maandag 8 juli 2013

Dr. Jan Hoek, Garantie voor de toekomst


Een stevig gespreksboek. Voor wie houdt van een pittige inhoudelijke kring is dit nieuwe boekje van dr. Hoek zeer geschikt. Aan de hand van verschillende Bijbelgedeelten behandelt hij het thema 'hoop'. De hoop van een christen is een hoop op de toekomst. Dr. Hoek heeft meer gepubliceerd over de Bijbelse toekomst-verwachting. Het unieke van dit boek is dat hij het dichtbij de lezer brengt door het sterk te koppelen aan het thema van de hoop. Hij slaagt erin bij zijn beschrijving de gelovige te betrekken. Hoe leef ik uit de hoop? Zijn belezenheid blijkt ook uit dit boek. Vele schrijvers worden aangehaald. Van moderne literatuur (Gerard Reve) tot klassieke dogmatiek (Calvijn). Mooi zijn ook de vele Schriftgegevens die tussen haakjes gegeven worden en de gespreksvragen voor groepsbespreking.

Zoals Johannes de apostel van de liefde wordt genoemd, en Paulus de apostel van het geloof, zo noemt dr. Hoek Petrus de apostel van de hoop. De hoop bij Petrus en de rest van de Bijbel stoelt op 'in het verleden behaalde resultaten die nu juist wel de garantie bieden voor de toekomst'. Hij gebruikt het beeld van een brug. De ene pijler is het 'reeds': Dat wat Christus heeft gedaan in Zijn lijden, sterven en opstaan. De andere pijler is het 'nog niet': Dat wat nog uitstaat in de toekomst. Tussen deze pijlers hangt de brug van de hoop (16). 

Hoe ziet de brug van de hoop er volgens ds. Hoek uit? 

1. Die brug is vaak een moeilijke weg. Een weg waarin de tekenen van de eindtijd zich openbaren, waarin de persoon van de antichrist zich zal openbaren. Een weg waarop de Kerk waakzaam zal moeten zijn. Een weg waarop de Kerk zal moeten letten op Israël, want daar staan nog grote dingen te verwachten. Hoek citeert met instemming de kanttekeningen van de statenvertalers uit Romeinen 11:27 en is kritisch op hen die de opname van de gemeente verwachten los van de definitieve wederkomst.

2. Die brug is ook een weg van zien voorbij de dood. Hoe ziet het er na de laatste ademtocht uit? Hoek verdedigt antwoord H.C. 57 over de ziel die meteen naar God gaat. 'Er is geen millimeter niemandsland' (57). Op die brug zingt de kerk van alle eeuwen en plaatsen een paaslied, geleerd van de apostelen en profeten en van Christus zelf. Een zeer verhelderend beeld was voor mij dat van de angel die uit de dood is. Wat betekent dat? 'De dood kwam als een enorme wesp op Jezus af en stak Hem met zijn angel diep en pijnlijk in het vlees. Jezus moest sterven, de dood leek overwinnaar. Maar intussen had de dood zijn angel verloren' (53).

3. Is er aan het einde van de brug misschien een 1000 jarig vrederijk? Die vraag behandelt Hoek in het vierde hoofdstuk. Pastoraal en toch eerlijk wijst hij de opvatting van het prechiliasme en postchiliasme af, en kiest voor de opvatting van de meeste reformatoren. Hij geeft een leessleutel voor het boek Openbaring: Net als de profeten is het boek Openbaring zo diep en krachtig dat het niet eenmaal, maar vele malen vervuld wordt.

4. Hoe is ons lichaam op deze brug? Een kerker waaruit we bevrijd moeten worden? Of is onze lichamelijkheid het een en al? Hoek wijst beide van de hand. Het lichaam is sterfelijk én het is door God geschapen. Daarom gaat het er niet om, om van het lichaam verlost te worden, maar om mét het lichaam verlost te worden (79). Het reiskleed wordt een feestkleed. In een ondeelbaar ogenblik gaat het geheiligde lichaam over in een verheerlijkt lichaam. Hoe weet je dat zeker? Hoe weet je zeker dat dit geen droom is? Kijk naar Adam, zegt dr. Hoek. In Adam is de dood in de wereld gekomen. Om ons heen waart de dood rond. Zo zeker als de drievoudige dood door Adams' val in de wereld is gekomen, zo zeker is de zaligheid door Christus' werk aanwezig. 

5. Op die brug wordt ook gehoopt op het oordeel. De gemeente verzucht: 'de morgen, ach, wanneer?'. Het is voor gelovige niet in die zin onzeker, dat men nog onzeker is over hun eeuwige bestemming. Nee, die dag ziet de christen met blijdschap tegemoet. Dat komt door de vreemde vrijspraak van het evangelie. De dood verdient, het leven gekregen. Juist het gericht geeft Gods genade zo'n diepte. 'Het besef dat ons leven in het gericht komt, geeft aan ons leven een laatste ernst. We zullen rekenschap hebben te geven. Voor God...' Ook over de hel schrijft dr. Hoek eerlijk. Tegenover theologen die de hel ontkennen (Bell) of tijdelijk maken (Berkhof) houdt hij vast aan de realiteit van de hel als een eeuwige plaats van wroeging en Gods afwezigheid, de onherroepelijke consequentie van het kwaad (110). 

6. Uiteindelijk is de brug ook een hopen op eeuwig leven. 'Als de portalen van goud zijn, hoe zullen dan de zalen zijn.' Waarom wil een christen daar heen? Zo vraagt dr. Hoek aan het eind van dit mooie en heldere boek. 'Omdat ik dan geen zonde meer doe. Dat is de kern van het eeuwige leven en het wezen van het geloofsheimwee daarnaar. Zalig wie zo heimwee kennen' (147). 

Dr. J. Hoek, Garantie voor de toekomst, Gespreksboek over hoop, Uitgeverij Boekencentrum: Zoetermeer 2013. 160 blz., € 17,50. 

maandag 1 juli 2013

R. van Kooten, Hoe apostolaire bewogenheid een onbeweegbare kerk in beweging brengt

Op 26 juni 2013 verdedigde dr. Van Kooten in de aula van de Vrije Universiteit van Amsterdam zijn proefschrift over de kerkorde van 1951. De promotor was prof. dr. A van de Beek, de copromotor prof. dr. W. Janse. Het proefschrift van dr. Van Kooten is, samen met dat van dr. M. Klaassen, de eerste uitgave van het nieuwe label van uitgeverij De Banier onder de naam Labarum Academic. Labarum is Latijn voor 'banier.' Onder dit label wil de Banier de komende tijd verschillende proefschriften, mono-grafieën en congresbundels uitgeven op het gebied van theologie, geschiedenis en maatschappijwetenschappen. Een initiatief dat te waarderen is, maar dat, wat betreft vormgeving, nog wel flink wat verbetering kan gebruiken. Jammer dat men hier niet meer aandacht aan heeft besteed.

Bronnenonderzoek
Voor mij ligt een lijvig proefschrift van bijna zevenhonderd pagina's. De inhoudsopgave alleen al telt dertien bladzijden. Het proefschrift is getiteld 'Hoe apostolaire bewogenheid een onbeweegbare kerk in beweging brengt.' Met als ondertitel 'Onderzoek naar de oorsprong en bedoelingen van hoofdthema's van de kerkorde van 1951.' Het geheel verraadt een jarenlange studie en nodigt niet direct uit tot lezen. De studie is met name een gedetailleerd bronnenonderzoek naar het ontwerp en de oorsprong van de Kerkorde van 1951. Van Kooten put hierbij uitsluitend uit de notulen en verslagen van de Generale Synode en de verschillende commissies rondom de kerkorde, uit de periode 1940-1951. Alle uitingen op privétitel die door de hoofdrolspelers uit die tijd gedaan zijn, worden niet meegenomen. Deze keuze is begrijpelijk, maar de verantwoording overtuigt niet direct. Hoewel het bronnenonderzoek erg gedetailleerd is, weet Van Kooten het geheel wel leesbaar te houden. Ondanks dat, is het meest interessante deel toch wel het vierde deel. In honderd pagina's vindt hier de evaluatie plaats. Van een aantal van de Romeinse artikelen wordt vanuit het perspectief van het apostolaat de ontwikkeling geëvalueerd. Telkens blijkt het apostolaat van beslissend belang te zijn.

Kerk in beweging?
Duidelijk wordt uit het proefschrift dat de apostolaatgedachte leidend is geweest bij het ontwerp van de nieuwe kerkorde. De situatie van de Tweede Wereldoorlog leidde ertoe dat de kerk belijdend ging spreken.  Er kwam beweging in een kerk die meer dan honderd jaar gevangen zat in de Babylonische gevangenschap van het algemeen reglement van 1816. Tegelijk laat Van Kooten zien dat veel begrippen nooit goed gedefinieerd zijn. Daarnaast ontbrak het aan de bezinning op prealabele vragen. Het begrip apostolaat zelf is nooit helder ingevuld en haar betekenis verschoof. Van de uitleg van Kraemer, apostolaat als het uitreiken naar het verlorene, tot de interpretatie van Van Ruler, apostolaat als instrument voor maatschappijkritiek. De realiteit was, dat wanneer men het eerst eens had moeten worden over de beginselen, men het nooit eens was geworden. 'Het heeft geleid tot een kerkorde en zo tot een kerkelijk leven zonder vaste koers. In feite wordt zo de toestand van het reglement bestendigd' (579). De beweging die ingezet was werd richtingloos, de trein nam een verkeerde wissel en raakte uitgerangeerd. Dit laatste is de toch wel teleurstellende conclusie van het proefschrift. Het roept de vraag op die de promotor in de laudatio stelde: 'Is de kerkorde de projectbeschrijving van het werk dat gedaan moet worden, of is het de tafelschikking van het feest na gedane arbeid?'

Gewicht
De vraag die blijft hangen is of dit proefschrift niet te laat is gekomen? Het is een uitgebreide en gedetailleerde studie, waarvan het de vraag is in hoeverre het nog relevant is. De PKN heeft reeds in 2004 afscheid genomen van de Kerkorde van 1951 en haar nieuwe kerkorde is al lang en breed voltooid en ingevoerd. Wat dat betreft is het proefschrift te laat. De HHK heeft de kerkorde van 1951 in 2004 overgenomen en is op dit moment bezig haar te herzien. Het lijkt alsof de relevantie met name daar gezocht moet worden. Met de woorden van dr. Van Kooten: 'Het laat zien hoe belangrijk, diep ingrijpend en geestelijk de zaken rond de kerkorde zijn. Synodeleden moeten de envelop daarom niet ongeopend laten. Bezig zijn met de kerkorde is belangrijk werk.' Het zou zomaar kunnen dat tweeënzestig jaar later iemand er bijna zevenhonderd pagina's over vol schrijft.


R. van Kooten, Hoe apostolaire bewogenheid een onbeweegbare kerk in beweging brengt, onderzoek naar de oorsprong en bedoelingen van hoofdthema's van de kerkorde van 1951, Labarum Academic, Apeldoorn, 685 blz., € 39,95.

dinsdag 25 juni 2013

Aurelius Augustinus. Geef mij te drinken. Verhandelingen 1-23 over het Johannesevangelie. [In Iohannes euangelium tractatus]

De laatste jaren is uitgeverij Damon druk bezig om de vele werken van Aurelius Augustinus (354-430) voor het Nederlands taalgebied toegankelijk te maken. Een belangrijk onderdeel daarvan zijn de verschillende verhandelingen naar aanleiding van Bijbelgedeelten. Het boek dat we voor ons hebben handelt over de eerste vijf hoofdstukken van het Johannesevangelie, verhandeling 1 tot 23 van de in totaal 124 verhandelingen. Het boek concentreert zich rondom de evangelist welke Jezus liefhad. En tussen de regels door proeven we, dat dit ook voor Augustinus zelf gold. Hij heeft een bijzondere liefde voor het evangelie naar de beschrijving van Johannes. Johannes, de arend. 'Hij was uitgestegen boven alle toppen van de aarde, boven alle lagen van de lucht, boven alle sterren in hun banen, boven alle koren en legerscharen van engelen' (54). En zo heeft hij de woorden van de Heere Jezus ingedronken. Dit boek cirkelt dan ook rond het centrale thema: Jezus Christus als de bron van leven. Daar vind een mens zijn uiteindelijke geluk. 


Allegorie
Dit laatste komt prachtig tot uitdrukking in verhandeling 15, over de ontmoeting van Jezus met de Samaritaanse vrouw. Zij zegt: 'Geef mij te drinken.' Augustinus zegt: 'Had ze maar beter geluisterd, dan had ze gehoord hoe Jezus haar eigenlijk continu toeriep: 'Kom tot mij, u die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven.' Hier wordt de vrouw vanuit het boek Hooglied toegepast op de Kerk. De Kerk zal komen, op Jezus roepstem, 'maar ze kan dat alleen als ze begint met geloof ' (323). De roep uit Johannes 4:21 'Geloof Mij' is voor deze vrouw, en in haar voor allen die deze roep verstaan, de redding van haar leven. De vijf mannen die de vrouw gehad heeft, zijn de vijf zintuigen waarmee de mensheid God tevergeefs tracht te zoeken. Maar die zijn haar man niet. Voor haar staat haar Man, Jezus. En Hij zegt: 'Geloof Mij.' Nog een voorbeeld van een allegorie vinden we in het gedeelte over de verlamde man, die al 38 jaar ziek op bed ligt. Waarom, zo vraagt Augustinus zich daar af, dat getal 38? Waarom ligt de man nu uitgerekend 38 jaar op bed? Hij zegt: Het getal 40 wordt ons aanbevolen als een getal dat heilig is vanwege een zekere volmaaktheid. Mozes vastte 40 dagen, Elia ook, en van de Heere Jezus lezen we het eveneens. Met Mozes wordt naar de wet gewezen, met Elia naar de profeten en met Jezus naar het evangelie (bijvoorbeeld de verschijning op de berg). Of de aarde kent vier windstreken, vermenigvuldig dat met tien van de denarie, dan heb je ook 40. Hoe komt hij dan bij 38? Hij zegt: Het getal 40 staat dus voor een periode van onthouding, goede werken dus. Maar Paulus zegt dat de wet zich vervult in de liefde, waarmee hij verwijst naar het dubbele liefdesgebod. Wat doet Augustinus? Hij haalt de twee hoofd geboden van 40 af en komt op 38! Waarom was deze man 38 jaar ziek? 'Het getal 40 komt dus neer op de vervulling van de wet en de wet wordt slechts vervuld door het tweevoudige liefdesgebod. Waarom verbaast u zich dat deze man ziek was? Hij kwam er twee tekort voor 40' (345). 

De bron
Soms gaan de getalberekeningen van Augustinus ver. Dan voel je bij het lezen een kloof van 1600 jaar, waarbij wij toch na de Reformatie staan, met haar zeer kritische houding ten opzichte van allegorie. Maar meestal zien we in deze 1600 jaar oude schrijver een tijdgenoot van iedere generatie. Ik denk dat het komt door een innerlijke vroomheid die samengaat met een scherpe geest. Een eerbiedige houding die voortkomt uit een oprecht gelovig hart, dat rust heeft gevonden in Christus. Een basiskenmerk van alle gelovigen. De Kerk kan niet anders dan drinken. Drinken van de Bron, Jezus Christus. Daar is de Kerk, die met Augustinus vers voor vers de Bijbelboeken doorleest met niets anders dan de bede in het hart: Geef mij te drinken. 

Aurelius Augustinus, Geef mij te drinken. Verhandelingen 1-23 over het Johannesevangelie. [In Iohannes euangelium tractatus], Ingeleid, vertaald en van aantekeningen voorzien door Hans Tevel en Hans van Reisen. Damon, Budel 2010. 480 blz., € 49,90.