dinsdag 5 juni 2012

Charles Taylor, Een seculiere tijd

Het boek van Charles Taylor laat zich samenvatten in de titel: Een seculiere tijd. Hoe is het toch gebeurd dat een samenleving veranderd in een seculiere eeuw? Welke verandering? Deze: Hoe komt het dat het in 1500 vreemd was om niet te geloven, en in 2000 is het vreemd om wel te geloven? Wat is er gebeurd? En bij mij als gelovige lezer kwam meteen de vraag naar boven: Wat kunnen we er tegen doen?
Om daar gelijk maar mee te beginnen, op die laatste vraag gaat Taylor niet in. Hoewel hij zelf gelovig is (lid van de Rooms Katholieke Kerk), wil hij slechts op een wetenschappelijk verantwoorde wijze zoeken naar de oorzaken van het proces wat wij noemen, de secularisatie. Hij doet dat echt zoekend en tastend, uiterst uitgebreid en genuanceerd. Als je het leest denk je soms, kan het niet wat scherper? Ik vermoed dat Taylor een heel zachtaardige man is die vooral zoekt naar volledige kant van het verhaal, en daarbij iedereen recht willen doen. Wat is ‘secularisatie’ volgens Taylor? Niet de leegloop van kerken in West Europa, ook niet de scheiding van kerk en staat waardoor de kerken geen invloed meer hebben op de staat, nee, het is de verandering van een samenleving waarin het abnormaal was om niet te geloven naar een samenleving waarin het abnormaal is om wel te geloven. En geloven is dan het geloof dat achter het hele wereldgebeuren iets hogers schuilt, wat daar op de een of andere manier mee in contact staat. Dat is uiteindelijk wat Taylor bedoeld met de secularisatie. Het is niet meer vanzelfsprekend om in God te geloven.

Dat komt doordat de mens de macht heeft gekregen om het leven in te richten zoals hij dat wil. De mens heeft steeds meer mogelijkheden gekregen, maar vooral ook verklaringen waarom dingen zijn zoals ze zijn. Dat maakt de mens in zekere zin onafhankelijk. Hij bepaald de loop van de zijn leven in grote mate zelf. Tenminste, dat idee heeft hij. Tegelijk moet worden gezegd dat de mens religie als verschijnsel niet heeft losgelaten. Mensen die beweren dat religie sinds 1500 een uitstervend fenomeen is krijgen van Taylor geen gelijk. De mens blijft religieus, alleen meer fragmentarisch, meer individueel, minder aangesloten bij kerkelijke gemeenschappen. De interesse voor geloven blijft, alleen niet meer in de vaste structuren van kerkgenootschappen, alhoewel mensen ook weer willen blijven behoren bij bepaalde vaste groepen. Taylor gelooft dat de kerk zich in elke tijd moet aanpassen. Juist de neiging van de laatste eeuwen om alles vast te leggen is tegen het kerk-zijn in. De kerk moet een breedte kunnen hebben waarin verschillende manieren van geloofsbeleving naast elkaar kunnen bestaan. Nog een aardig citaat voor degenen onder ons die enigszins gecharmeerd zijn van de evangelische beweging: “Veel mensen stellen zich niet tevreden met een voorbijgaand gevoel van enthousiasme. Ze willen erop doorgaan en zoeken naar wegen om dat te doen. Dat leidt hen naar de beoefening die hun belangrijkste toegang is tot traditionele vormen van geloof” (blz. 681).
Het boek bestaat uit vijf delen, waarvan de eerste drie als lezingen zijn verschenen en de laatste twee als toevoegingen aan die lezingen. Persoonlijk vind ik hoofdstuk 3 en 14 het meest interessant, omdat die heel concreet maken hoe het seculiere denken om ons heen vorm heeft gekregen.

Tot slot willen we nog kijken naar de rol van de auteur, omdat die soms afwezig lijkt te zijn in het boek. Hij komt heel genuanceerd over. Hij schrijft bijvoorbeeld ergens dat de huidige vorm van religie vooral een sterk individualistische component heeft, hoewel dit dan weer niet betekent dat het ons allemaal tot eenlingen maakt. Op een gegeven moment wordt dit genuanceerde wel eens wat vermoeiend. Toch komt de mening van Taylor zelf af en toe naar voren. Hij bespreekt op bladzijde 678 een kernnotie van wat veel mensen vermoeden als oorzaak van de seculariatie, namelijk dat het menselijke verlangen naar religie verflauwt. ‘Als we opvatting niet aanvaarden dat het menselijke verlangen naar religie verflauwt, en die aanvaard ik niet, waar bevind zich dan de toegang tot religieuze beoefening en een diepere verbinding daarmee?

Bij het lezen van dit boek kwam in gedachten bij mij een ander boek boven: Ongeloof en revolutie van Groen van Prinsterer. Ik dacht enige overeenkomsten te bemerken tussen beide schrijvers. Beiden willen namelijk de geschiedenis van deze wereld duiden vanuit de theologie/filosofie. Beiden zeggen dat je de theologie/filosofie niet los kan zien van de geschiedenis, en andersom, de geschiedenis niet los kan zien van de theologie/filosofie. De geschiedenis op zichzelf zegt niets, de theologie/filosofie op zichzelf zegt niets. Nee, de geschiedenis moet geduid worden vanuit levensbeschouwelijke kaders. Dat is wat Groen doet in zijn Ongeloof en Revolutie. Hij duidt de geschiedenis vanuit de Schrift. Dat is ook wat Taylor probeert te doen in zijn boeken. De loop van de geschiedenis duiden vanuit de filosofie. Wil je de geschiedenis echt goed bestuderen, dan heb je de theologie/filosofie nodig.

Voor ons een wijze les. Er staat geschreven, er is geschied!


Charles Taylor, Een seculiere tijd. Uitgeverij Lemniscaat b.v., Rotterdam 2e druk 2010, ISBN 9789047701576, 1146 blz. € 39,95