zaterdag 22 maart 2014

Peter Gemeinhardt (hg.) Athanasius Handbuch

Met een handboek over de griekssprekende kerkvader Athanasius van Alexandrië is er nieuw deel toegevoegd aan de serie Duitstalige handboeken die verschijnen bij uitgeverij Mohr Siebeck. Onder redactie van Peter Gemeinhardt, hoogleraar kerkgeschiedenis te Göttingen, wordt achtereenvolgens een overzicht gegeven van de huidige stand van zaken in het Athanasius- onderzoek (A), de persoon (B) en het werk (C) van de kerkvader en tenslotte de invloed (D) die uit is gegaan van deze grootse gestalte uit de vroege kerk.

„Schon seien Zeitgenossen was Athanasius fast wie eine mythische Gestalt erschienen” (S. 73), zo wordt Von Campenhausen geciteerd in de inleiding op het artikel waarin Athanasius’ biografie wordt beschreven. Tal van biografische gegevens zijn omgeven met een geur van heiligheid. Biografie en hagiografie vermengen zich dan ook gemakkelijk in de levensbeschrijvingen van de kerkvader van het oosten, zo blijkt uit de monografieën die in de loop der tijd zijn verschenen. Toch wordt ook in dit handboek, dat geheel gewijd is aan de kerkvader, een poging gedaan om zijn leven te beschrijven. Gegevens over zijn jeugd ontbreken echter, zodat pas na zijn bisschopsverkiezing op 8 juni 328, de bisschop van Alexandrië ‘greifbar’ en ‘datierbar’ wordt. Wel valt nog op te merken dat Athanasius rond 319 vermoedelijk de kerk als diaken ging dienen en dat hij in deze hoedanigheid ook aanwezig was op het befaamde concilie van Nicea (325). Ervan uitgaande dat de kerkvader drieëndertig jaar oud was toen hij tot bisschop werd gekozen, wordt doorgaans het jaar 295 als zijn geboortejaar aangehouden. Zijn verkiezing tot bisschop was niet geheel onomstreden. Een tweetal bezwaren werd daartegen gekoesterd. Allereerst zou hij te jong zijn voor dit gewichtige ambt. Als tweede bezwaar werd aangevoerd dat hij weliswaar diaken was, maar niet tot priester was gewijd.
Homoousios
Tijdens zijn episcopaat ondervond Athanasius eveneens de nodige tegenstand. Vele malen moest hij vanwege ballingschap zijn cathedra verlaten. Vele ketters, soms gesteund door de wereldlijke macht, dwongen de bisschop hem hiertoe. Deze interne spanning in de christelijke kerk is terug te voeren op de veroordeling van Arius, op het al eerder genoemde concilie van Nicea. Daar werd tegen Arius de wezenseenheid van Christus en de God de Vader (homoousios toi patri) als orthodoxe leer aanvaard. Het schisma dat door deze uitspraak tot stand kwam heeft lang nagewerkt in de Egyptische kerk. Daarnaast waren er ook nog de manicheeërs die voor spanningen zorgen en was er nog een kwestie die te maken had met de bijzondere situatie in de oosterse kerk, namelijk het monnikendom dat min-of-meer als zelfstandige macht bestond naast de kerk en zo een bedreiging vormde voor de institutionele kerk. Athanasius heeft ernaar gestreefd om dit monnikendom op te nemen binnen de kerk en heeft levenslang gepoogd de kerk de reorganiseren. Voortdurend was de kerkvader bezig om de gelovigen te beschermen tegen vijanden van de waarheid; als daar waren de heiden, de arianen en de melitianer. De kerk moest bij de traditie van de vaderen gehouden worden. Wanneer in het jaar 373 Athanasius sterft dan kan zijn episcopaat met recht als onstuimig getypeerd worden. Tobias Georges verwoordt het in zijn artikel ‘Der bischof von Alexandrien’ (S. 82-93) treffend als hij schrijft: „Sein [d.i. Athanasius’] vehement verfochtener Glaube an die Wesenteinheit Jesu Christi mit Gott dem Vater war ein wesentlicher Grund für die Konflikte, die sein [idem.] Episkopat begleiteten, bildete aber zugleich das basale Motiv, mit welchem er die ägyptische Kirche zusammenhielt.” (S. 92)

Al in zijn vroeg te dateren dubbelwerk Contra gentes/De incarnatione Verbi –over de datering valt overigens te twisten, getuige S. 167-168 van dr. Uta Heils artikel over ‘Das apologetische Doppelwerk’ (S. 166- 175)– wordt duidelijk welke voorname plaats de wezenseenheid tussen God de Vader en de Zoon inneemt in de theologie van Athanasius. Hier zij opgemerkt dat het genoemde artikel heel informatief van aard is. Er wordt een duidelijk overzicht gegeven van de structuur en de inhoud van wellicht het bekendste werk van de kerkvader. Twee gronden worden genoemd voor het feit dat God mens moest worden. Allereerst worden Gods gerechtigheid en goedheid genoemd. Omwille van Gods rechtvaardigheid kwam de dood als loon op de zonde. Uit goedheid echter wil God de mens –naar zijn evenbeeld geschapen– niet aan de ondergang overlaten. „So musste also Gottes Wort Mensch werden, seinen Leib für das Todesurteil opfern (Hebr. 2) , den Tod überwinden (1 Kor 15,56), um so die Menschen zur Unsterblichkeit zurückzuführen (1 Kor 15, 21 f. 53)” (S. 170) zo wordt kernachtig samengevat. Als tweede grond voor De incarnatione Dei wordt genoemd dat de mens zo tot de rechte Godskennis kon komen. Deze gedachte wordt in dit en in andere artikelen verder uitgewerkt. Door Stefanie Frost wordt in haar artikel over Athanasius’ verlossingsleer gesproken over een ontologische verandering en een epistemologische heroriëntering ten gevolge van Christus’ incarnatie en kruisdood. Weliswaar vormen beide werken, zoals de titel al aangeeft, een apologie oftewel een verdediging van het christelijk geloof. Daarmee is echter nog niet alles gezegd. Niet alleen het apologetische, maar ook het leerstellige en zeker het pastorale karakter van De incarnatione Verbi valt op. Op grond van de Schrift geeft Athanasius een „Entwurf und Grundriss des christlichen Glaubens und verweist auf die eschatologische Erwartung der Wiederkunft Christi, der die Menschen richten (2 Kor 5,10) und zur Auferstehung führen wird.” (S. 172)

Drie-enig
Wordt in deel C.I. ingegaan op de geschriften van de bisschop van Alexandrië. In deel C.II. wordt een zevental thema’s uit zijn theologie behandeld. Onder andere Athanasius’ spreken over de Drie-enige God, de Christus als Logos en de Heilige Geest worden meer systematisch uitgewerkt. Telkens valt weer op dat de eerder uitgezette lijnen voortgezet en verder uitgewerkt worden. De historische context waarin de theologie van Athanasius wordt geplaats is uitermate boeiend. Zo schrijft Adolf Martin Ritter in zijn artikel over ‘Der dreienige Gott’ (S. 291- 299) over de Athanasius en de ‘hypostasenstrijd’. Ritter betoogt dat het denken over de drie hypostasen binnen de Godheid al bij Origenes (ca. 185- 253/254) voorkwam. Deze drievuldigheid kwam niet alleen in de heilsgeschiedenis openbaar, zoals Irenaeüs (ca. 140- 202) betoogde, men tendeerde steeds meer naar een verbinding tussen de economische en de immanente triniteitsleer. Het belang van Athanasius’ denken over de drie-enige God wordt met een uitvoerig citaat van de Nederlandse theoloog E.P. Meijering helder onder woorden gebracht. In het geloof hebben we niet met een abstracte godheid te doen, maar met de drie-enige God die uit de eeuwigheid onze zaak tot de Zijne maakt. God zelf wordt mens, opdat de mens God deelachtig zou worden, aldus de beroemde uitspraak uit Athanasius’ geschrift over de menswording. Hoe de mens deel kan hebben aan God, wordt verder uitgewerkt in het artikel over Athanasius’ leer over de Heilige Geest. Duidelijk is echter dat, wil de Logos (het Woord) de mens verlossen en tot God brengen, Hij Zelf goddelijk moet zijn. Vandaar Athanasius’ voortdurende hameren op de wezenseenheid van God de Vader en God de Zoon.

Hoe de theologie van deze zogenaamde Griekse kerkvader doorwerkte in de Latijnse kerk oftewel de kerk van het westen, vormt onder andere de inhoud van het vierde deel van dit handboek. Gaandeweg worden steeds meer lijnen zichtbaar. Wanneer het gaat over de christologie en soteriologie van Athanasius dan dringt een vergelijking met Anselmus van Canterbury zich op. Een gelijkenis tussen De incarnatione Verbi van de eerst genoemde en Cur deus Homo van Anselmus ligt voor de hand. Professor H.C. Brennecke gaat dan ook in op Athanasius’ mogelijke invloed op de middeleeuwse kerkleraar. De mogelijkheid van een directe beïnvloeding is zeer gering, aangezien het werk (nog) niet in het Latijn beschikbaar was. Inhoudelijke overeenkomsten bestaan er echter wel. Een zekere, zakelijke overeenkomst tussen de beide geschriften valt dan ook niet te ontkennen.
In latere tijden komen er wel Latijnse vertalingen van Athanasius’ werk beschikbaar. Met name humanisten als Erasmus van Rotterdam en Johannes Reuchlin zorgden daarvoor. Door de nauwe band, die er was tussen de humanisten en de reformatoren ten noorden van de Alpen, werden de laatsten eveneens beïnvloed door de Griekse kerkvader. Met name Luther en diens leerling Melanchthon citeerden in hun spreken over de christologie en de triniteitsleer veelvuldig uit Athanasius’ werk. Niet alleen ten tijde van de reformatie, maar ook in latere tijden bleek Athanasius' werk actueel te zijn. Daarnaast blijkt uit het geheel van dit Athanasius Handbuch waarin nauwkeurig persoon, werk en invloed worden beschreven, dat het werk van deze kerkvader nog steeds de moeite van het bestuderen waard is. Wellicht kan dit werk een handreiking bieden bij een eerst kennismaking, maar ook bij verdere studie.

Peter Gemeinhardt (Hg.), Athanasius Handbuch. Mohr Siebeck: Tübingen 2011. XV + 537 S. € 49,00 (Paperback) of € 99,- (Hardcover).