meer dan 45 jaar is een nieuwe Nederlandstalige theologie van het Oude Testament dan ook geen overbodige luxe.

Literair theologische benadering
De titel van het boek luidt Theologie van het Oude Testament, met als ondertitel de blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel. Deze titel verraadt al direct veel van de inhoud. 'De aanduiding 'de blijvende boodschap' houdt in dat wij geloven in de blijvende actualiteit van dit deel van het Woord van God' (6). Heel bewust kiest men ervoor om de vraag te stellen naar de theologie van het Oude Testament als geheel. Dit veronderstelt een welbewust samengestelde canon met een gemeenschappelijke boodschap. Dit is ook precies wat de auteurs betogen. Na een overzicht van de geschiedenis van de ontwikkeling van de Bijbelsetheologie van het Oude Testament gaat men in deel 1 en 2 vooral in op de vraag naar een methodiek voor een theologie van het Oude Testament. Men pleit hierin voor een literair theologische benadering waarin met name de macrostructuur van de canon een belangrijke rol speelt. Aan de ene kant onderscheidt men zich hierbij van hen die het Oude Testament vooral gebruiken voor antwoorden op eigen vragen. Aan de andere kant onderscheid men zich van hen die vooral op zoek zijn naar een historische ontwikkeling van de theologie van het Oude Israël en hierbij teksten tegen over elkaar zetten, vaak ten koste van de historiciteit. Men pleit voor een open benadering waarbij de tekst serieus wordt genomen. In het Bijbelstheologisch onderzoek van na de Verlichting werd maar al te vaak de handelende God à priori uitgesloten. De auteurs laten bewust ruimte voor de handelende God. Deze benadering is wat mij betreft een verademing ten opzichte van veel andere historisch-kritische benaderingen, waarbij de boodschap zelf verloren gaat. Het Oude Testament is een tekst waarin God spreekt en dat mag meegewogen worden. Voor sommigen zal het werk hierdoor te orthodox zijn.

Ballingschap en terugkeer model
In deel twee gaat men opzoek naar de macrostructuur van het Oude Testament. Tegenover het Thoramodel, waarbij het begrip Thora leidend is voor de indeling van het Oude Testament, pleiten de auteurs voor een model waarin het thema ballingschap en terugkeer leidend is. Men volgt voor wat betreft de indeling van de canon de volgorde uit Babylonische Talmoed (Baba Bathra 14b-15) en daarmee voor een vroege afsluiting van de canon.  In tegenstelling tot de driedeling van Thora, profeten en geschriften, gaan zij uit van de driedeling Priestercanon (Genesis-Koningen), profetencanon (Jeremia-Maleachi) en Wijsheidscanon (Ruth-2 Kronieken). De auteurs stellen dat dit de meest oorspronkelijke ordening is. Op de naden van deze grote drie canonblokken zien zij het thema ballingschap en terugkeer steeds verschijnen. In enkele gevallen wijst men hierbij redactionele ingrepen van de canon samenstellers aan.  Genesis wordt hierbij gezien als het basisboek dat model heeft gestaan voor de macrocanonieke visie van ballingschap en terugkeer (118). In Genesis zijn al de thema's uit het Oude Testament dan ook terug te vinden. De thema's uit Genesis zijn dan ook leidend voor de thema's die de auteurs zelf in deel drie van het handboek uitwerken. De hier gekozen benadering is verassend en vergt voor een westerse lezer wel enige aanpassing. Er wordt flink ingegrepen in de vertrouwde orde. Of deze benadering nu meer overtuigt dan een andere blijft moeilijk te zeggen. Vaak zijn de argumenten steekhoudend, soms echter ook  minder overtuigend. Het blijft een reconstructie van een proces waar we geen getuige van geweest zijn. Binnen de gegeven theorieën lijkt het ballingschap en terugkeer model wel het meest te overtuigen en opent het mooie perspectieven.

Thema's uit het Oude Testament
Waar in deel 1 en deel 2 nog vooral inleidingvragen aan de orde kwamen en er een theoretische basis wordt gelegd, komen we in het derde deel bij de thematische behandeling . We zijn dan op 1/3 van het boek, hetgeen laat zien hoeveel aandacht men besteed aan deze voorvragen. In het derde deel komt echter (eindelijk) de inhoud zelf aan de orde. Vriezen koos hier voor het overkoepelende thema 'de gemeenschap van God en mens.' Koorevaar en Paul kiezen voor zes thema's voortkomend uit een literaire analyse van Genesis. Binnen elk thema wordt telkens de 'rondgang' gemaakt door de canon. Elk van de drie canonblokken krijgt hierbij een eigen paragraaf. In de laatste paragraaf komen de lijnen samen. Met deze benadering probeert men het opleggen van een theologisch raster te voorkomen en de thema's vooral vanuit het eigene van het Oude Testament te benaderen. Opvallend is hierbij de ruimte voor het thema 'de schepping'. Bij Vriezen kreeg dit thema nauwelijks aandacht. Vaak worden de teksten uit Genesis 1 en 2 na de ballingschap gedateerd, waardoor ze nauwelijks relevant zijn. Hier wordt het thema schepping echter als eerste besproken en krijgt het ruime aandacht. Men gaat hierbij uit van de historische betrouwbaarheid van Genesis 1 en 2. Dit is een groot winstpunt en laat direct de relevantie zien van een literair theologische benadering. De tekst zelf wordt hier ten volle serieus genomen. Het laatste thema dat besproken wordt is het bezit van de aarde en land Kanaän. Dit geeft ten slotte opening naar het laatste deel van het boek waarin de beweging van het Oude Testament naar het Nieuwe Testament wordt gemaakt. Men schetst hier hoe de lijnen uit het Oude Testament in het Nieuwe samenkomen.

Tenslotte
Theologie van het Oude Testament kan met recht een grote aanwinst genoemd worden. Het brengt een soms te snel vergeten deel van Gods openbaring opnieuw onder de aandacht. Het laat zien dat het Oude Testament het waard is om nauwkeurig bestuurd te worden. Het vraagt aandacht voor de eigenheid van het Oude Testament en opent de ogen voor de structuur van het Oude Testament als geheel. De orthodoxe en belijdende insteek zal voor sommigen een struikelblok zijn, maar maakt het voor gemeente en kerk juist relevant. Koorevaar en Paul maken ons bewust dat het Oude Testament meer aandacht verdiend dan het soms gegeven wordt. Dit boek biedt een goed startpunt om het Oude Testament op waarde te schatten.

Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul, Theologie van het Oude Testament, de blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel, Zoetermeer, 438 blz., € 39,50.